113602
uit te breiden. Deze uitbreiding is doorgevoerd op de Archeologische Mo-
numentenkaart van de RCE en op de FAMKE.
Op de kaart van Schotanus kent het westelijke perceel nog geen bebou-
wing, zo ook niet op de kadastrale minuut uit circa 1830. Op de kaarten uit
het midden van de 19de eeuw staat op het westelijke perceel bebouwing
aangegeven, nog niet een boerderij maareen huis. Rond 1900 heeft de
bebouwing zich uitgebreid. in de 19de eeuw en de eerste helft van de
20ste eeuw werden de huizen en boerderijen veel lichter gefundeerd dan
tegenwoordig. De diepte van de bodemingrepen op de terp/verhoogde
woonplaats zullen in de tijd beperkt zijn geweest. De archeologische lagen
zullen ter plaatse van de funderingen van het huis met aangebouwde
schuur tot de diepte van de indertijd gegraven funderingssleuven verstoord
zijn. In de jaren 1973/1974 heeft ereen uitbreiding plaatsgevonden aan de
oostkant van het huis. Niet duidelijk is op welke wijze de schuur/loods is
gefundeerd. Onder het huis en bijbehorende schuur kunnen zeker nog ar
cheologische lagen aanwezig zijn. De boringen in het oostelijke perceel
hebben uitgewezen dat hier sporen aanwezig zijn die tot ongeveer 3 m on
der maaiveld doorlopen. Men moet bij herbouw of nieuwbouw ter plaatse
van de huidige bebouwing dus zonder meer rekening houden met de ar-
cheologie. Het bebouwde deel op het westelijke perceel kan niet op voor-
hand afgeschreven worden.
Ook op de plekken waar in het verleden bomen of fruitbomen hebben ge-
staan en waar leidingtraces zijn aangelegd kan men nog te maken krijgen
met archeologische waarden. Over de bomen is hierboven al het een en
ander gezegd. Wat betreft de leidingtraces: ter plekke van de leidingsleu-
ven (meestal tot circa 70 cm beneden maaiveld) zal de bodem verstoord
zijn, maar hieronder kunnen nog archeologisch relevante lagen of diepere
sporen aanwezig zijn.
Alle bouwwerkzaamheden die dieper gaan dan 30 cm onder maaiveld kun
nen leiden tot beschadiging en/of verstoring van de archeologische waar
den. Uit het booronderzoek van RAAP komt naar voren dat de bouwvoor
op het oostelijke perceel 25-30 cm dik is. Direct daaronder liggen de ar
cheologische lagen. Op de nog niet overbouwde delen van het westelijke
perceel zal ook een dunne bouwvoor aanwezig zijn.
De initiatiefnemer dient de kosten te dragen van het archeologische onder-
zoek dat in het kader van het verkrijgen van een omgevingsvergunning zal
moeten worden uitgevoerd. Het is aan te raden zo archeologie-vriendelijk
mogelijk te gaan bouwen, omdat hiermee voorkomen kan worden dat er
naast een vooronderzoek ook nog een duur vervolgonderzoek noodzakelijk
wordt.
Als reclamanten dit op prijs stellen, kunnen ze altijd nog een afspraak met
de gemeente maken om met een archeoloog een en ander door te spre-
ken. Bij bouwplannen kan in gezamenlijk overleg worden gekeken wat de
beste mogelijkheden zijn.
Standpunt
De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbe-
stemmingsplan.
Buro Vijn B.V.
biz 8
Reactienota Zienswijzen Reactienota Zienswijzen
Status: Concept 13-06-13