GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag 15 Nov. 1866.
schieten eener koe bij schietoefeningen van de militairen, is be
vestigd geworden; de beantwoording van der adressanten ver
zoek heeft nog niet plaats gehad omdat men het oordeel van
deskundigen daarover wenscht in te winnen.
Dc 'heer Westenberg hoopt dat die zaak ten spoedigste zijn
beslag raag erlangen. Juist het aangehaalde voorbeeld, de doo
ding van de koe door de militairen, pleit voor het wenschelijke
van de zaakhet is een bewijs dat er groote behoefte aan een
goed schietterrein bestaat en dat het daarstellcn eener schietbaan
hoogst nuttig zal wezen ook voor de oefeningen van de schutterij
en van het garnizoen.
Hoofdst. IV arl. 1, wordt vervolgens buiten beraadslaging en
stemming aangenomen, zoomede dc post art. la van hoofdst. V.
Hoofdst. V art. IA de woningen op de Nieuweburen, achter de
Witte hand enz. Na lecture van het voorgestelde door dc Com
missie van rapporteurs en het daaromtrent gegeven antwoord van
B. en W.komt eerst in behandeling het voorstel van de Com
missie, om de woningen op de Nieuweburen en achter de Witte
hand te amoveren en dc begrootingspost met 100 te vermin
deren.
De heer Bloembergen zegt, dat men er zich op beroept als
zouden die woningen in zulk een ongelukkigen toestand verkee-
ren. Hij stemt toe dat zij niet zijn ingerigt ten behoeve van
groote huisgezinnen, maar acht ze voldoende genoeg voor kleine
huishoudingen en bij het bestaande gebrek aan arbeiderswoningen
zou hij wel op het behoud daarvan prijs stellen. Bij gelegen
heid van den laatsten algeraeenen verhuisdag is het gebleken,
hoe groot dat gebrek was, hoevcle aanvragen bij den burgemees
ter inkwamen, ora racnschen zonder huisvesting zijnde een onder
komen te verschaffen. Spr. zal er zich uit dien hoofde tegen ver
klaren dat nu tot de amotic wordt overgegaanhet doel toch,
dat men had bij de aankoop, is verwezenlijkt geworden; twee
dier woningen zijn tot het verkrijgen eener betere toegang tot
de Armenbewaarschool geamovcerd geworden.
De heer Zeper zal kortelijk het door den heer Bloembergen
aangevoerde appuijeren, door te verklaren dat het voor den gerin-
geren arbeider zeer raoeijelijk is eene woning te bekomen, zoodat
zelfs bij het evacueren van de beide gcamoveerde woningen een
half dozijn menschen in beweging kwam, omdat het op dat
oogenblik zeer raoeijelijk was om dc daarbij betrokken personen
gehuisvest te krijgen. Somtijds is hel zoo erg dat men er geen
weg mede weet en enkelen onder den blooten hemel moeten wor
den gehuisvest. De voorgestelde amotie is bovendien niet vol
strekt noodig en zal men daartoe ter gelegener tijd kunnen over
gaan.
De heer Plantenga gelooft dit wel maar zou het dan toch
verkieslijker achten om de bestaande woningen publiek te ver-
koopen. Dc gemeente moet geene arbeiderswoningen hebben en
verhuren, dan is het beter geer.e woningen te hebben, want in
4e handen van den particulier zijn ze meer productief.
De heer Wiersma is van oordeel dat juist het bestaan dier
woningen de bedoelde overlast aan den burgemeester veroorzaakt,
wetende, dat de gemeente niet zoo streng als een particulier bij
de invordering van dc huur handelt. De diaconie, de vorige ei
genares, ging niet tot de verkoop dier woningen over, had zij
niet de overtuiging dat het voordeel daarvan zeer gering voor de
administratie was. Laat men die woningen in wezen, dan beant
woordt men niet aan het doel van den aankoop. Spr. oordeelt
het dan beter ora zc te verkoopen, mogelijk verrijzen er dan be
tere woningen hoe betook zij, het zijn nu geen geschikte woningen.
