het milieu, of het betrekken van jongeren of ouderen of andere speciale doelgroepen. In de
subsidieregeling kan ook worden opgenomen dat het college bij de verlening verplichtingen kan
opleggen.
Artikel 14. Verantwoording
Als niet in de subsidieregeling wordt bepaald op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van
de subsidie dient te verantwoorden, dan dient dit bij de verleningsbeschikking vermeld te worden
(artikel 10 van de ASV). Gezien de grote mate van vrijheid is geen uitgewerkte modelbepaling
opgenomen.
Artikel 15. Aantonen verrichting subsidies tussen 5.000 en 50.000
Het derde lid van artikel 14 van de ASV creeert de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om
in een subsidieregeling te kiezen voor een van het eerste en tweede lid van artikel 12 afwijkende wijze
voor het aantonen in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. Gezien de grote mate van
vrijheid is geen uitgewerkte modelbepaling opgenomen.
Bij subsidies van een beperkte omvang of subsidies die aan een vertrouwde subsidie-ontvanger
worden verstrekt is het niet altijd nodig om een inhoudelijk verslag conform het tweede lid in te
dienen. Hetzelfde geldt voor subsidies die voor een doel worden aangewend dat nadere
verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt, bijvoorbeeld de huurkosten van een
gebouw. De verantwoorde besteding van de subsidie blijkt dan immers a I uit het feit dat het
betreffende gebouw in gebruik is bij de subsidie-ontvanger.
Voor dit soort subsidies is, zoals gezegd, in het derde lid de mogelijkheid geopend voor het college om
andere bewijsmiddelen te verlangen dan de gebruikelijke. Bij de aanschaf van een speeltoestel
bijvoorbeeld kan gedacht worden aan eenfoto. Bij een gehouden evenement aan een krantenartikel.
Artikel 16. Eindverantwoording van subsidies van meer dan 50.000
Artikel 15, eerste lid, van de ASV bevat de hoofdregel met betrekking tot de termijnen voor het
indienen tot vaststelling. In het geval het bij een specifieke subsidieregeling te voorzien valt dat een
daarvan afwijkende termijn wenselijk is, kan deze op grond van het derde lid in de subsidieregeling
worden vastgesteld.
Bij subsidies vanaf€ 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk
op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindtplaats op basis van
uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij definanciele eindverantwoording mag de
subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld stuk vragen. Artikel 15, derde lid, van de ASV
biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens
gevraagd worden. Als een controleverslag van een accountant bij een bepaald soort subsidies niet
nodig is, kan in de desbetreffende subsidieregeling worden bepaald dat artikel 15, tweede lid, aanhef