van een door het dagelijks bestuur vastgesteld aanvraagformulierformulier en onder overlegging van
de op het aanvraagformuliergenoemde bescheiden.
Artikel 3, Langdurig laag inkomen
Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de
Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet
hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Hoofdstuk 3. Hoogte van de toeslag
Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag
1. Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:
a. 237,00 voor een alleenstaande;
b. 305,00 voor een alleenstaande ouder;
c. 339,00 voor gehuwden.
2. Als een van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag
ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtge-
noot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleen
staande of alleenstaande ouder zou gelden.
3. Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.
4. De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks ge'mdexeerd overeenkomstig de ontwikke-
lingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de
Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Artikel 5. Onvoorziene gevalien
Het dagelijks bestuur kan in die gevailen waarin deze verordening niet voorziet op grond van individue
le bijzondere omstandigheden afwijkend beslissen.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015
Pagina 2-7