b. Mestvergisters worden niet toegestaan in het bestemmingsplan. Re- clamant heeft dit onjuist beoordeeld. Alleen bestaande mestvergisters zijn geregeld. Er is dan ook geen aanleiding geweest om mestvergisters in zijn algemeenheid mee te nemen in het Planmer. c. Als reclamant met de kleine vergisters de minivergisters bedoeld, dan kan worden gesteld dat daar wel degelijk aandacht aan is besteed in het Planmer. Van deze vergisters zijn de effecten kwalitatief beschre- ven. Wat betreft de emissie van dergelijke vergisters kan worden ge steld dat deze verwaarloosbaar is, omdat dezelfde hoeveelheid mest- stoffen in de vergister gaat, die normaal (langdurig) in de mestkelder verblijft. Afhankelijk van de snelheid waarmee de mest van de mestkel der naar de mestvergister wordt gepompt, kan vergisting zelfs leiden tot afname van de ammoniakemissie. d. In het Planmer staat op meerdere plekken duidelijk vermeld dat alleen de bestaande intensieve bedrijven zijn bestemd, maar dat de gemeente niet afwijzend tegenover intensieve bedrijven staat. Echter vanwege de gevolgen voor de milieu- en woonsituatie, het landschap en de natuur- waarden in de omgeving is medewerking afhankelijk gesteld van een afzonderlijke planprocedure. e. De provincie stimuleert dit niet, de provincie stelt juist grenzen aan de uitbreiding van het aantal koeien. De richtlijn dat een bedrijf 75% grondgebonden moet zijn, voorkomt dat er koeienfabrieken ontstaan die volledig onafhankelijk van de gronden ter plaatse, kunnen functioneren. Met de beperking van bedrijfsgrootte tot 3 ha en de eis van grondge- bondenheid wordt voorkomen dat er met de afschaffing van het melk- quotum drastische veranderingen gaan optreden. Om die reden is het trendscenario een reeei scenario. f. Deze zin in het bestemmingsplan zal worden aangepast. g. De genoemde Natura 2000 gebieden zijn niet aangewezen voor stik- stofgevoelige habitats of soorten. Om die reden zijn de gebieden bij de stikstofproblematiek niet nader betrokken. Wel is er naar aanleiding van het bezoek van de Commissie mer nog een aanvulling gemaakt waarin de relatie met de Vogelrichtlijngebieden Groote Wielen en Lau- wersmeergebied nader is beschouwd. Voor de kleinere (EHS- jnatuurgebieden geldt een ander toetsingskader. Voor deze gebieden wordt geen rekening gehouden met externe werking. Zodoende zijn de ze gebieden niet meegenomen in het Planmer. h. Het Planmer gaat zeer uitvoerig in op de stikstofproblematiek en ook op de mogelijkheden die er bestaan om tot reducerende maatregelen te komen. De gemeente kan een vermindering niet afdwingen, maar kan daarin wel een stimulerende rol spelen. In het bestemmingsplan is ver- volgens geborgd dat er in ieder geval geen zodanige toename plaats kan vinden dat de toestand van de natuurgebieden verder kan verslech- teren. i. Het beleid met betrekking tot de landbouw gaat uit van een zekere mate van ontwikkeling. De gemeente wil die ontwikkelingsruimte in het plan bieden. De maximale benutting gaat er vanuit dat dit op alle percelen plaatsvindt. Dat is niet reeel. Wel is de verwachting dat dit op enkele percelen zal gebeuren binnen de komende planperiode van 10 jaar. Met de restricties van de grondgebondenheid, de maximale omvang 113602 biz 23 Reactienota Zienswijzen Reactienota Zienswijzen Status: Concept/13-06-13 Buro Vijn B.V.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2013 | | pagina 208