onnodig en zeer ongewenst. Het enige waar reclamant het mee eens is, is
dat melkveehouderijen grondgebonden dienen te blijven.
Reactie
De gemeente is vanuit meerdere invalshoeken geconfronteerd met de pro-
blematiek van de grondgebondenheid van agrarische bedrijven en de wijze
waarop dit in het plan met voldoende zekerheid vastgelegd kan worden.
Ook reclamant komt, ondanks de wens om de melkveehouderij grondge
bonden te houden, niet met een voorstel van een wijze waarop dit volgens
reclamant afgedwongen kan worden met het bestemmingsplan. Er is
weliswaar veel andere regelgeving die hierin het een en ander reguleert,
maar het aspect grondgebondenheid is dermate ruimtelijk relevant (o.a.
vanwege de relatie met de omgeving, de invloed op natuur, cultuurhistorie
en landschap) dat hieromtrent regels in het bestemmingsplan opgenomen
moeten worden.
De provincie heeft vooreerst afgezien van een regeling in de verordening,
maar vraagt de gemeenten wel om hierover iets in het bestemmingsplan te
regelen, dat aansluit bij de methodes die door de provincie hiervoor zijn
bedacht. Dat zal nog in de verordening worden verankerd (zie stuk Provin
ciate Staten van 27 februari 2013, nr 01025705). De nu gekozen oplossing
- de tekst in de toelichting in samenhang met het begrip grondgebonden - is
in overleg met de provincie in het bestemmingsplan opgenomen.
Vanuit het Planmer en door de Commissie mer is aangegeven dat het van
uit de bescherming van het milieu en de regulering van stikstofemissie be-
langrijk is dat op een goede wijze geborgd wordt dat agrarische bedrijven
grondgebonden blijven. Daarbij is het wenselijk dat er een relatie wordt ge-
legd met de hoeveelheid grond binnen de gemeente om een ongebreidelde
groei van de veestapel te kunnen voorkomen.
Het aangehaalde citaat in de toelichting is een letterlijke tekst van de pro
vincie. Deze tekst is bedoeld om als handvat te dienen bij de beoordeling
van de mate van grondgebondenheid van agrarische bedrijven. Het wil de
problematiek kenschetsen en tegelijkertijd bij toepassing van het plan aan
gegeven wat relevant kan zijn om grondgebondenheid te beoordelen. De
gehanteerde percentages in samenhang met alle andere genoemde aspec-
ten zijn daarbij niet als harde ondergrenzen genoemd, maar zuiver als richt-
lijn. Per geval zal de grondgebondenheid beoordeeld moeten worden. Het
zijn dus zeker geen harde criteria bij toepassing van de regels. De toelich
ting in relatie tot de regels zal hierop nog een keer worden nagelopen. Er
zal nog duidelijker worden aangegeven dat het om een handreiking gaat en
niet om harde grenzen. Er is echter geen reden om dit uit het plan te halen,
temeer daar de provincie van doel is om in de verordening te bepalen dat
een dergelijke methode in de bestemmingsplannen moet worden opgeno
men.
Standpunt
In de toelichting in relatie tot de regels duidelijker aangeven dat de zinsne-
den over grondgebondenheid bedoeld zijn als handreiking bij de beoorde
ling van de mate van grondgebondenheid van individuele bedrijven en dat
de teksten niet als harde criteria zijn bedoeld.
biz 28
113602
Buro Vijn B.V.
Reactienota Zienswijzen Reactienota Zienswijzen
Status: Concept 13-06-13