voordoen. Het bestuursorgaan wordt daarover geadviseerd door de klachtbehandelaar en de klachtencoordinator. Indien de indiener van de klacht het niet eens is met het feit zijn klacht niet verder wordt behandeld, kan hij zich alsnog wenden tot de Nationale ombudsman. Artikel 8. Onderzoek Een klacht die in behandeling wordt genomen kan uiteraard pas worden afgedaan nadat een onderzoek heeft plaatsgevonden. Daartoe kan de klachtencoordinator in overleg met de klachtbehandelaar rechtstreeks alle gewenste inlichtingen inwinnen of doen inwinnen. Het is tevens mogelijk om bij deskundigen advies of inlichtingen in te winnen en deze zo nodig uitnodigen om te worden gehoord. Artikel 9. Hoor en wederhoor Een belangrijk onderdeel van het onderzoek naar de klacht is het hoor en wederhoor, met inbegrip van de mogelijkheid om op elkaars standpunten te reageren. In het kader van een behoorlijke klachtenbehandeling verlangt de Algemene wet bestuursrecht dat klager en aangeklaagde worden gehoord. Dit is een essentieel onderdeel van de procedure (MvT Kamerstukken II25 837, nr. 3, p. 19). Het horen dient verschillende doelen: verduidelijking van de klacht, verkrijgen van nadere informatie, conflictoplossing, herstel van geschonden vertrouwen en waarheidsvinding. De aangeklaagde moet altijd worden gehoord. De klager hoeft niet te worden gehoord als de klacht kennelijk ongegrond is of als hij niet gehoord wenst te worden. In verband met een zorgvuldige procedure moet een verslag worden gemaakt van de hoorzitting. De procedure met betrekking tot de hoorzitting is niet uitvoerig wettelijk vastgelegd. De enige voorwaarde is dat beide partijen in de gelegenheid moeten worden gesteld hun standpunten kenbaar te maken. Verder is de procedure geheel vrij. Tevens is niet vastgelegd dat de betrokkenen in elkaars aanwezigheid zouden moeten worden gehoord. Anders dan in de bezwaarschriftenprocedure heeft het bestuursorgaan in de klachtprocedure volledig vrije keus om klager en aangeklaagde al dan niet in elkaars aanwezigheid te horen. Gelet op de bedoelingen van de wetgever kan een namens het bestuursorgaan optredende klachtbehandelaar niet volstaan met een louter passieve houding waarin hij uitsluitend luistert. Van hem mag in zoverre een actieve rol verwacht worden dat hij tijdens het hoorgesprek op verzoek of eigener beweging de informatie over het standpunt van het bestuursorgaan naar voren brengt die klager nodig heeft om zijn klacht zinvol te kunnen toelichten. Van de klachtbehandelaar mag echter niet worden verwacht dat hij tijdens de hoorzitting met klager in discussie gaat over de waardering of beoordeling van de klacht en dat hij al tijdens de hoorzitting zijn standpunt daarover geeft (No 15 apri 2005, AB 2005/185). In lid 3 wordt het verschijning ter zitting door een ambtenaar als getuige als verplichting opgelegd. Dit strookt met de opvatting van de Nationale ombudsman, die heeft geoordeeld dat indien het horen van een getuige essentieel is voor de waarheidsvinding, het achterwege laten van het horen van de getuige onjuist is (No 29 april 2004, rapport 2003/107; No 26 april 2004, rapport 2004/138; No 3 juni 2005, rapport 2005/159). Voor de inhoud van het verslag dat naar aanleiding van de hoorzitting wordt opgemaakt geldt dat de hoofdlijnen van het verhandelde tijdens de hoorzitting moeten worden vastgelegd. Als er nieuwe feiten en omstandigheden naar voren komen, moeten deze worden vermeld. Artikel 10. Afdoening Het bestuursorgaan moet de klacht binnen zes weken af doen (met verdaging binnen tien weken). Door middel van de interen klachtenbehandeling worden naar verwachting de meeste klachten naar tevredenheid van de klager afgedaan. Indien klager niet tevreden is over de afdoening van de klacht, dient de mogelijkheid te worden geboden de klacht voor te leggen aan de Nationale ombudsman.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2012 | | pagina 86