46
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting Donderdag 9 Nov. 1865.
bestemd voor de kleine oefeningen van de kavalleric, daarvoor is
het nu niet meer noodig, of staat het daarmede nog in verband?
Hij erkent dat ook hem de spoedige bestrating van het genoemd
gedeelte van de Nieuwcburcu verwondering heeft gebaard, want
vroeger gedempte gedeelten heeft men eveneens langer onbe
straat laten liggen het geopperd bezwaar is dus met het oog op
de Nicuweburen, niet zeer gegrond.
De Voorzitter geeft te kennen, dat vooralsnog geene be
paalde bestemming voor dat terrein is aan te geven. Ware er
kavalleric-garnizoen, men zou het voor de bewuste oefeningen
kunnen gebruiken; wat aangaat de getrokken paralcl in zake de
bestrating van de Nicuweburen en dit terrein, merkt hij op
dat cene onmiddellijke bestrating van de Nieuwebnren, in het
belang der bewoners aldaar, als zeer urgent was aan te merken;
men is daarop dan ook dadelijk bij de aanbesteding van het
werk attent geweest, want de aannemer moet een jaar voor de
verzakking instaan bovendien het terrein voor den kavallerie
stal is voor het gebruik niet gebiedend gevorderd.
De heer Wiersma geeft in bedenking om, nu men de beurs
reeds voor memorie heeft aangebragt, geene meerdere memorie-
posten te stellen; hij heeft wel niets tegen de verbetering van
het besproken terein, doch het is naar zijn inzien geen geringe
zaak en daarom is hij er voor den post niet uit ie trekken.
De heer Bruinsma brengt in herinnering, dat voor eenigen
tijd het plan omtrent de verbetering en ordening van het ge-
heelc terein, ter beoordeeling en behandeling van den Raad is
aangebragt geworden en dat dientengevolge het terrein naar den
kant van de Noordergracht later in orde is gebragt. Wat het
nog te ordenen gedeelte betreft, merkt Spr. aan, dat het zeer
waarschijnlijk nog moet worden genivelleerd. Wat aangaat het
opgemerkte omtrent de bestrating der Nieuweburen, i hijfyhejjt
bij het gesprokene door den Voorzitter niets meer te voegen dau
dat het zeer wel mogelijk is dat de Nieuweburen later moet
worden vervloerd, doch dat dit wensclielijkcr is te achten dan dat
men het zoo liet leggen. liet voorstel van de commissie wordt
nu in stemming gebragt doch onbeslist gelaten, doordien zich
8 stemmen voor en een gelijk getal stemmen tegen verklaarden,
zoodat overeenkomstig art. 50 der Gemeentewet hieromtrent cene
nadere stemming zal moeten plaats hebben. Voor stemden de
lieerenMeursinge, v. Assen, de With, Duparc, Jongsma, Attema,
Verwijs en Wierdsma Schik.
Hoofdst. IV, art. 1 g. .Aanschaffing van een lokaal voor red-
dingstoestellen, Nadat de tussclien de commissie van rapporteurs
en B. en W. gewisselde denkbeelden waren gelezen, vraagt de
Voorzitter of de commissie ook bezwaar zou maken dezen post
over te brengen naar hoofdst. Ill, afd. IV.
De heer Attema verklaart dat de commissie daar niets tegen heeft.
De heer Duparc zegt, het de bedoeling van de commissie is
om den post met cijfers uit te trekken en er alzoo geen memorie
post van te maken.
De Voorzitter merkt op, dat door de commissie geene cijfers
zijn aangegeven.
De heer Duparc. De commissie kon dit zonder gegevens ook
niet doen; zij was van oordcel dat B. en W. daartoe inmiddels
in staat zouden zijn geweest. Spr. is zoo vrij naar het antwoord
van B. en W. te verwijzen.
De heer Bloembergen refereert zich aan het opgemerkte in
de memorie van beantwoording, van oordeel zijnde dat de zaak
daarbij voldoende is toegelicht.
