■9 82 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag 27 Dec. 1865. zoolang, maar vooral in de laatste dagen zoo zeer mogt geblijken. Het is alzoo met een goed vertrouwen dat ik een blik werp in de toekomst en thans verklaar ik, de betrekking van Burgemeester te hebben aanvaard. Eene taak rest mij nog. Het was ons in den laatsten tijd gegeven de diensten in het Collegie van B. en W. te mogen erlangen, van den heer Mr. E. Attema, als tijdelijken Wethouder. De be noeming van mij tot Burgemeester maakt aan die tijdelijke op- dragt en aan de daardoor verkregen goede diensten, van den heer Attema een einde. Ik acht het mij een aangenamen pligt, den lieer Attema daarvoor in het openbaar, zoo voor mij zelf, als uit naam mijner medeleden in het Collegie, hulde en dank toe te brengen en te betuigen, dat die diensten, ofschoon slechts gedu rende korten tijd bewezen, zeer op prijs worden gesteldintus- schen schrijft de Gemeentewet in art. 84 voor, dat de verkiezing hier bedoeld binnen veertien dagen na heden zal moeten plaats vindenik stel derhalve voor binnen dien tijd tot de bewuste verkiezing overtcgaan. Nadat overeenkomstig dit laatste eenstem mig was besloten, sluit de Voorzitter de vergadering. VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwar den, gehouden op Donderdag den 28 December 1865. Aanvankelijk 17, later 19 leden tegenwoordig. Afwezig de hecren A. van Assen en Z. S. de Haan, welke laatste schriftelijk heeft berigt, door ambtsbezigheden verhinderd te zijn de verga dering bij te wonen. Voorzitter de heer D. Zeper, die op het bepaalde tijdstip de vergadering opent. 1. Zijn gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen van de laatst gehoudene vergaderingen dd. 16 en 27 December jl. 2. Rapport der betrokken Raadscommissie omtrent de begroo- ting voor de dienst der Brandweer in de gemeente Leeuwarden over hei jaar 1866, uitgebragt ter vergadering van den 14. Deo. jl. Is, buiten beraadslaging en stemming overeenkomstig de con clusie van het rapport, beslotenlo. Goed te keuren de bcgroo- ting voor de dienst der Brandweer in deze gemeente, over het jaar 1866, zooals die laatstelijk is ingezonden bij missive van den 2 Dcc. jl. tot een bedrag in uitgaaf van zes duizend zes en negentig gulden. 2o. de commissie voor diligent te houden met opzigt tot het aanzoek van hh. Brandmeesters, tot wijziging van art. 35 van de verordening regelende de Brandweer in deze gemeente. 3. Aan de orde is de benoeming van een hulponderwijzer in eene der openbare lagere scholen te Leeuwarden, op eene jaar wedde van ƒ300. De stemming heeft het volgend resultaat opgeleverd: Jacob Sprongsma 16 en Nikolaas Wendcl 3 stemmen, zoodat de eerstgenoemde is benoemd. De voordragt vindt men in 't verslag wegens de vergadering van 14 Dec. jl. onder punt 15. 4. Voorts is aan de orde de benoeming van eene tweede hulp- ondenvijzeres in de burgerschool voor meisjes te Leeuwarden, op eene jaarwedde van ƒ300. De stemming heeft de volgende uit komst opgeleverd: Tjitske Bruining 19 steramen, zoodat deze met algemeene stemmen is benoemd. De voordragt deswege wordt aangetroffen in 5t hierboven vermeld verslag, onder punt 16. 