Artikel 19
1.
Voorstel
Artikel 19 Dagelijks bestuur
1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur
verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alie inlichtingen die het algemeen bestuur voor
de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
3. Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien
dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel
4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechtertreedt niet in de
beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het
dagelijks bestuur heeft besloten.
Huidiee tekst
Artikel 17: inlichtingen
2. Een of meer leden van de raden van de gemeenten of van provinciale staten kunnen het dagelijks
bestuur inlichtingen vragen.
3. De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd en in afschrift verstuurd aan:
a.
b. bij toepassing van het tweede lid:
aan de raad van de betrokken gemeente of aan provinciale staten.
4. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk, in schriftelijke vorm verstrekt en in afschrift
verzonden als aangegeven in het derde lid.
Artikel 18: Verantwoording
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur
verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde beleid.
2. In geval toepassing wordt gegeven aan het eerste lid geven de leden van het dagelijks bestuur
alle door het algemeen bestuur verlangde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet strijdig
is met het openbaar belang.
3. De verantwoording wordt mondeling afgelegd in een vergadering van het algemeen bestuur.
Artikel 19: Ontslag
1. Onverminderd het bepaalde in art. 57, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen,
juncto art. 113, derde lid, van de Provinciewet, kan een lid van het dagelijks bestuur door het
algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet
meer bezit.
2. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet
beraadslaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur tenminste twee weken en ten hoogste
drie maanden tevoren heeft verklaard, dat het betrokken lid het vertrouwen van het algemeen
bestuur niet meer bezit.
3. De oproeping tot de vergadering, waarin over at voorstel wordt beraadslaagd of besloten, wordt
tenminste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerde als het algemeen bestuur heeft
28