De Voorzitter geeft te kennen dat, indien de commissie op
het uittrekken van cijfers blijft aandringen, dit zeer moeijelijk is
te doen, omdat men geen geschikt lokaal tot berging der toe
stellen voor het oogenblik weet aan te wijzen.
De heer Attema zegt het best. zal zijn dat de commissie zich
daarbij neerlegt, omdat het Collegie daaromtrent nog in het
onzekere verkeert. Hij wenscht er evenwel de aandacht van B.
en W. op gevestigd te hebben, want hij acht het aanwijzen van
een lokaal dringend noodig; ook de commissie, belast geweest
met het onderzoek der begrooting van de Brandweer, heeft er
op aangedrongen.
De Voorzitter zegt dat het Collegie gaarne aan dien wensch
zal voldoen.
De heer van Assen. Nu men toch spreekt over een geschikt
lokaal, zou hij ér voor zijn van den Minister van Oorlog te vra
gen het gebruik daartoe van een gedeelte van den Kavalleriestal.
De Voorzitter merkt op dat de Opperbrandmecster te kennen
heeft gegeven die toestellen liever te zien geborgen in dan bui
ten de stad.
De heer van Assen is van oordeel dat er in de stad haast
geen geschikt lokaal denkbaar is, want de bedoelde toestel is for
midabel hoog.
De Voorzitter observeert dat zij kan wordon uit elkander
genomen en weder gemakkelijk kan worden ineen gezet. Hij
stelt nu voor den post ter aangewezen plaatse voor memorie aan
te brengen. Daartoe wordt eenstemmig besloten.
De heer Duparc vestigt, nu er toch sprake is van pleinen,
de aandacht van B. en W. op den min gunstigen toestand van het
terrein hij de Groote kerkdie toestand daar is indedaad bedroe
vend; van de vroegere boombeplanting bestaat bijna niets meer,
de meeste booraeu hangen scheef, sommige zijn er uit
genomen, slechts hier en daar ziet men er een verlaten staan
ook het terrein zelf roept om verbetering. Spr. w -nscht deze
aangelegenheid, die welligt uit de gewone onderhoudskosten zal
zijn te vinden, aan B. en W. aan te bevelen.
De Voorzitter. De gemaakte aanmerking is zeer te regt, ook
is daarover reeds met den stads hoveuicr gesproken het is intus-
schen meer een voorwerp van dagelijksch onderhoud.
Hoofdst. Ill, afd. VI. Kosten van de GasfabriekDe heer
Attema wenscht, overeenkomstig het voorstel van de commissie,
aan deze afd. nog toe te voegen een art. „Kosten van de vaste
Raadscommissie voor de gemeentelijke Gasfabriek 300."
De heer Rengers verlangt eenige inlichting omtrent dezen post,
omdat hij in 't idee verkeerde, dat de kosten van die commissie
begrepen waren onder art. 5, andere uitgaven.
De heer Bloembergen merkt aan dat bij de verordening, rege
lende den werkkring van die commissie, cene vaste som voor ver-
teering is toegestaan, die onder de uitgaven bedoeld sub art. 5
niet is begrepen; het is alzoo van belang die hier afzonderlijk
aan te brengen om de kosten van de fabriek zelve afzonderlijk
te houden.
De heer Wiersma wenscht te wijzen op eene andere post van
uitgaaf te weten, de kosten wegens grondbelasting. Nu zijn de
grondlasten wegens de gemeente-eigendommen, bij vorig dienstjaar
vergeleken, met 300 verhoogd, cn beloopcn die lasten wegens
de fabriek alleen reeds ruim 1000. Wil men de finautien van
de fabriek van de overige uitgaven afgezonderd houden, wat wel
wenschclijk is, dan vraagt hij onder welk art. die kosten zijn
geraamd? Het komt Spr. voor, dat ze niet onder afd. VI in
uitgaaf zijn gebragt; is dit nu zoo, dan stelt hij voor onder die
afd. daarvoor 1050 uit te trekken. Men vleit zich wel die las
ten, na de overgang der fabriek aan de gemeente, verminderd
te zien, doch daarop valt nu nog niet te rekenen.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zilting van Donderdag 9 Nov. 186 5.