5. Voorstel van B. en W. vervat in hun besluit van 11 Dec. jl. no. om aan den hoofdonderwijzer der le Tusschcnschool 2e kl. E. de Vries, voor het jaar 1865 eene tijdelijke toelage toe te kennen van ƒ100, te vinden uit hoofdst. VII, afd. II, art. 3 der gemeentebegrooting voor 1865. De heer Wiersma geeft te kennen zich niet tegen het vcrlce- nen eener gratificatie als hier wordt voorgesteld te zullen ver klaren, maar dat hij daaromtrent toch de opmerking moet maken, dat de bedoelde beschikking dan niet op het ten requeste gedaan verzoek sluit. Dat request in April 1865 ingediend, behelst het verzoek om wegens meerdere diensten, sedert April 1861 gepres teerd, eene gratificatie te erlangen; voor het jaar 1861- tot April 1865, doet adressant dus die aanvraag, terwijl B. en W. voor stellen hem eene toelage over 1865 Joe te kennenin dat geval zou dus de termijn van April 1864 tot 1 Jan. 1865, ongedekt blijven en aan den adressant mogelijk aanleiding geven zich dien aangaande nader te adresseren. Spr. zou dus wel voorstellen om uit de conclusie van het voorstel van B. en W. weg te nemen de woorden ,,over het jaar 1865." De heer Bloembergen meent zich te herinneren, dat het vroe ger door den adressant gedane verzoek was strekkende, om eene gratificatie over 1864 te bekomen, dit kwam dus in vóór de her ziening der verordening, regelende de bezoldiging van het onder wijzend personeel. Het advies van B. en W. omtrent flat ver zoek was toenmaals in afwijzenden zin gesteld en de Raad heeft zich daarmede destijds vereenigd, weshalve die zaak als beslist was aan te merken. Later heeft de adressant zich andermaal tot den Raad gewend, met verzoek zijn tractement le verhoogen, dit werd toen aangehouden, vermits de toen reeds ook op dat punt gewijzigde verordening boven bedoeld, nog niet door de bevoegde magt was goedgekeurd. Geruiracu tijd na de vaststel ling door deze vergadering van die verordening, en na het ophef fen van de daartegen gerezen bedenkingen, kou zij in werking worden gebragt. Om nu aan het daardoor ontstaan langer gemis van verhoogde bezoldiging te geraoet te komen, strekt de tegen woordige voordragt. Dit releveren'le verklaart hij zich niet tegen het door den heer Wiersma voorgestelde. De heer Meursinge zegt: In Junij dezes jaars is deze zaak ook behandeld, maar toen in advies gehouden omdat de veror dening toen nog niet geheel was afgedaan. Nu wordt dit ver zoek herhaald wil men de tijdsbepaling waarover de toelage loopt uit de conclusie wegnemen, hij zal er zich niet tegen ver zetten, doch zou het nog beter achten die toelage, berekend naar den maatstaf jvan 100 in het jaar, uit te strekken over den geheclen duur der door adressant verstrekte buitengewone diensten. Hij ziet daarin evenwel, inet het oog op andere onderwijzers, nog al eenig bezwaar en zal daarom voor de voordragt, gewijzigd als door den heer Wiersma is bedoeld, zijne stem uitbrengen. De heer Wiersma zegt het eenvoudig zijne bedoeling is, dat men eene gratificatie voor buitengewone diensten tockcnnc, zon der wijders. De heer Bruinsma merkt aan, dat de gewijzigde verordening op den 1 Nov. jl. in werking is gekomen, en dat eene vroegere vaststelling daarvan door bedenkingen van den kant van het gewestelijk bestuur is vertraagd geworden ware dit niet het geval geweest, adressant zou eerder met anderen het genot van verhoogdo bezoldiging hebben gehad. Naar zijn inzien heeft men van dezen kant al het mogelijke gedaan en zal hij daarom tegen eene verhoo ging van het voorgesteld bedrag stemmen. De heer Verwijs merkt aan, dat het in de bedoeling van den adressant heeft gelegen, eenige vergoeding te erlangen wegens buitengewoon verstrekte diensten in de jaren 1864 en 1865. Negentien maanden lang heeft hij dus het genot van verhoogde bezoldiging gemist en dit komt Spr. voor, moet bil lijkerwijze door eene hoogere dan de voorgestelde toelage wor den