ft GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 Oct. 1865.
De heer Wiersma zegt dat het dan best zal wezen om het
voorstel van B. en W. af te stemmen.
De hear Wierdsma Schik repliceert, niet zoo te willen, want
dat men dan niets heeft.
De heer Duparc geeft hierop te kennen dat hij wenscht voor
te stellen, aan den onderwijzer in de wiskunde eene toelage te
verstrekken. Zijn doel is om, in overeenstemming met het verlan
gen van heeren Curatoren, de positie van dien Docent te verbete
ren, en hij zou verder jjairne B. en W. wenschen uitgenoodigd te zien,
het bedrag daarvan en de wijze hoe dit te vinden voor te dragen.
De Voorzitter is van oordeel, dat het beter is de zaak aan
tc houden tot eene volgende vergadering.
De heer Wiersma merkt aan dat hij zeer ondersteunt het voor
stel tot het verleenen eener toelage aan den Docent in de wis
kunde, maar Curatoren bedoelen ook tevens die voor de nieuwe talen.
Intusschen is hij er voor de zaak aan te houden, want waar
lijk zij is niet urgent.
De heer Bloembergen doet hierop het volgende voorstel
„dat de Raad besluite B. en W. uit- te noodigen een gewijzigd
voorstel te doen betrekkelijk den Doeent in de wiskunde, de strek
king hebbende om aan dezen eene tijdelijke toelage boven zijne
bezoldiging toe te kennen en het bedrag daarvan te regelen."
De Voorzitter acht het beter de zaak tot de volgende verga
dering uit te stellen, omdat hij niet inziet, dat het belang
van den betrokken Docent, bij het bestaan van verschillende opi
nion, zal worden bevorderd.
De heer V. Assen wenscht heeren Curatoren nog niet uit te
noodigen tot het doen eener nieuwe voordragt voor de vervulling
der betrekking van Docent in de nieuwe talen, maar vooreerst
het tijdelijk karakter te doen bestendigen.
De Voorzitter merkt aan, dat men daarover thans niet
beraadslaagt.
De heer Jongsma ziet er bezwaar in de zaak uit te stellen,
omdat men dan gevaar loopt ten tweeden male dezelfde discus
sion tc voeren. Hij zegt voorts van zijne zitplaats niet altijd
duidelijk te kunnen verstaan het gesprokene door de heeren Bloera-
bergen, Boltcn en Wiersma; heeft hij intusschen goed gehoord,
dan is de strekking van het voorstel van den heer Bloembergen,
om B. en W. uit te noodigen, hun gedaan voorstel in zoo ver
te wijzigen, dat het de strekking hebbe, aan den Docent in de
wiskunde eene tijdelijke toelage toe te kennen en het bedrag
daarvan te regelen. Is dit zoo, dan kan hij zich daarmede wel
veveenigen. Hij heeft evenwel geen vrede met het voorstel van
den heer v. Assen om Curatoren vooreerst niet uit te noodigeu
een nieuwe voordragt voor een Docent in de nieuwe talen te doen.
l)c Voorzitter releveert nu het voorgestelde door den heer
Bloembergen en verklaart dit te kunnen ondersteunen.
De heer Wiersma verklaart zich hier tegen, want hij wil ook
der docent in de nieuwe talen er in hebben betrokken.
Hij toch stelt zich voor, dat de tijdelijke voorziening in de va
cature van den heer v. Moerkerken niet lang behoort besten
digd te worden; intusschen zal eene regeling van het hooger
onderwijs minstens twee jaren aanhouden. Op het gevaar af
dat de discussion zich zullen herhalen, verlangt hij uitstel.
De heer Bolten verklaart zich tegen het uitstel dezer zaak en
verlangt, dat worde uitgemaakt of zij al dan niet zal worden
afgedaan in deze vergadering.
