3 Visie
Inhoud voorstenen: Het succes van scholen hangt van meer af dan huisvesting alleen. Zaken als
kwaliteit van het onderwijs, inhoudelijk concept, team en directie staan los van de huisvesting. De
levensvatbaarheid van scholen dient door de scholen zelf te worden bewerkstelligd. De gemeente
investeert alleen waar schoolbesturen hebben uitgesproken dat instandhouding van de
betreffende scholen op die locatie duurzaam gegarandeerd is.
Opvangen groei en krimp: Aangezien macro gezien sprake is van een leerlingendaling binnen de
gemeente Leeuwarderadeel, gaan we ervan uit dat groei en krimp van scholen in de toekomst
zoveel mogelijk binnen de bestaande huisvestingscapaciteit via medegebruik kan worden
opgevangen. Uitbreidingen vinden dus in principe niet meer plaats, tenzij grondige redenen
aanwezig zijn hiervan af te wijken.
Reductie overcapaciteit De investeringen in de onderwijshuisvesting zijn er mede op gericht om de
normatieve overcapaciteit zoveel mogelijk terug te dringen. In geval van vervangende nieuwbouw
wordt 'passend' teruggebouwd. Waarzich mogelijkheden voordoen worden aanverwante
voorzieningen zoals peuterspeelzaalwerk en kinderopvang gei'ntegreerd in de schoolgebouwen.
Hiermee kan overcapaciteit efficient worden ingezet en kan de doorgaande leerlijn tussen deze
partijen ook fysiek worden vormgegeven. Waar leegstand niet gevuld kan worden met
maatschappelijke activiteiten, wordt bezien of commerciele verhuur mogelijk is. De invulling van
leegstand geschiedt in alle gevallen in overleg tussen gemeente en schoolbesturen.
Gezonde volumes: Bij het treffen van maatregelen in de onderwijshuisvesting wordt beoogd
zodanige volumes te creeren dat hiermee richting de toekomst sprake is van een gezond te
exploiteren situatie. De 'gezonde volumes' worden samen met de schoolbesturen bepaald. Bij een
vergroting van schaalgroottes dient rekening gehouden te worden met zaken als samenwerking,
verkeersafwikkeling, beschikbaarheid locatie, herontwikkeling van vrijkomende locatie en
financiele haalbaarheid.
Vernieuwing waar nodig: De gemeente gaat niet automatisch over tot renovatie van
onderwijsgebouwen na veertig jaren. Er wordt gekeken naar de feitelijke technische en functionele
staat van het gebouw. Een gebouw moet zowel technisch als functioneel aan het eind van zijn
levensduur zitten, wii het voor renovatie in aanmerking komen. Bovendien moeten de
leerlingenontwikkeling en de spreiding van de leerlingen voldoende aanleiding geven een
dergelijke investering te treffen. Wanneer er sprake is van renovatie, wordt deze optie te alien
tijde afgezet tegen de optie van vervangende nieuwbouw.
13/21 ICSadviseurs 25 September 2012