vergqed, GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 28 Dec. 13C5. De Voorzitter vraagt den vorigen Spr. of hij in dien zin een voorstel heeft tc doen. De heer Verwijs zegt dit te willen en voor te stellen, de bewuste toelage van ƒ100 tot op ƒ150 te verhoogen. De heer Bloembergen wenscht tc observeren, flat reeds vroeger en dikwijls in deze vergadering ter sprake is geweest, om aan ambtenaren, aangesteld op eene vaste jaarwedde, en flic tijdelijk meerdere werkzaamheden hadden tc verrigten, telkens geene grati ficatiën of toelagen deswege toe tc kennen. Eene uitbreiding van werkkring of wel het vermeerderen van het aantal leerlin gen, geeft evenmin aanleiding tot het verleenen van gratificatie, want ook in het tegenovergestelde geval, vermindering van den omvang der werkzaamheden, wordt geene vermindering van de vaste bezoldiging toegepast. Iets anders is het evenwel wanneer eene verandering in den werkkring van iemand gebragt, van ge- ruimen duur is en daaruit verhoogiug van bezoldiging voorvloeit; <lit is hier het gevaldaarenboven de verordening, die men met 1 Jan. 1865 in werking wenschte te doen treden, kon eerst met 1 Nov. worden ingevoerd het genot van de verhoogde bezol diging is dus belet door de vertraagde invoering der verordening, lntusschen zal hij tegen verhooging stemmen, omdat op grond van het aangevoerde ook aan andere ambtenaren in zoodanig geval verkecrcndc, evenmin gratificatie wordt toegekend. De heer Schik merkt op, dat, het amendement des lieeren Verwijs geene verhooging uitdrukt, berekend naar den duur der verstrekte diensten. De Voorzitter zal zich ook tegen verhooging verklaren, om dat hij er tegen is om telkens wegens bijzondere omstandigheden, vermeerdering van werkzaamheden mede brengende, gratificatiën toe te kennen; deze omstandigheden toch doen zich in het bur gerlijk en maatschappelijk leven gedurig voor, zonder dat er sprake is van dergelijke buitengewone vergoeding dier diensten. De heer Verwijs zegt, dat beginsel steeds bij aanvragen van onderwijzers om gratificatiën, zoo in zijne betrekking, als bij de plaatselijke schoolcommissie te hebben voorgestaan maar het is hier een geheel ander gevalhier is geen sprake van meerdere werkzaamheden, van meerderen bloei, maar de Vries verkreeg eene andere school met een veel grooter getal leerlingen dan hij vroeger had. Het \oorstel van den heer Verwijs hierop in rond vraag ge bragt zijnde, is afgestemd met 15 tegen 4 stemmen (die van dc hecren Meursinge, Duparc, Jongsma en Verwijs). De Voorzitter stelt nu voor, om dc conclusie van het voor stel, naar aanleiding van het opgemerkte door den heer Wiersma, nu te lezen als volgt: „Aan den hoofdonderwijzer fier le tusschen- school 2e kl. F. de Vries, eene tijdelijke toelage toe te kennen van ƒ100, te vinden uit" enz. De heer Oosterboff' merkt op, dat men dan dient te stellen „toelage in óens." De heer Attema geeft daarop tc kennen dat het volstrekt niet in tie bedoeling schijnt te liggen, die toelage bij gedeelten uit te betalen, en, wil men eene toevoeging, dan dient men te zeggen „toelage voor eens." De Voorzitter is van oordeel, dat de omschrijving der con clusie in de daad geene verandering behoeft; de adressant zal wel niet weder op de zaak terugkomen. Dc heer Bruinsma wenscht voor „toelage" te lezen„gra tificatie" Dienovereenkomstig wordt eenstemmig besloten en voorts op gelijke wijze aangenomen het voorstel van B. en W. in bovenbedoelden zin gewijzigd. G Voorstel van B. en W., ver at in hun besluit van den 2 December 1865, no. 22/19, in zake het