De heer Jongsma heeft uit de zooeven gevoerde discussie ter
zake van de daarstclling van een regenbak op het Jacobijner
kerkhof, moeten opmaken, dat dc bevoegdheid van dc gemeente
om te voorzien in de behoefte aan drinkwater, door het bestuur
m twijfel wordt getrokken, en nu kon Spr. zijne verwondering niet
ontveinzen te hooren verkondigen, dat de gemeente verpligt is
voor het verschaffen van woningen aan particulieren te zorgen.
Men heeft bovendien heden morgen een besluit genomen rakende
de opzameling, afvoer, enz. van foecale stoffen, de gemeente heeft
gelden veil, om de openbare gezondheid te bevorderen en dan
vraagt Spr., waarom wil men die woningen behouden, niet om
er menschen in te laten wonen, maar om ze er in te bergen De
heer Wiersma heeft gelijk, men moet ze verkoopen.
De heer Bloembergen zegt, wanneer de vorige Spr. hot door
hem gesprokene in zake de daarstelling van een regenbak, be
schouwt als eene betwisting van de verpligting der gemeente om
te voorzien in de behoefte aan drinkwater, hij dan minder juist
het gesprokene heeft opgevat Spr. heeft alleen gesproken, dat
die vermeende verpligting nog al aanleiding tot discussion zoude
geven. Wat de woningen betreft, moej men daaromtrent den tegen
woordige toestand in acht houden en niet uit het oog verliezen,
dat het woningen zijn welke belenden aan andere eigendommen
der gemeente, daarop toch is ook bij derzclvcr aankoop gelet en
werden ze dienstbaar geacht om het zoogenaamde Achterom met
er tijd te doen vervallen. Deze omstandigheid verdient allczins
overweging en moet men niet te spoedig tot de amotie overgaan.
De heer Westenberg merkt aan, dat hij, de begrooting raad
plegende, voor die woningen eene ontvang ziet aangebragt. van
ƒ300, tegenover eene uitgaaf van 220, er zal dus slechts ƒ80
bate overschieten, en dan acht hij zoodanige bezitting voor de
gemeente wel wat bezwarend.
l)e Voorzitter observeert, dat het hier alleen geldt dc Diaeo-
niewoningen.
De heer Westenberg herhaalt, dat al die woningen kosten
ƒ220, terwijl ze slechts ƒ300 opbrengen.
De Voorzitter herinnert, dat aan de orde is het voorstel
tot amotie.
De heer Bloembergen vraagt den heer Westenberg hoe hoog
hij het revenu heeft opgegeven?
De heer Westenberg zegt op ƒ300.
De heer Bloembergen moet dan observeren, dat die opgaaf
min juist is, want dat onder de ƒ220, aan onderhoudskosten ook
begrepen is eene woning in de Ivobrouwerssteeg, die 78 opbrengt,
misschien deelen nog meerdere woningen in die kosten van onder
houd.Het voorstel tot amotie der bedoelde woningen, wordt
alsnu in rondvraag gebrugt en aangenomen met 10 tegen 5
stemmen (die van de heeren Zeper, Bloembergen, de With, Bol-
ten en van Sloterdijck.
Daarna is in rondvraag gebragt en verworpen, het voorstel van
de commissie van rapporteurs om de woningen op het Hoekster
kerkhof te verkoopen, en wel met 8 tegen 7 steramen (die van
de heeren Suringar, Wijbrandi, Plantenga, Westenberg, Duparc,
Jongsma en Atteraa.)
Alsnu komt in behandeling het voorstel der commissie om de
kosten van onderhoud met 100 te verminderen.
De heer Bloembergen is van oordeel, dat ƒ100 voordcover-
blijvende woningen te weinig zal zijn.
De heer Tigler Wijbrandi merkt op, dat zes woningen gea-
moveerd zullen worden en dat drie behouden blijven hij oordeelt
ƒ100 genoegzaam.
De heer Wiersma observeert de post in uitgaaf omvat het
huis in de Ivobrouwerssteeg en al de woningen opgenoemd bij
art. 2hy van hoofdst. UI der inkomsten, daarvan vallen weg de
zes bewuste woningen. Het gewoon onderhoud dier woningen
is dus werkelijk te hoog en zou het derhalve de aandacht ver
dienen om ze of radicaal te verbeteren óf te verkoopen.