De heer Meursinge geeft te kennen, dat zijns inzien het tij
delijke of niet tijdelijke hier minder te pas komt. Hij zal dank
baar zijn wanneer de tijd is aangebroken, waarop eene verbeterde
inrigting tot stand kan komen. Vooreerst wil hij de beoogde
voorziening hebben beperkt ten aanzien van den onderwijzer in
de wiskunde, wien men het niet kan wijten, dat de instelling kwijnt.
De heer Plantenga vraagt wat nu in behandeling is.
De Voorzitter zegt het voorstel van den heer Bloembergen.
De heer van Assen gelooft, dat het eerst in behandeling be
hoort te komen het voorstel van den Voorzitter om de zaak te
verdagen.
De Voorzitter acht het beter eerst het voorstel van den heer
Bloembergen in behandeling te nemen.
De heer van Assen wenscht toch in overweging te geven,
eerst het voorstel van den Voorzitter af te doen.
De Voorzitter doet nu het voorstel om de afdoening dei-
zaak uit te stellen tot eene volgende vergadering. Welk voorstel
daarop bij stemming is aangenomen met 18 tegen eene stem,
die van den heer Meursinge.
9o. De Voorzitter stelt voor om, terugkomende op het be
sluit bij het vorige punt genomen, te bepalen dat daaraan vóór
de resumtie der notulen uitvoering zal worden gegeven, waartoe
bij acclamatie wordt besloten.
lOo. Voorstel van B. en W. vervat in hun besluit van den
7 Oct. jl. no. 8/105, om te besluiten:
a. zich tot den Koning te wenden met het verzoek, dat het
Z. M. moge behagen, aan de gemeente Leeuwarden gehcele of
gedeeltelijke kwijtschelding te verleenen van de registratio-reg-
ten door haar verschuldigd ter zake de overname van de Gasfabrijk c.a.;
b. daartoe het door hun collegie aangeboden concept-adres
goed tc keuren en vast te stellen.
Nadat door den Secretaris lecture was gedaan, zoo van het
vrmeldc voorstel als van het daarbij overgelegde concept-adres,
is, op voorstel van den Voorzitter, besloten onmiddellijk tot de
behandeling en afdoening er van over te gaan.
De beraadslagingen over dit punt geopend zijnde, erlangt de
heer van Assen het woord en zegtde eerste te zullen zijn om
B. en W. te ondersteunen in het doen van een beroep op de
grootmoedigheid des konings ter bevordering van het iinanticel
belang der gemeente, maar dat men, dit doonde, dan ook die
middelen behoort aan te grijpen die daartoe op voldoende wijze
kunnen leiden. Hij acht den considerans van het adres daartoe
min gelukkig gekozen.
Hij vraagt: Is de finantieele toestand van Leouwarden zoo
ongunstig om daarvan een zoo somber tafereel op te hangen
Is het eene financiële opoffering van de gemeente geweest om
de Gasfabrijk over te nemen? noch het eerste, nocli het laatste
is waarheid. De geldelijke toestand van de gemeente, is niet
ongunstig en het is er verre van af om do overname der
Gasfabrijk eene opoffering der gemeente te doen noemen. Onder
finantiële opofferingen begrijpt hij ge'iecl iets anders.
De considerans vermeldt hier niet de waarheid. Liever had
hij gezien dat gewag ware gemaakt van de opofferingen, welke
de gemeente zich genoodzaakt zag tc getroosten, tengevolge van
den onwil van een deel der hooge regering om de kavallerie-
gebouwen weder aan de gemeente af te staan, waardoor deze
van haar verlangen om ze tot Gasfabrijk in te rigten moest af
zien. Immers, waren die gebouwen ter beschikking van de
gemeente geweest en tot de bewuste fabrijk ingerigt, vele gelde
lijke opofferingen zouden der gemeente zijn bespaard. Hij Kan
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 Oct. 1865.
7
zich bij de voorgedragen motieven niet neerleggen.
