4 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 11 Jan. 1866. verlangende, dan acht hij die als afgedaan te mogen beschouweu. 14. De heer Jongsma het woord erlangd hebbende brengt ter tafel liet volgende voorstel De ondergeteekendc in aanmerking nemende, dat er blijkens het bij de behandeling der staatsbegrooting voor 1866, in de Tweede Kamer voorgevallene, ernstige sprake bestaat van het overbrengen der strafgevangenis van Leeuwarden naar Medemblik in aanmerking nemende, dat bij deze zaak de belangen dezer gemeente zijn betrokken en geacht kunnen worden door zoo danige overbrenging te zullen vorden benadeeld, waartegen het de pligt is van deze vergadering te waken in aanmerking nemende dat bij art. 120 der Gemeentewet aan de gemeentebesturen de bevoegdheid wordt gegeven, de belangen hunner gemeenten ook bij den Koning voor te staan stelt voor lo. dat deze vergadering zich zal wenden met eerbiedig adres tot den Koning, met verzoek gemelde verplaatsing niet te doen plaats hebben, onder ontwikkeling van de reden die het ook in het algemeen rijksbelang minder wenschelijk doet zijn 2o. eene commissie tc benoemen ten einde zoodanig adres tc ontwerpen en ter goedkeuring aan deze vergadering aan te bieden. Leeuwarden, 11 Jan. 1866. (get.) E. Jongsma. Op voorstel van den Voorzitter is besloten dit voorstel ter visie van de leden te leggen en in eene volgende vergadering te behandelen. De Voorzitter sluit hierna deze vergadering. VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden op Dingsdag den 16 Januarij 1866. Tegenwoordig 17 leden. Afwezig de hccrcn K. Tigler Wij- brar.di, Dr. A. Meursingc Hz., A. van Assen en Mr. J. Minne- ma de With. Voorzitter de heer D. Zeper, die op het bepaalde tijdstip de vergadering opent. lo. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde wegens de op 11 Januarij jl. gehoudene gewone vergadering. 2o. Naar aanleiding van het ter vorige vergadering ter tafel gebragt schrijven van den heer Z. S. de Haan, waarbij deze be dankt voor de hem opgedragen betrekking van wethouder dezer gemeente, is op voorstel van den Voorzitter overgegaan tot het doen eencr nieuwe keuze. De uitslag van de stemming was, dat van de 17 uitgebrngte stemmen waren vercenigd op den heer P. T. Plantenga 9 stem men, op de heeren Mrs. J. Minncma de With, P. Wierdsma Schik en W. J. van Weideren baron Rengers elk 2 stemmen, en op de heeren J. J. Brunger en Mr. C. Wiersraa elk ééne stem. De heer Plantenga, de vereischte volstrekte meerderheid van stemmen erlangd hebbende, is alzoo verkozen. De Voorzitter, het woord tot den benoemde rigtende, vraagt of hij reeds nu zich zal kunnen verklaren dan wel gebruik tc willen maken van den termijn van beraad bij de wet gesteld. De heer Plantenga. zegt zich zeer door de benoeming vereerd te achten maar dat zij hem evenzeer heeft verrast; hij gevoelt zich vereerd tot de vervulling eener betrekking te worden ge roepen, die hij hoogschat, vooral ook omdat het tegenwoordig Collcgie uit waardige mannen is zamengesteld hij wcnscht even wel van den bewusten termijn van beraad gebruik tc maken. 3o. De Voorzitter doet, onder mededeeling dat in het personeel der gecommitteerden wegens deze gemeente, voor de beide scheepvaart-kanalen, de Harlingervaart en de Doekumer-Ee, tengevolge van het overlijden van den heer Mr. J. H. Beucker Andrcae, die als commissaris uit het gemeentebestuur over ge melde vaarten, door hem Voorzitter, vroeger aangesteld door dezen Raad als gecommitteerde, is vervangen, aanvulling zal moeten plaats hebben, het voorstel om nog in deze vergade ring over te gaan tot de benoeming van een gecommitteerde voor elk der genoemde voorwerpen van onderhoud. De vergadering, dienovereenkomstig