aangemerkt als een eerste schending van een verplichting. Heeft een persoon zich zeer ernstig misdragen
binnen twaalf maanden nadat een verlaging is opgelegd wegens het zich niet tijdig laten registreren ais
werkzoekende bij Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dan is geen sprake van recidive aange-
zien het niet "eenzelfde gedraging" betreft. Evenmin is sprake van recidive als een belanghebbende niet
meewerkt aan het opstelien van een plan van aanpak en vervolgens een opgedragen tegenprestatie niet
verricht. Ook dan is geen sprake van eenzelfde gedraging aangezien twee verschillende verplichtingen zijn
geschonden.
Recidive schending geuniformeerde arbeidsverplichting Participatiewet
Is sprake van het niet of onvoldoende nakomen van een geuniformeerde arbeidsverplichting
binnen twaalf maanden nadat aan een belanghebbende een eerste maatregel is opgelegd
wegens schending van een geuniformeerde arbeidsverplichting, dan bedraagt de verlaging
honderd procent gedurende twee maanden. Dit valt binnen de in artikel 18, zesde lid, van de
Participatiewet gegeven marges.
Bij een derde, vierde en volgende schending van een geuniformeerde arbeidsverplichting,
telkens binnen twaalf maanden na oplegging van de vorige maatregel, bedraagt de verlaging honderd
procent gedurende drie maanden (artikel 18, zevende en achtste lid, van de
Participatiewet).
Artikel 18. Verlaging uitkering Participatiewet bij weigeren uitkering
IOAW/IOAZ
Het dagelijks bestuur is op grond van artikel 20 van de IOAW en artikel 20 van de IOAZ bevoegd de uitke
ring blijvend of tijdelijk te weigeren als een belanghebbende inkomen uit arbeid had
kunnen verwerven, maar dit nalaat. Dit is een discretionaire bevoegdheid van het dagelijks
bestuur. De vraag of een verlaging moet worden toegepast, zal pas aan de orde komen als het dagelijks
bestuur zich een oordeel heeft gevormd over de eventuele weigering van de uitkering. Deze beoordeling
gaat in beginsel voor. Als het dagelijks bestuur concludeert dat van een
weigering geen sprake is, kan op grond van deze verordening een verlaging worden toegepast.
Als het dagelijks bestuur besluit tot blijvende of tijdelijke weigering van de IOAW- of IOAZ
uitkering kan, als de belanghebbende nadien recht heeft op een uitkering op grond van de
Participatiewet, op grond van deze verordening een verlaging op die uitkering worden toegepast.
Artikel 19. Hardheidsciausule
Van het gestelde in deze verordening kan worden afgeweken als:
zich in het individuele geval situaties voordoen waarin op het moment van de vaststelling van
deze verordening niet is voorzien;
onverkorte toepassing in het individuele geval leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Dit
gelet op het betoonde besef van verantwoordelijkheid en het al dan niet volledig
nakomen van de verplichtingen door de belanghebbende.
Afwijking van de standaardafstemming kan zowel een verzwaring als een matiging betekenen. Deze bepa-
ling maakt, met in achtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de
gedraging verweten kan worden en de omstandigheden van persoon en gezin, maatwerk
mogelijk.
Afstemmingsverordening Participatiewet Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2015 Pagina 22- 22