verzoek van Eelco Ja cobus Visser, aannemer van publieke werken alhier, om ter bede op stads grond tc mogen daarstellcn twee stoepen enz. - Is, buiten be raaf Is laging en stemming, eonform het voorstel van B. en W. beslotenAan den adressant tot wederopzeggens toe vergunning te verleenen, om langs cle oostzijde van tic door hem aan de Oosterkade gestichte hnizingc, gekw. lett. B no. 109, kadastraal bekend gein. Leeuwarden, sectie B no. 1583, eene stoep te mogen leggen, onder voorwaarde, dat dc ingangen naar de bij die huizinge, zoomede bij de huizinge letter 11 no. Ill, behoorende kelders, van af den publieken weg, op voldoende wijze worden afgesloten, op aanwijzing en ten genoegen van B. en W. 7. Voorstel van B. en W., vervat in hun besluit dd. 2 Dec. 1865, no. 15/6a, strekkende tot vaststelling van het maximum van den onderstand, dat gedurende het volgend jaar kan wor den verstrekt aan de armen, wier aanvraag krachtens art. 22 der wet is ingewilligd, en die niet in godshuizen worden opge nomen. Is buiten beraadslaging en stemming aangenomen het voorstel van B. en W. en genomen het volgend besluit De Raad der gemeente Leeuwarden, gezien artt. 22 en 25 der wet tot regeling van het armbestuur, van den 28 Junij 1854, (St.Bl. no. 100.) Gelet op den inhoud der betrekkelijke circulaires van hh. Gcd. Staten dezer provincie, omtrent de vaststelling van ge zegd maximum heeft besloten Art. 1. Het maximum van den onderstand dat gedurende 1866, in eetwaren en brandstoffen, in kleeding en leggingstnk- ken, woning en geld kan worden verstrekt aan de armen, wier aanvraag, krachtens art. 2 2 der wet is ingewilligd en die niet in godshuizen worden opgenomen, wordt in geldswaarde vastgesteld overeenkomstig den daarvan bcstaanden staat. Daarenboven zul len, in geval van ziekte de noodige geneeskundige hulp en genees middelen worden verstrekt Art. 2. Het maximum van den onderstand zal slechts bij volstrekte noodzakelijkheid worden ver strekt en overigens de onderstand daar beneden blijven, zooveel als de omstandigheden het zullen toelaten. Art. 3. Ligchaams- gebrek dat tot arbeid geheel ongeschikt maakt, wordt voor dc toekenning van onderstand met ziekte gelijk gesteld. Bij gedeel telijke ongeschiktheid tot arbeid, wordt het bedrag van den onder stand gerekend naar de meerdere of mindere ongeschiktheid tus- schen hetgeen in gezonden toestand en bij ziekte wordt verstrekt. 8. Voorstel van B. en W. vervat in hun besluit van den 25 Nov. jl., no. Vjo0, inzake het adres van Lammert van der Heide, Logementhouder alhierhoudende verzoek, dat terstond na expiratie van den loopenden huurtijd, op den 5 Maart lS67,nog voor flrie jaren onderhands aan hem in huur worde afgestaan het aan deze gemeente toebehoorend stuk greidland, gelegen in den Cammingkabuurtster polder onder Leeuwarden, kad. bekend gcm. Leeuwarden sectie D no. 453, ter grootte van 3 bunder en 45 roeden, voor den tegen woord igen jaarlijkschcn huurprijs van/203, onder verpligting zijnerzijds, om minstens voor 100 aarde of mestspeeie over het gehuurde te brengen, en daarvan door geschrifte te doen blijken. Is buiten beraadslaging en stemming, overeenkomstig het voorstel van B. en W. beslotenAan den adressant tc kennen te geven, dat de llaad geene termen heeft gevonden om, aan het bovenomschreven door hem in zijn adres vervat verzoek te voldoen. 9. Voorstel van B en 4V. vervat in hun besluit van den 23 Dec. jl. no. xx/2\, om hun Collegie te magtigen om tijdelijk en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1865 | | pagina 1