besluitende, gaat alsnu in de eerste plaats over tot de verkiezing van een vasten gecommit teerde over de Harlingervaart. De uitkomst dezer verkiezing is, dat de heer G. O. Gorter, bij eene tweede vrije stemming met 9 en mitsdien met volstrekte meerderheid van stemmen als zoodanig is benoemd. Voorts is overgegaan tot de verkiezing van een vasten gecom mitteerde over de Dcckumcr-Ke tot welke betrekking, mede bij eene 2c vrije stemming, met 11 stemmen is benoemd de heer J. J. Bruinsma. Op de daartoe strekkende vraag des Voorzitters verklaren de benoemden gezegde opdragt aan te nemen. En is hiermede deze buitengewone vergadering door den Voor zitter gesloten. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zittingen van 24 en 25 Jan. 1866. 5 VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone ver gadering van den Gemeenteraad van Leeu warden, gehouden op Woensdag den 24 Januarij 1866. Tegenwoordig 18 leden. Afwezig de heeren Mr. C. Wiersma, A. van Assen en Mr. W. J. van Weldercn baron Rengers. Voorzitter de heer 1). Zeper, die op het gestelde tijdstip de vergadering opent. 1. Ziji. gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen van de laatstgehouden buitengewone vergadering d.d. 16 Januarij 1866. 2. Naar aanleiding van een ontvangen schrijven van den heer P. T. Plantenga, waarbij deze, onder dankbetuiging voor het in hem gesteld vertrouwen, voor de op hem ter vergadering van 16 Jan. j.l., uitgebragte benoeming tot wethouder dezer ge meente bedankt, stelt de Voorzitter, nadat dit schrijven was ge lezen, aan de vergadering voor tot het doen eener nieuwe keuze over te gaan. Hiertoe eenstemmig besloten zijnde, heeft de eerste stemming de volgende uitkomst opgeleverd: van de 18 uitgebragte stemmen warer. uitgebragt op den heer Mr. J. Min ncma de With 9 stemmen, op den heer Mr. W. J. van Weide ren baron Rengers 6 stemmen, op den heer K. Tigler Wijbrandi 2 stemmen en op dc heeren Mr. C. Wiersma en J. J. Brunger elk ééne stem. Niemand alzoo de volstrekte meerderheid erlangd hebbende, is overgegaan tot eene tweede vrije stemming, waarvan het resultaat was, dat de heer de With 10, de heer Rengers 7, en de lieer Tigler Wijbrandi ééne stem bekwam. Zoodat dc heer Mr. J. Minncma de With de vereischte volstrekte meerderheid van stemmen erlangd hebbende tot wethouder dezer gemeente is verkozen. De Voorzitter dien uitslag aan dc vergadering mededcclende, rigt tot den benoemde de vraag of hij die opdragt accepteert. De heer de With, dankzeggende voor de onderscheiding hem te beurt gevallen, zegt zich moeijelijk op dezen eigen oogenblik te kunnen verklaren die betrekking al dan niet aan te nemen, maar gebruik wenscht te maken van de bevoegdheid hem bij art. 85 gegeven. Er. is hiermede deze buitengewone vergadering door den Voor zitter gesloten. VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehou den op Donderdag den 25 Januarij 1866. Aanvankelijk 19, later alle leden tegenwoordig. Voorzitter de heer D. Zeper, die op het bepaalde tijdstip de vergadering opent. 1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde wegens de op den 24 Januarij I860, gehoudene buitengewone vergadering. 