De heer Duparc verlangt eene kleine onjuistheid in het gespro
kene door den heer v. Assen te releveren. Gesteld de bedoelde
kavallcrie-gebouwen hadden ter beschikking van de gemeente
gestaan, dan nog had de gemeente de tegenwoordige fabrijk van
dc gasmaatschappij moeten overnemen, en zoude in dat geval dus
evenzeer het registratie-regt verschuldigd zijn geweest. Wat het
voorstel zelf betreft, hij kan er zich mede vereenigen.
Dc heer Attema verklaart, de door B. en W. voorgestelde
poging in het finantieel belang der gera. te doen, te zullen ondersteu
nen ook de wijze, waarop het verzoek wordt gedaan, strookt met
zijne zienswijze en geeft hij verreweg de voorkeur aan de motie
ven in het adres door B. en W. voorgesteld. Het bezigen van
beweegredenen als welke de heer v. Assen bedoeld, komt hem
ongeraden voormen vraagt hier eene gunst en dan moet men
bij het verzoek daartoe, hem die toewijzend daarop kan beschik
ken, niet ontstemmen. Men zoude in dat geval de paarden
achter den wagen slaan.
De heer de Haan verklaart mede, de poging te willen onder
steunen hij ziet althans geen bezwaar in het doen van deze aanvraag.
De heer Wiersma betuigt hetzelfde gevoelen te omhelzen.
De heer V. Assen zegt in dezen het stilzwijgen niet tc mogen
bewaren en verklaart bij het zoo even gesprokene te persisteren.
Waren de kavalleric-stallen in Januarij ter beschikking van dc
gemeente geweest, vrij zeker had men ze benuttigd voor de ge
meentelijke gasfabrijk; men had in dat geval een contract kun-
ncn sluiten, waarbij de slechting der tegenwoordige fabrijk als
voorwaarde had kunnen optreden.
Hij doet een beroep op het geheugen der vergadering bij ge
legenheid van den loop der discussion te dier zake in Januarij
dezes jaars en verklaart wijders dat Z. M. wel degelijk had mo
gen kennis dragen van de wijze, waarop een deel van het hoog
bewind heeft gehandeld met het belang dezer gemeente, die se
dert jaren te vergeefs haar goed regt ingang zocht tc doen vinden.
Hij dringt daarom aan op een anderen considerans voor het ver
zoek; een considerans die de ware en eenige doeltreffende zij.
Op dien grond zal hij stemmen tegen liet voo stel van
Burg. en Wctli.
De heer Duparc verklaart bij zijn gevoelen tc blijven, want
al had men dc stallen de bewuste bestemming gegeven, dan zou
de bestaande fabrijk toch evenzeer moeten zijn overgenomen; in
ieder geval ware er registratie-regt verschuldigd wegens de overge
nomen kanalisatie, ook voor het geval van amotie der fabrijkgebouwen.
De beraadslagingen worden nu gesloten en het bovenomschre
ven le lid van het voorstel van B. en W. in rondvraag gebragt,
waarop het is aangenomen met 18 tegen éénc stem, die van den
heer v. Assen. Het 2e lid van het voorstel is vervolgens buiten
omvraag eenstemmig aangenomen.
11 o. Door den Voorzitter is ter tafel gebragt en door den
Secretaris gelezen een voorstel van B. en W. vervat in hun besluit
van den 11 October jl. om te besluiten: Over tc gaan tot de
uitloting van zestien stuks obligatien, ieder ad 1000, en wel:
a. óene obligatie van de leening van 1853, primitief groot
147,000, ad 4%.
b. eene obligatie van de leening van 1856, oorspronkelijk
groot 110.000, ad 4'/2 en
c. veertien stuks dito van de geldle'ening van 1859, aange
gaan tot een bedrag van 78,000 naar 5%, allen aflosbaar na
den 1 Januarij 1866. Is besloten:
Dit voorstel in eene volgende vergadering in behandeling te
nemen en het inmiddels ter visie van de leden te leggen.
