HOOFDSTUK 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 37
Tijdstip beeindiging gebruik; staat van onderhoud
1. Nadat het bevoegd gezag een gebouw of terrein niet meer nodig heeft voor de huisvesting van een
school, wordt het gebruik ervan zo spoedig mogelijk beeindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in
de door het college en het bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastge-
steld door gedeputeerde staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van een ge
zamenlijke akte.
2. Indien er, naar het oordeel van het college mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het ge
bouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag be-
hoort, wordt, voordat de eigendomsoverdracht plaats vindt, een staat van onderhoud opgemaakt.
3. De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van het college na overleg met het bevoegd ge
zag.
4. Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, in
dien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegd gezag wordt
uitgevoerd of welk bedragin plaats daarvan aan het college betaald wordt. Indien het overleg niet tot
overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt.
5. Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege indien dit naar het oordeel van het college
niet nodig is.
HOOFDSTUK 7 Gebruik gymnastiekruimte voor basisonderwiis en (voortgezet) speciaal onderwijs
Artikel 38
Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik
1. Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onder
wijs verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor
dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave be-
vat de volgende gegevens:
a. de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitgedrukt in een aantal klokuren;
b. de aanduiding van de gymnastiekruimte of-ruimten waarin het gebruik wordt gewenst;
c. de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende en schoolweek wordt gewenst.
2. De jaarlijkse opgave van het gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte als bedoeld in het
eerste lid wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 19, met dien verstande dat op de af-
handeling van een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit artikel van toepassing is.
3. Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basis van de
ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor ba
sisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen
gymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaci
teit van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week
per gymnastiekruimte.
4. Het college neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende in acht:
a. de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een gym-nastiekruimte, zoals
opgenomen in bijlage I, deel B;
b. het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat eigenaar is van
18