wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de
Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).
Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt
artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het dagelijks
bestuur vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afde-
ling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt
ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dag-
tekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de
Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag
nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de
Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individue-
le inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder 'langdurig' en onder 'laag'
wordt verstaan.
Langdurig
De door het algemeen bestuur vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peil-datum, wordt
aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.
Laag inkomen
Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.
De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig
lage inkomen van 105% van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rigide
mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden gene-
geerd.1 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselij
ke bijstandsnorm maandelijks met een gering bedrag te boven, dan is geen sprake meer van een mar
ginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoe
slag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een
incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele
eurocenten.2 In nadere regelgeving wordt het begrip een gering bedrag nader
omschreven.
Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een
alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.
1 CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr.
08/5141 WWB, ECLI:NL:CRVB:2011 :BP5532.
2 (CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr.
12/1825 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178.
Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015
Pagina 7-7