Het tweede lid geeft aan dat het dagelijks bestuur een voorziening kan beeindigen en in welke gevallen
dat kan doen. Onder beeindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een
werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een
detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beeindigen dienen vanzelfsprekend de
toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht
te worden genomen.
Het dagelijks bestuur kan een voorziening beeindigen in de gevallen zoals opgenomen in
artikel 3, tweede lid, van deze verordening. Een voorziening wordt bijvoorbeeld beeindigd als een per-
soon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt. Voor de persoon zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid,
onderdeel a onder 2, van de Participatiewet wordt op dit punt een
uitzondering gemaakt. Het gaat om de persoon zoals bedoeld in artikel 34a, vijfde lid,
onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA.
Voor deze doelgroep geldt dat het dagelijks bestuur ondersteuning bij de
arbeidsinschakeling moet bieden gedurende twee aaneengesloten jaren, het inkomen ten minste het
minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie is
verstrekt.
Artikel 4. Eigen bijdrage
Niet-uitkeringsgerechtigden behoren tot de doelgroep die een voorziening moet worden
aangeboden. Zij kunnen niet worden uitgesloten op basis van hun inkomen. Om die reden wordt de
niet-uitkeringsgerechtigde een eigen bijdrage in rekening gebracht.
Artikel 5. Budgetplafonds
In het verlengde van artikel 2, tweede lid, kan het dagelijks bestuur budgetplafonds
instellen. Met het insteilen van dergelijke plafonds wordt voorkomen dat bepaalde groepen oneven-
redig veel aanspraak maken op voorzieningen en daaraan gekoppelde middelen.
Artikel 6. Schoiing
Dit artikel regelt dat het dagelijks bestuur een scholingstraject kan aanbieden aan een persoon die
behoort tot de doelgroep.
Bij de inzet van schoiing wordt gekeken naar de arbeidsmarktrelevantie en de duur ervan. Het dage
lijks bestuur hoeft aan een persoon geen schoiing aan te bieden als dergelijke schoiing naar zijn oor-
deel de krachten of bekwaamheden van de persoon te boven gaan. Gekozen wordt voor die schoiing
die het snelst leidt tot het beoogde doel. In beginsel zal er geen
schoiing ingezet worden die langer dan 24 maanden in beslag neemt.
Jongeren
Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015
Pagina 9-13