zoeken naar werk biedt. Dat moet met minder geld dan voorheen en daarom moeten beleidskeuzen
worden gemaakt: aan wie wordt ondersteuning geboden en waaruit bestaat die. Hiertoe wordt
onderscheidt in werkzoekenden gemaakt.
2.6.2 Te onderscheiden groepen werkzoekenden
In het keukentafelgesprek met het gebiedsteam wordt beoordeeld of begeleiding naar werk nodig is.
Die wordt geboden door Pastiel. Werkzoekenden waarbij enige vorm van begeleiding nodig is worden
doorverwezen naar Pastiel, tenzij een ander (re-integratie) traject meer passend en beschikbaar is. Op
basis van de loonwaarde worden drie groepen onderscheiden. Die loonwaarde moet het inzicht geven
in de mate van productiviteit op de werkplek. Dat is belangrijk voor het vaststellen van de
loonkostensubsidie. Regionaal gelden minimumeisen voor de loonwaardebepaling en dat onderscheid
wordt gemaakt tijdens het keukentafelgesprek. Het gaat om de volgende drie groepen:
A. Werkzoekenden met een loonwaarde van meer dan 80%:
Van hen wordt verwacht dat zij op eigen kracht terugkeren naar de arbeidsmarkt of passende scholing
vinden. Er is kortdurende steun mogelijk in de vorm van samenwerken met uitzendbureaus,
sollicitatietraining of een kort gesprek om de mogelijkheden te inventariseren. Pastiel kan dat bieden
maar ook andere bedrijven of organisaties.
B. Werkzoekenden met een loonwaarde van 40 tot 80%:
Bij minder dan 80% loonwaarde is er meer probleem analyse nodig om een concrete aanpak te
bepalen. Deze werkzoekenden zullen overwegend worden doorverwezen naar Pastiel.
C. Werkzoekenden met een loonwaarde van minder dan 40%>:
Voor deze werkzoekenden geldt hoe lager de loonwaarde, hoe hoger de zorgbehoefte en noodzaak tot
beschut/begeleid werken. Passende dienstverlening is dan resp. dagbesteding, arbeidsmatige
dagbesteding, interne werkplek en beschut werk. De ondersteuning bestaat dan uit een zorgtraject of
een vorm van beschut werk. Dit laatste wordt georganiseerd onder de Wmo en valt onder hoofdstuk 3.
Beleidskeuze:
1Werkzoekenden, waarbij enige vorm van begeleiding nodig is, worden doorverwezen naar Pastiel,
tenzij een ander (re-integratie) traject meer passen en beschikbaar is.
2. De gemeente bepaalt tot welke doelgroep de betrokkene behoort.
3. Flexibiliteit is belangrijk, daarom wordt het re-integratiesysteem jaarlijks geevalueerd en zo nodig
aangepast.
2.7. Instrumenten: Beschut werk en loonkostensubsidie
De belangrijkste instrumenten in de nieuwe Participatiewet zijn beschut werk en loonkostensubsidie.
Deze instrumenten worden hieronder nader uitgewerkt.
2.7.1. Beschut werk
De Werkbedrijven worden verantwoordelijk voor de organisatie van het beschut werken en gemeenten
treden op als werkgever voor hen die structured niet in staat zijn tot het verrichten van volledig
loonvormende arbeid. Op voordracht van de gemeente zal het UWV een indicatie afgeven, waaruit de
mate van noodzakelijke begeleiding blijkt. Werknemers krijgen op basis van een CAO een
dienstverband tegen 100% van het wettelijk minimumloon. Dat kan na verloop van tijd licht stijgen en
de cao partijen moeten hier daarom arbeidsvoorwaarden over vaststellen. Per beschutte werkplek is
een subsidie beschikbaar van 70% van het wettelijk minimum loon. De plekken mogen overal
gecreeerd worden, dus ook bij reguliere werkgevers of maatschappelijke organisaties. Gemeenten
hebben ervaring met de organisatie van beschutte werkplaatsen binnen de WSW. Met de vorming van
capaciteit voor beschut werk ontstaat er ruimte om nieuwe concepten, ook buiten de oude SW, te
ontwikkelen en opnieuw te kijken naar de bekostiging. Omdat het een kwetsbare doelgroep betreft
stelt dit eisen aan het niveau van de begeleiding en de omgeving. Voor de invulling van deze
werkplekken is het zinvol te kijken naar mogelijkheden die samenhangen met lokaal welzijn en het
12