Toelichting
Algemeen
Er is gekozen voor een algemene, globaie verordening. Dit heeft te maken met de aard van de op-
dracht die de raad heeft gekregen, te weten het bij verordening regels stellen waarin het beleid van de
gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aan-
dacht blijken voor de in de Participatiewet onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onder-
scheiden subgroepen. Dit leent zich niet tot het formuleren van
gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is
maatwerk. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen wat in het concrete
geval een passend re-integratietraject is. Daarom wordt aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid
gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken. Artikel 10 van de Participatiewet be-
paalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en
de door het college i.e. het dagelijks bestuur noodzakelijk geachte voorziening binnen de kaders van
de re-integratieverordening. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de voorzieningen vast te
leggen die het dagelijks bestuur in ieder geval kan aanbieden.
Met betrekking tot de volgende voorzieningen is de gemeenteraad verplicht om regels op te nemen in
deze verordening:
- scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a, vijfde lid, van de Participatiewet (artikelen
8a, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet);
- de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, Participatiewet (artikelen 8a, eerste lid,
onderdeel d, en tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet);
- participatievoorziening beschut werk, bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet
(artikelen 8a, eerste lid, onderdeel e, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet), en
- no riskpolis (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet).
Pagina 7-13
Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015