Na bestudering van de stukken is volstrekt duidelijk dat hier geen sprake is van een
inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer (Wm). Deze wet kent een eigen definitie
van het begrip 'inrichting'. Dit betekent dat het bestemmingsplan in deze niet
bepalend is voor wat betreft het aantal inrichtingen.maar de Wet milieubeheer. Ook al
gaat het bestemmingsplan er van uit dat in planologische zin (gezien het bouwvak
bijvoorbeeld) sprake is van een bedrijf, dan is dat niet relevant Verwezen wordt naar
een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak d.d. 9 maart 2011, Echt-
Susteren, LJN-nr BP7103, gepubliceerd in Milieu en Recht 2011, p 541.
Ingevolge artikel 1.1, lid 4 van de Wm worden als een inrichting beschouwd de tot
eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische,
organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke
nabijheid zijn gelegen. Verder kan op grond van (voorheen artikel 8.10, lid 1 W) de
vergunning slechts worden geweigerd in het belang van de bescherming van het
milieu. Ten slotte is de inhoud van een vergunning voor een bouwactiviteit niet van
belang. Alleen de criteria uit artikel 1.1 lid 4 Wm zijn bepalend. Ook de wijze waarop
een of meer activiteiten in andere regelgeving is/zijn gedefinieerd, zijn niet van
belang voor de uitleg van het begrip 'inrichting'. De windmolen ligt wel in de directe
nabijheid, maar van technische, functionele of organisatorische binding is geen
sprake. Sterker nog, het betreft twee verschillende activiteiten die niets met elkaar te
maken hebben. Het zou puur kunstmatig zijn om tussen de windmolen en het
agrarisch bedrijf een binding te bewerkstelligen. Maar het houdt in ieder geval al op
omdat TKMW hier expliciet afstand van neemt en dar niet aan mee wenst te werken.
Overigens zou - ook al zou TKMW hier aan meewerken - in juridische zin een
situatie worden gecreeerd die niet in overeenstemming is met de werkelijkheid.
In mei 2011 is een principeverzoek ingediend om het voormalige varkensbedrijf om
te vormen naar een hertenhouderij met bijbehorende bedrijfswoning. Duidelijk is dat
de voormalige bedrijfswoning niet kan worden geacht bij de windturbine te horen en
andersom maakt de windmolen geen onderdeel uit van het agrarische bedrijf. Als de
gemeente een omgevingsvergunning verleent voor een bedrijfswoning (bij de
hertenhouderij), dan ontstaat er een situatie die vanuit vanuit een goede ruimtelijke
ordening ongewenst is. Een bedrijfswoning komt namelijk binnen de milieucontour
van de windmolen te liggen. Wordt de vergunning voor de hertenhouderij verleend
omdat een hertenhouderij kan worden gerangschikt onder 'agrarisch bedrijf, dan
moeten vanwege de aanwezigheid van een bedrijfswoning zodanige (milieu)eisen
worden gesteld op basis van het Activiteitenbesluit (Barim) dat de windmolen niet
meer kan functioneren. De daaruit voortvloeiende schade kan uiteraard niet voor
rekening van de exploitant van de winmolen komen. Daar zal de gemeente voor op
moeten draaien.
De gemeenteraad moet bewerkstelligen dat de milieuhygienische situatie wordt
verankerd in het bestemmingsplan. Dit om te voorkomen dat er een gevoelig object
binnen een mileuzone wordt gebouwd. Het huidige bestemmingsplan laat de bouw
van een bedrijfswoning nog toe. Geadviseerd wordt om voor het onderhavige perceel
zo spoedig mogelijk een voorbereidingsbesluit te nemen om dit te voorkomen. Het
voorbereidingsbesluit moet bekend zijn gemaakt voordat er een (formele) aanvraag
om een omgevingsvergunning voor de hertenhouderij met bedrijfswoning wordt
ingediend,