2. Aan de orde is de behandeling van liet rapport der Raads commissie omtrent de rekening van het Nederlandsch Israëlietisch Armbestuur te Leeuwarden, over het dienstjaar 1864, waarvan de conclusie luidt als volgtGezegde rekening en verantwoor ding, in ontvang op 5344.295 en in uitgaaf op 5239.225 en alzoo sluitende, met een voordcelig saldo van 105.07 goed te keuren en hiervan gemeld Armbestuur kennis te geven, met uitnoodiging, om vervolgens zorg te dragen dat de rekening tijdig worde ingezonden. De beraadslagingen over dit rapport geopend zijnde, voert de heer Plantenga het woord, zeggcn'ie het volko men met de commissie eens te zijn dat de rekening door het hier betrokken Armbestuur veel te laat is ingezondenhij zoude gaarne zien dat een bepaalde datum werd gesteld waarop die rekening behoort aangeboden tc wezen, en, aangezien bij dit Armbestuur een vaste Secretaris in functie is, bestaat daartegen dan ook geen bezwaar hij stelt daarom voor de conclusie van liet rapport te wijzigen en in stede van het woord „tijdig" te lezen „voor den 1 Junij." De lieer Oosterkoff is van oordeel dat men geen zoodanigen termijn behoeft te stellen vermits uit de bepaling van art. 60 der Armewet voorivloeit, dat liet subsidie niet wordt verleend dan nadat de volstrekte noodzakelijkheid daarvan is bewezen door de rekening en verantwoording over het laatst afgeloopen jaar; weshalve de tijdige indiening van dc rekening van zelf zal volgen, wanneer de termijn voor het aanbieden der begrooting gesteld, geobserveerd wordt. De heer Duparc ziet op zich zelf geen bezwaar in het amen dement des heeren Plantenga, maar merkt aan dat hij de ter mijn van lo Juuij toch wel wat kort vindtdc dienst toch loopt nog cenigc maanden verder dan het betrekkelijk dienstjaar en wordt, even als met andere armen-administratiën het geval is, eerst op ulto Junij gesloten. Hij zou dus liever bepaald zien dat de rekening moet worden ingediend „binnen eene maand na dat de dienst is gesloten;" bij de gemeente geschiedt dit ook en voor eene administratie als hier bedoeld, van veel meer beperk ten omvang, geeft dit geen bezwaar. De heer Plantenga geeft te kennen de huishoudelijke ad ministratie van het Israülitiesch Armbestuur niet genoegzaam te kennen, maar de termijn tot inzending voor lo Junij te hebben voorgesteld, met het oog op de termijnen tot inzending van dc rekeningen van de Stads Arrackaraer en het Ziekenhuis. Nadat op des betreifende vraag van den Voorzitter het voorstel van den heer Plantenga was ondersteund, geeft de heer Duparc nog te kennen dat hij gewezen heeft op de feitelijke onmogelijkheid voor de hier bedoelde administratie, door het kerkelijk Armbe stuur in het leven geroepen, om voor 1 Junij met hare rekening gereed te kunnen zijn; het is eene onmogelijkheid de rekening voor 1 Junij in te dienen, wanneer de afsluiting der dienst eerst op ulto dier maand plaats vindt. De heer Plantenga wcnscht nu zijn voorstel in den zin van het gesprokene door den heer Duparc te wijzigen. De heer Wierdsma ScMk is van oordeel dat het stellen van een termijn weinig zal baten, indien men niet bepaald weet wan neer dc dienst wordt afgesloten. De lieer Duparc merkt hierop aan gesproken te hebben van de afsluiting der dienst vóór 1 Julij. De heer Wierdsma ScMk verklaart zich te voegen bij het voorstel van de commissie. Dc Voorzitter zegt gaarne een bepaald voorstel te willen ontvangen. De beer Duparc zegt hierop Aangezien de dienst voor ulto Junij wordt afgesloten, voor te stellen den bewusten termijn te stel len voor 1 Aug. Dit voorstel wordt alsnu in rondvraag ge bragt en met 19 tegen ééne stem (die van den heer Oostcrhott} aangenomen; voorts is de aldus gewijzigde conclusie van het rapport der commissie eenstemmig aangenomen. 3. Voorstel van B. en W. vervat in hun besluit van den 'i Januarij jl. no. strekking hebbende om aan Al. S. Hirscli vroeger hoofdonderwijzer aan de ontbondene Israëlitische Armen school alhier op zijn deartoe gedaan verzoek, over 1866 eene gelijke gratificatie toe te kennen als aan hem tot hiertoe is toe gestaan en wel ten bedrage van ƒ125. Voorts om B. en Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesciie Courant. 2

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 1