De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het college respectievelijk het dage-
lijks bestuur. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college en/of het dagelijks be-
stuur gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren, professionals/ mede-
werkers in de gebiedsteams of bijvoorbeeld aanbieders. Waar in deze verordening staat het college of
het dagelijks bestuur' en in de wet 'het college', kan het
college of het dagelijks bestuur deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel
niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Op grond van artikel 2.6.3 van de
Wmo 2015 kan het college i.e. het dagelijks bestuur de vaststelling van rechten en plichten van de cli
ent mandateren aan een aanbieder. Zie voor de definitie van aanbieder de toelichting onder artikel 1
van de Wmo 2015 ('natuurlijke persoon of rechts-persoon die jegens het college gehouden is een al
gemene voorziening of maatwerk-voorziening te leveren'). Deze beperking geldt alleen voor mandate-
ring aan nietonder-geschikten. Het dagelijks bestuur kan de vaststelling van rechten en plichten ook
aan ondergeschikten mandateren.
De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente i.e. de Dienst bij
verordening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het
verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. In de veror
dening dient overeenkomstig de artikelen 2.1.3, tweede tot en met vierde lid, 2.1.4, derde en zevende
lid, en 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval bepaald te worden:
- op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een client voor een
maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participate, beschermd wonen of opvang in
aanmerking komt;
- op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;
- welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, inclusief eisen met
betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten;
ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van
clienten vereist is;
ten aanzien welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van clienten over
voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is;
- op welke wijze ingezeten, waaronder clienten of hun vertegenwoordigers, worden
betrokken bij uitvoering van de Wmo 2015, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd
en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen,
worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg;
- op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt berekend; en
op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de
mantelzorgers van clienten in de gemeente.
Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo
2015 per verordening regels te stellen:
- voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een
persoonsgebonden budget, en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet;
ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die
worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, waar het dagelijks bestuur ten aanzien
daarvan de uitvoering van de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening
gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke
arbeidsvoorwaarden.
Pagina 17-36
Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Leeuwarderadeel 2015