verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het dagelijks bestuur vastgesteld
formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in
afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die
wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de
aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel
4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslis-
sing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2,
tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek wordt hiermee dus niet aangemerkt als een verzoek
om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.
Artikel 3. Doelgroep
Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het dagelijks bestuur op verzoek
van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verle-
nen. Dit is het geva! indien een persoon op de datum van de aanvraag:
18 jaarof ouderis;
recht heeft op studiefinanciering op grand van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft
op een tegemoetkoming op grand van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbij-
drage en schoolkosten;
geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft;
en
een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdie-
nen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeids-
participatie heeft.
Met betrekking tot het laatst genoemde criterium beoordeelt het dagelijks bestuur aan de hand van
beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerde-
re medische keuringen en informatie van uit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon
hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van een arbeidsdeskundige
ingewonnen.
Het gaat om informatie met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in
staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot
arbeidsparticipatie heeft.
Artikel 4. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen
Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking
komen voor een individuele studietoeslag. Studeert een persoon na die twaalf maanden nog steeds en
voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw
in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.
Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele
studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van
de Participatiewet).
Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015
Pagina 6-7