over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben ge- had. Bij die beoordeling spelen, zo blijkt uit de jurisprudentie, de volgende criteria een rol: Is de voorziening gewoon te koop? - Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruike- lijk worden geacht? - Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen? Bijdrage in de kosten: Uit artikel 2.1.4 van de wet vloeit de bevoegdheid voort tot het vragen van een bijdrage in de kosten. Clienten zullen voor hun ondersteuning, als de gemeente daarvoor kiest, een bijdrage moeten betalen. Deze bijdrage kan, als het een maatwerkvoorziening betreft, afhankelijk worden gesteld van het inkomen en het vermogen. Op grond van artikel 2.1.4 lid 4 van de wet zijn bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels (landelijk besluit Wmo) gesteld. Daarin is bepaald wat de ruimte is voor het bepalen van de omvang van de eigen bijdrage. Ook voor een algemene voorziening kan een bijdrage van de client in de kosten worden gevraagd (m.u.v. clientondersteuning). Gesprek: Het gesprek is het mondeling contact na een melding waarin het college met degene die maatschappe- lijke ondersteuning vraagt zijn gehele situatie inventariseert ten aanzien van zijn mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen zijn zelfredzaamheid of participate te verbeteren of te voorkomen dat hij gebruik moet maken van beschermd wonen of opvang. Hulpvraag: De hulpvraag is de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1. van de wet. Als iemand die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning zich tot het col lege wendt, is het van belang dat allereerst wordt onderzocht wat de hulpvraag van betrokkene is. Wanneer de betrokkene zich voor het eerst meldt, is in veel gevallen niet op voorhand duidelijk of en in welke vorm het college in actie moet komen. Een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 van de wet is noodzakelijk. Melding: Een ieder kan zich melden bij zijn gemeente met een hulpvraag. Door het melden maakt de client de hulpvraag aan het college kenbaar. In vervolg op deze melding zal het college in samenspraak met de client zo spoedig mogelijk een onderzoek (laten) instellen. Indien een ingezetene aiieen informeert naar bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een algemene voorziening of kenbaar maakt gebruik te willen maken van een algemene voorziening, is er geen aan- leiding om een onderzoek in te stellen. Ingezetene: De client kan als hij ingezetene is van een gemeente in aanmerking komen voor een maat werkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie (artikel 1.2.1 Wmo). Om voor een maat werkvoorziening gericht op beschermd wonen en opvang in aanmerking te komen moet de client in ieder geval ingezetene van Nederland zijn, maar niet perse van de Pagina 19-36 Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Leeuwarderadeel 2015

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2014 | | pagina 281