2 het kabinet het initiatief laat aan gemeenten en provincies. Waar het de onderlinge rolverdeling tussen gemeenten en provincies betreft, dient voorop te staan dat gemeenten als eerste aan zet zijn als het gaat om het vinden van oplossingen om hun maatschappelijke opgaven beter te kunnen oppakken. Tegelijkertijd is het zo dat gemeenten en provincies in deze discussie optrekken in partnerschap, vanuit onderscheidenlijke verantwoordelijkheden in het belang van het lokaal bestuur. Provincies spelen daarbij vanuit hun algemene verantwoordeiijkheid voor de kwaliteit van het lokaal bestuur vaak een modererende rol in de discussie over de bestuurskracht van gemeenten en kunnen deze ook in regionaal verband bezien. Vanuit deze rol als moderator dienen provincies waar nodig sturing te geven aan de discussie die kan leiden tot een herindelingsvoorstel. De provincies en gemeenten in Groningen en Noord-Brabant hebben recent laten zien hoe complementair naar de kwaliteit van het lokaal bestuur gekeken kan worden. Zoals aangegeven, hebben provincies ook een bovenlokale verantwoordeiijkheid die uitgaat boven de belangen van afzonderiijke gemeenten. De invulling van deze verantwoordeiijkheid kan voor de provincie aanleiding zijn zelf het initiatief te nemen of een initiatief van gemeenten over te nemen als gemeenten na een lange discussie zelf niet tot een herindelingsvoorstel komen, terwijl versterking van de gemeenteiijke bestuurskracht wel nodig is. Daarnaast sturen provincies het herindelingsadvies door naar het kabinet, met een provinciale zienswijze als gemeenten het advies hebben opgesteld. Het kabinet is als medewetgever verantwoordelijk voor het beoordelen van een herindelingsadvies en het omzetten in een wetsvoorstel wanneer het kabinet het herindelingsadvies positief beoordeelt. De formele roi van het kabinet blijft beperkt tot het beoordelen van de ingediende herindelingsvoorstellen. Bij een positief oordeel zal een wetsvoorstel worden voorbereid. Bij een negatief oordeel wordt het herindelingsadvies afgewezen. Gemeenten en provincies zijn dan aan zet om een eventueel nieuw herindelingsvoorstel voor te gaan bereiden. In het geval van een negatief oordeel zal het kabinet de Tweede Kamer informeren over de beweegredenen om het herindelingsadvies niet over te nemen. Het kabinet heeft een voorkeur voor herindelingsvoorstellen die op de steun van alle betrokken gemeenten kunnen rekenen. Herindelingsadviezen van onderop, die bij gemeenten zelf vandaan komen, worden daarom door het kabinet toegejuicht. Wei wil het kabinet voorkomen dat herindelingsdiscussies tussen gemeenten jarenlang voortduren zonder reeei zicht op een bevredigende uitkomst. Provincies kunnen in dergelijke gevailen en in gevaiien waar naar het oordeel van de provincie urgente problemen spelen die alleen opgelost kunnen worden met een herindeiing, het initiatief nemen in het gesprek over versterking van de gemeenteiijke bestuurskracht en wanneer nodig zelf een arhi-procedure starten. Dat betekent een verruiming van de provinciale rol ten opzichte van het Beleidskader gemeenteiijke herindeiing uit 2011. Deze verruiming past bij de algemene verantwoordeiijkheid die de provincies hebben voor de kwaliteit van het lokaa! bestuur. 4. Criteria toetsing voorstellen Het Beleidskader gemeenteiijke herindeiingen formuleert de criteria aan de hand waarvan het kabinet gemeenteiijke en provinciale herindelingsvoorstellen toetst, maar een herindeiing is geen wiskunde. Het is daarom ook niet mogelijk een checklist te ontwikkeien die tot een eenduidige uitkomst zal leiden. Per geval zal een afweging gemaakt moeten worden op basis van de lokale en regionale omstandigheden, ontwikkeiingen en context. Een afweging die voor de betrokken gemeenten leidt tot een versterking van de bestuurskracht en die goed past binnen de regio waar de gemeenten in iiggen. Het kabinet zal deze afweging in ieder geval toetsen aan de volgende vijf criteria: a) Draagvlak b) Interne samenhang/dorps- en kernenbeleid c) Bestuurskracht d) Evenwichtige regionale verhoudingen e) Duurzaamheid

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2013 | | pagina 31