47
De heer Bloembergen heeft het woord gevraagd om op te
merken, dat voor tc betalen grondlasten, op den staat voor het
laatste kwartaal van 1865 is gerekend cn dat dit, door dien post
te vcrvierdubbclon, ook voor 1860 is geschied. Waarschijnlijk
zijn die kosten begrepen onder art. 3.
De heer Oosterhoff geeft der vergadering in overweging om
wegens de Gasfabriek, als privaat regtelijke zaak, vrijdom aan te
vragenook wegens de Waag wordt zoodanige vrijdom genoten.
Naar zijn oordeel bestaat er wel grond om vrijdom van grond
lasten cn patent te erlangen.
I)c heer Bloembergen geeft de verzekering, dat deze aangele
genheid niet uit het oog wordt verloren, maar dat zij zelfs in
de laatste bijeenkomst van de Gas-commissie een punt van bespre
king en onderzoek heeft uitgemaakt. Spr. is evenwel van oor
deel, dat het weinig zal baten, want wegens de fabriek tc Utrecht,
evenzeer cene privaat regtelijke instelling, wordt betaling gevor
derd, en dus bestaat er weinig kans op vrijstellingterzake de
Maag en Begraafplaats is men evenmin vrij van rijkslasten, want
wegens de laatste inrigting betaalt men patent als verhuurder
van rouwkoetsen en rouwgoedereu; het is althans zeer twijfelach
tig vrijstelling te bekomen.
Dc Voorzitter wenscht de aandacht te vestigen op het in
behandeling zijnde puntnamelijk dc kosten van dc Gas-
eommissie.
De heer van Assen wenscht wel ingelicht te worden waar
voor die f 300 dient; voor schrijfbehoeftenEene andere vaste
Raads-commissic, namelijk die voor de muziek, geniet zulk een
toelage niet.
De heer Bloembergen merkt op, dat dc bereids aangehaalde
verordening het antwoord op die vraag geeft; bij art. 9 is be
paald: zij ontvangt jaarlijks ter bestrijding der kosten harer ver
gaderingen en van andere uitgaven, ter vrije beschikking eene
som, bij de begrooting door den Raad tc bepalen, van welke som
geene verantwoording van haar gevorderd wordt.
De heer Wiersma wenscht tc worden ingelicht of met het
oog op het belangrijk bedrag dat voor grondlasten moet worden
betaald, dan de som onder art. 3 geraamd, tot 2000 wel hoog
genoeg is begroot.
De heer Bloembergen is van oordeel, dat deze vraag toestem
mend kan worden beantwoord. Als hij nagaat den staat waar
van hij reeds gewag maakte, dan ziet hij, dat op de verponding
bepaald is gelet en kan hij, ofschoon de betrekkelijke spccifiatie
voor 1866 niet voor zich hebbende, toch wel de verzekering
geven dat de uitgetrokken som ad 2000 toereikend zal zijn.
De heer Wiersma dankt voor de bekomen inlichting.
De heer Bruinsma wil nog hebben opgemerkt, dat men, met
het oog op de uitbreiding der fabriek, zich inzake het onder
houd, tot het uiterst noodzakelijke heeft bepaald.
De heer de With vraagt welke uitgaven onder het art. „Diverse
andere uitgaven" zijn begrepen.
De Voorzitter merkt op dat dit art. reeds is afgedaan.
De heer de With voert hierop aan, dat de inlichting, door
den heer Rengers gevraagd, nog niet is verstrekt.
De heer Bloembergen geeft hierop te kennen, van denkbeeld
te zijn geweest, dat de vraag van den heer Rengers ten doel had
te weten of de kosten van vaakgemelde commissie al dan niet
waren begrepen onder art. 1 afd. X van hoofdst. II. Wat de
diverse andere uitgaven betreft, deze zijn bestemd om daaruit
verschillende uitgaven ten behoeve van de fabriek te bestrijden,
als olie, vet, kantoorbehoeften, briefporten enz.