12o. Is ter tafel gebragt en gelezen een aan den Raad der
gemeente gerigt adres van een groot getal ingezetenen, allen
tot de arbeidende klasse behoorende en bewoners van Oldegali-
leën, de betuiging bevattende, dat zij met genoegen hebben ver
nomen, dat hun adres van den len September, waarin op het (laar-
stellen eener kortere verbinding met de stad door het aanleggen
van eene brug, in plaats van de thans weggebrokene Verwers-
brug, wordt aangedrongen, door den Raad is aangehouden; nemende
de adressanten voorts, onder vermelding van het een en ander
ter zake betrekkelijk, de vrijheid, het vroeger verzoek hierbij nog
maals te herhalen.
De Voorzitter stelt voor, om dit adres, in verband met het
genomen besluit omtrent de beide andere adressen, in handen te
stellen van B. en W.
De heer Wiersma vraagt, of het op behoorlijk zegel is gesteld.
De Voorzitter antwoordt,dat het adres zelf op zegel, doch
de menigte onderteekeningen op een gewoon papier, aan het
zegel gehecht, zijn gesteld.
l)e heer Wiersma is dan van oordeel, dat het met de voor
schriften, in de zegelwet vervat, in strijd is.
De hr. Attema, is van hetzelde denkbeeld als de hr. Wiersma cn
van oordeel dat het adres derhalve ter zijde moet worden gelegd.
De Voorzitter geeft te kennen dat zulks niet aan de aandacht
van het Collegie is ontgaan, maar dat men geen positieve reden
heeft gevonden om het niet in behandeling te brengen.
De heer Wiersma geeft te kennen de zekerheid te hebben, dat
het met de zegelwet in strijd is.
De Voorzitter meent toch te moeten voorstellen het tot de
volgende vergadering in advies te houden. Waartoe eenstemmig
wordt besloten.
13o. Is ter tafel gebragt een aan den Raad gerigt adres van
Dirk Wiemers, winkelier te dezer stede, waarvan het slot is lui
dende, als volgt:
„Al waarom adressant zich thans tot hot Bestuur der gemeente
wendt, met eerbiedig verzoek, dat door hetzelve de noodige en
dienstige maatregelen worden genomen, waardoor aan hem adres
sant worde verzekerd de levering van den door hem van de
gemeente in der tijd aangekochte plek gemeentegrond, zooals zulks
bij boven aangehaald Raadsbesluit en contract van koop en ver
koop duidelijk is omschreven, en op de wijze als de afbakening
is geschied, en hem adressant verder en voortdurend te handha
ven in het rustig en vredig genot van het door hem gekochte,
alles onverlet zijne regten om dezelve te doen gelden zoo als hij
zal verstaan te behooren, voor het geval Ulieder collegie onver
hoopt deszelfs tusschenkomst en medewerking aan. hem adressant
mogt ontzeggen, of wel de door UEdel Achtb. Collegie tc nemen
maatregelen tot minnelijke beëindiging dezer zaak onvoldoende
mogten worden bevonden. Hetwelk doende enz.
Nadat dit slot was gelezen, is op voorstel van den Voorzitter
besloten, dit adres ter visie van (1e leden te leggen om in eene
volgende Vergadering te kunnen worden afgedaan, en het inmid
dels, ten fine van berigt, consideration en advies, te stellen in
handen van B. en W.
14o. Is ter tafel gebragt en gelezen eene missive van don
heer Jhr. Mr. W. E. Engelen, houdende mededeeling, dat hij
meent niet te moeten aannemen de betrekking van Curator van
het Stedelijk Gymnasium, hem opgedragen bij 's Raads besluit van
14 Sept. 1865, no. ,/s3. Is besloten deze mededeeling voor
kennisgeving aan te nemen, en heeren Curatoren van het Stede-