compenserend bedoeid wordt: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Eigenschappen die
kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, zullen in principe niet
voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een
voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten
bepaald wordt. Tevens is het denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product,
langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is. Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan
kan worden, moge het duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient
te worden aangesloten. Het is uiteraard wel mogelijk een
compenserende voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst compenserende voor
ziening, mits de belanghebbende bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen. Het begrip
goedkoopst compenserend geeft het dagelijks bestuur mogelijkheden tot sturen binnen het beleid.
Artikel 10. Voorwaarden en weigeringsgronden
In rechtbankjurisprudentie is inmiddels herhaaldelijk bepaaid dat afwijzingsgronden, wil er een beroep
op kunnen worden gedaan, een grondslag in de verordening moeten hebben. Zie
bijvoorbeeld Rechtbank Gelderland 8-11-2013, nr. ZUT 12/1823. Ook in het kader van
rechtszekerheid is hier iets voor te zeggen: bij het ontbreken van afwijzingsgronden of het hanteren
van zeer ruime afwijzingsgronden is het voor de client niet mogelijk om zijn
rechtspositie te bepalen of te voorzien. Bovendien is met dit artikel invulling gegeven aan de verplich-
ting van artikel 2.1.3, tweede lid onder a. van de wet, omdat is aangegeven op grond van welke criteria
iemand voor een maatwerkvoorziening in aanmerking kan komen.
Eerste lid
a.): De wet kent niet een bepaling zoals die wel was opgenomen in artikel 2 van de Wmo
2007. Het is echter wel van belang om een duidelijke afbakening te hebben met andere
wetten. Vandaar dat deze bepaling in de verordening is opgenomen. Voor zover er
met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de
noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke
bepaling bestaat, wordt er geen maatwerkvoorziening toegekend.
Uit de jurisprudentie tot stand gekomen ten tijde van de Wmo 2007 volgt dat de client aan-
spraak moet hebben op de voorziening, om te kunnen spreken van een voorliggende voorzie
ning (CRvB 09-11-2011, nr. 11/3583 WMO en CRvB 28-09-2011, nr. 10/2587 WMO). Dat wil niet
zeggen dat client de voorziening daadwerkelijk moet hebben, maar dat hij daarop aanspraak
heeft. Er is geen sprake van een voorliggende voorziening
indien de voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling is afgewezen (CRvB 03-08-
2011, nr. 11/517 WMO) of indien vaststaat dat client daarvoor niet in aanmerking komt (CRvB
19-04-2010, nr. 09/1082 WMO).
Indien de voorziening op grond van een andere specifieke wettelijke regeling slechts
gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komt, is er sprake van een voorliggende voorziening
(CRvB 22-05-2013, nr. 10/6782 WMO). De client kan dan niet voor het
overige gedeelte van de kosten een beroep doen op de Wmo.
b.): Dit betreft de herhaling van het algemene toetsingskader, zoals dat in de wet centraal
Pagina 26-36
Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Leeuwarderadeel 2015