j. plan van aanpak: ook wei genoemd een (sociaal) activeringsplan, trajectplan of
ondersteuningsplan, is een document dat beschrijft wat de
verschillende partijen gaan doen en welke afspraken er zijn
gemaakt.
Artikel 2. Het verlagen van de uitkering
1. Als de belanghebbende, voorafgaand aan of tijdens de uitkering, naar het oordeel van het
dagelijks bestuur tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening
in het bestaan of de uit de Participatiewet, het Bbz 2004, de IOAW en de IOAZ voortvloeiende
verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het
dagelijks bestuur, diens ambtenaren of instanties die zijn belast met de uitvoering van de
Participatiewet, IOAW en IOAZ zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze
verordening de uitkering verlaagd.
2. De hoogte van de verlaging wordt gebaseerd op:
- de ernst van de gedraging;
- de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten; en
- de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert.
3. Verlaging van de uitkering op grand van deze verordening laat onverlet de bevoegdheid van
het dagelijks bestuur dat ter zake van dezelfde gedraging over kan worden gegaan tot
opschorting of intrekking van het recht op uitkering.
Artikel 3. Het besluit tot opleggen van een verlaging
In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering als bedoeld in artikel 18,
tweede, vijfde en zesde lid, van de Participatiewet, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van
de IOAW en de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAZ worden in ieder geval vermeld:
a. de reden van de verlaging;
b. de duur van de verlaging;
c. het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd, en
d. indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardverlaging.
Artikel 4. Afzien van uitvoering van verlaging
1. Het dagelijks bestuur ziet af van een verlaging als:
a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, of
b. de gedraging meer dan een jaar voor constatering van die gedraging door het
dagelijks bestuur heeft plaatsgevonden.
2. Het dagelijks bestuur voert een verlaging niet uit als het daarvoor dringende redenen
aanwezig zijn.
3. Als op grand van dringende redenen een verlaging niet wordt uitgevoerd, wordt de belang
hebbende hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Ondanks dat geen verlaging wordt
uitgevoerd telt de verwijtbare gedraging wel mee voor recidive.
Artikel 5. Schriftelijke waarschuwing
1. Het dagelijks bestuur volstaat met een schriftelijke waarschuwing indien daarvoor individuele
bijzondere omstandigheden aanwezig zijn, tenzij de gedraging heeft plaatsgevonden binnen
Afstemmingsverordening Participatiewet Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 Pagina 2- 22