De heer Rengers merkt wijders aan, dat de heer Bloembergen
hem niet goed begrepen heeft, daar zijne vraag om inlichting
art 5 betrof.
Voorts is eenstemmig besloten, naar aanleiding van het
voorstel der commissie, tot toevoeging van een nieuw art. aan
afd. VI hoofdst. III. luidende: kosten van de vaste Raads
commissie voor de gemeentelijke Gasfabriek 300. Ten
aanzien van den begrootingspost, hoofdst. V art. lc is, overeen
komstig het voorstel van B. en W. besloten, de omschrijving van
dat art. tc wijzigen, dat gelezen worde„Dc huizen in de Hoog
straat met daarachter gelegen Soepliuis" enz, zoomede het uitge
trokken cijfer met 40 tc verhoogen.'Aangaande den post sub
litt. d en e voor vertimmcring en onderhoud van turfschuren enz.
cn van het kantoor en woonhuis van den Architect," merkt dc
lieer dö Haan aan, dat door de commissie was voorgesteld
daarop niets uit te geven.
De Voorzitter zegt dat die aanmerking juist is. Hij stelt daarom
voor om, op den bereids afgedanen post terugkomende, overeenkom
stig het voorstel der commissie te besluiten. Niemand verklaart
zich hiertegen.
Art. 4, hoofdstuk V. Kosten van brandverzekering. De heer
Attema geeft te kennen, dat de meerderheid der commissie van
rapporteurs de verzekering van alle panden aan de gemeente
toebehoorendo, heeft voorgesteld. De daaromtrent aangevoerde
bewering, alsof daartoe minder noodzakelijkheid bestond omdat
men kan aannemen dat, bij het groot aantal eigendommen, 't welk
de gemeente bezit, het eene pand het andere zou verzekeren,
acht Spr. min juist, want het eene gebouw is bf door aard bf
door belending, aan meer brandgevaar blootgesteld dan het ander.
Volgens de regelen van goed burgerlijk bestuur mag dc gemeente zich,
als beheerder harer eigendommen, niet aan zulk een gevaar bloot
stellen. Bovendien bestaat er overvloedig gelegenheid om bij
soliede maatschappijen, weinig kostbaar in assurantie te treden.
De ondervinding heeft het, ook bij den kazernebrand, geleerd,
hoe aanbevelenswaardig zoodanige verzekering is, wil men buiten
verantwoordelijkheid blijven. De commissie heeft voorgesteld het
bestaande art. met 1000 te verhoogen; wordt dit aangenomen
dan kan men, tegen eene premie-verzekering ad f 1 per mille, een
kapitaal van f 1,000,000 verzekeren.
De heer Meursinge verklaart van gelijk gevoelen te zijn en
het voorstel te ondersteunen.
De heer Attema wenscht de aandacht der vergadering nog
hierop te vestigen, dat de armenwet de verzekering van gebou
wen van instellingen van weldadigheid gebiedend voorschrijft, ja
dat het zelfs zoo sterk stringeert dat de officier van justitie met
dc surveillance deswege is belast.
De heer Jongsma vestigt de aandacht op art. 14 van de
genoemde armenwet, waarbij die brandverzekering imperatief is
voorgeschreven. Het heeft Spr. steeds bevreemd dat niet dergo-
lijkc bepaling in de gemeentewet wordt aangetroffen.
De heer Bloembergen wijst er op, dat de bewuste verzekering,
na den kazernebrand, te dezer vergadering is besproken, dat het
Collegie daaromtrent heeft gerapporteerd, doch dat dc Raad die
verzekering alleen aannemelijk heeft geacht ten aanzien van bijzon
dere gebouwen en ze niet heeft willen uitstrekken tot alle pan
den. Dit beginsel voorstaande heeft men zich dan ook enkel
tot de bijzondere hoofdgebouwen bepaaldten aanzien van de
Gasfabriek zijn de kosten van vejzckcring onder afd. VI van
hoofdst. III geraamd.
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Comrant.
13