Deze bepaling geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5,
eerste lid van de Wmo 2015. Van clienten mag een bijdrage worden gevraagd in de kosten voor maat-
werkvoorzieningen in natura en in de vorm van een pgb alsmede voor
algemene voorzieningen.
De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en
maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente i.e.
dienst zelf bepalen en dit mag kostendekkend zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamer-
stukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, biz. 95) staat hierover dat de
regering gemeenten beleidsruimte geeft door hen de mogelijkheid te bieden om in de
verordening te bepalen welke eigen bijdrage een client verschuldigd is voor een algemene voorziening.
Bij het bieden van deze beleidsruimte gaat de regering ervan uit dat gemeenten hier verstandig mee
omgaan en voorzieningen, zoals laagdrempelige informatievoorziening uit zal sluiten van eigen bijdra
gen.
In het tweede lid is het uitgangspunt benadrukt dat de bijdrage de kostprijs van de voorziening niet
mag overstijgen: de gemeente i.e. de Dienst mag geen winst maken op de bijdragen. In het derde en
vierde lid is uiteengezet hoe de kostprijs tot stand komt.
De bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen dan wel pgb's zijn gelimiteerd tot een bedrag
gelijk aan de kostprijs van de voorziening (artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, Wmo 2015) en in het lan-
delijk besluit zijn regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen
(artikel 2.1.4, vierde lid van de wet). De bijdrageregels moeten passen binnen de kaders die het Uit-
voeringsbesluit Wmo 2015 stelt. De wet verplicht tot het vaststellen van de kostprijs van een maat-
werkvoorziening (artikel 2.1.4, derde lid, tweede zin). Dat kan op drie manieren en deze zijn vastgelegd
in de drie onderdelen van het derde lid.
In lid 5 is gevolg gegeven aan artikel 2.1.4, zevende lid, waar is bepaald dat in de verordening wordt
bepaald welke instantie de bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een
persoonsgebonden budget voor opvang vaststelt en int.
In lid 7 en lid 8 is de mogelijkheid van artikel 2.1.5, om de bijdrage ook aan de ouders van minderjarige
clienten op te leggen, benut.
Hoofdstuk 6. Kwaliteit en veiligheid
Artikel 16. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Deze bepaling betreft een uitwerking van de verordeningsplicht in artikel 2.1.3, tweede lid, onder c,
van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald
welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskun-
digheid van beroepskrachten daaronder begrepen.
De regering iegt de verantwoordeiijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente i.e. de
Dienst SoZaWe en de aanbieder. Het is aan de gemeente om in de verordening te
bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen zullen ook
betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van het in te schakelen personeel. De regering bena-
Pagina 31-36
Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Leeuwarderadeel 2015