Kaders voorzieningen
Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen; er kleeft een verplichting aan. Dotaties in de
voorzieningen zijn kosten in de exploitatie en vormen een onderdeel van het resultaat. De dotaties
moeten in verhouding staan met de geschatte lasten in verband met toekomstige risico's,
verplichtingen, verliezen of bestedingen.
Er mogen geen voorzieningen worden getroffen voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten
gerelateerde verplichtingen van een vergelijkbare volume, zoals pensioen- en
wachtgeldverplichtingen. Deze kosten moeten in de begroting worden verwerkt. Als uitzondering
mogen verplichtingen die oplopen, zoals wachtgeldverplichtingen bij personele krimp, wel als een
voorziening worden opgenomen.
Zoals gezegd bestaat er weinig keuzevrijheid bij het vormen van een voorziening. Het BBV stelt
droogweg: 'een voorziening wordt gevormd voor...' Het is daarmee ongeveer een technische
afweging of er een voorziening moet komen of niet. Wel zal hierover de raad moeten worden
gei'nformeerd. Dat zal meestal gebeuren als onderdeel van het jaarrekeningtraject.
Of een voorziening gevormd wordt of niet is in veel gevallen niet een keus. Wel kunnen we bepalen
dat zo'n voorziening een zekere materialiteit moet hebben. Daarom wordt voorgesteld om net als bij
de reserves een minimale omvang aan te houden; willen we daarvan afwijken dan is een heldere
toelichting nodig.
Voorgesteld besluit nr. 2:
Een in te stellen voorziening heeft een minimale omvang van 1 promille van de begroting, i.e.
22.000. Kleinere bedragen worden binnen de exploitatie opgevangen. Is het nodig hiervan af te
wijken, dan wordt dit toegelicht.
Alle voorzieningen zijn gewaardeerd op eindwaarde. Voorzieningen mogen geen negatieve waarde
vertonen.
4. Nieuw beleid 2017 en verder
Het beleid inzake reserves en voorzieningen ondergaat een wijziging als gevolg van een groot-
scheepse herziening van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) per 2016. Alvorens in te
gaan op de individuele reserves en voorzieningen willen we eerst de nieuwe regels toelichten, voor
zover die betrekking hebben op onze reserves en voorzieningen.
1. Vanaf 2018 mogen investeringen, zowel die met een economisch als die met een
maatschappelijk nut, niet meer worden weggestreept tegen een onttrekking uit een
(bestemmings-) reserve tot hetzelfde bedrag. Ze moeten worden geactiveerd (op de balans
gebracht) en over de verwachte levensduur worden afgeschreven. Die afschrijving (plus rente)
mag vervolgens wel worden gedekt door een onttrekking uit de desbetreffende reserve.
2. Vanaf 2017 moet de begroting een geprognosticeerde balans bevatten. Doel is een betere
beheersing van het EMU-saldo en meer inzicht van de raad in de ontwikkelingen die hierop
invloed hebben; denk aan geplande investeringen, mutaties in reserves en voorzieningen en de
financieringsbehoefte.
3. Het toerekenen van rente aan het eigen vermogen wordt gebonden aan een aantal
voorwaarden. Zo mag het percentage dat wordt berekend niet (ver) afwijken van de geldende
marktrente. Buiten dat wordt door de commissie BBV geadviseerd om geen rente meer te
berekenen over het eigen vermogen. Dit advies is niet bindend.
6