De Voorzitter acht de som van 100 ook te laag, hij zou
liever ƒ150 gesteld zien. Het voorstel ora de kosten van onder
houd met 100 te verminderen, wordt hierop in rondvraag ge
bragt en aangenomen met 11 tegen 4 stemmen, (die van de hee
ren Zeper, Bloembergen dc With en Bolten.)
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 15 Nov. 1866.
De onderdeden c tot en. met o van art. 1 van hoofdst. V wor
den vervolgens buiten omvraag eenstemmig aangenomen, zoomede
art. la van art. 1, en artt. 2, 3, 4, 5, 6 en 7 van hoofdst. V.
Hoofdst. VI, afd. I, II en III worden eveneens onveranderd
aangenomen alsmede art. 1 van afd. IV. act. 2, afd. IV, hoofdst.
VI kosten van hel zegelen der registers voor het stedelijk kantoor.
Op voorstel van de Commissie van rapporteurs wordt besloten
aan de omschrijving van dit art. nog toe te voegen de woo.<len:
„en der aanslagbilletten voor den hoofdel ijken omslag. Dit art. zoo
mede de artt. 310 van afd. IV van het Vlo hoofdst. worden
achtereenvolgend onveranderd aangenomen, evenals ook hoofdst.
VII afd. I artt. 1—13. Ten aanzien van afd. II van dit hoofd
stuk onderwijswenscht de heer Duparc eene vraag tot liet Col-
legic van dagelijksch bestuur te rigten. Volgens art. 14 der
wet op het middelbaar onderwijs, behoort, afgescheiden van de
rijks hoog ere burgerschool, te Leeuwarden te worden opgcrigt eene
burger dag- en avondschool. Volgens art. 91 moet aan dit voor
schrift worden voidaau binnen zes jaren na het in werking tre
den der wet, dat den 1 Julij 1863 heeft plaats gehad. Er zijn
dus nu reeds bijna 3 jaar van den fatalen termijn verstreken.
Gaarne zou hij nu wenschen te vernemen of de Raad spoedig
voorstellen te dezer zake zal mogen te gemoet zien.
De heer Bloembergen geeft hierop te kennen dat juist met
het oog daarop dat dit punt voorziening eischt, het Collegie het
plan heeft om dc aanvulling der Raads-Coinmissie voor de zaken
van het middelbaar onderwijs, te provoceeren. Reeds vroeger
was het denkbeeld bij het Collegie levendig ora die zaak voor te
bereiden, maar juist door de daaromtrent gegeven wenken van
ceti hoog geplaatsten ambtenaar bij de zaken van het middelbaar
onderwijs, meende men daarmede niet te haastig te moeten zijn.
Nu onlangs evenwel is het Collegie door dien ambtenaar aan de
bewuste herziening herinnerd, en daarom heeft men het voorne
men de bedoelde aanvulling voor te stellen. De artt. 1, 2, 3,
4, 5, 6, 7 en 8 worden vervolgens onveranderd vastgesteld.
Na lecture van het opgemerkte in het verslag der Commissie
en in de memorie van beantwoording, wordt ook art. 9, onder
houd en schoonmaken van schoollokalen enz. onveranderd aangeno
men. Zoomede de artt. 10, 11, 12 en 13 dier afd. en de af-
deelingen 111, IV, V, VI en VU.
Hoofdst. VIII afd. I art. 1 verschuldigde renten wegens geld-
leeningen enz. Na lecture van het opgemerkte in de betrekkelijke
gewisselde stukken, doet de Voorzitter het voorstel om, aange
zien het nog niet bekend is of al dan niet eene leening zal bc-
noodigd wezen, de afdoening van dezen post voorloopig aan te hou
den hiertoe wordt beslotenart. 2. Als bovenwegens de
leening voor de overname der gasfabriek enz.
De heer Oosterhoff stelt voor aan /leze omschrijving toe te
voegen de woorden: „die voor rekening komen van de gasfabriek."
De beer Duparc herinnert dat het in het indertijd door den Raad
voor deze leening vastgestelde plan speciaal de inkomsten der
gemeente zijn gegarandeerd voor de rente en aflosting en dat, op
voorstel van den heer de Haan, slechts secondair de revenuen
der gasfabriek daarvoor mede zijn gewaarborgd. Met het oog
hierop gelooft hij dus, dat aan het verlangen van den heer Oos
terhoff, oin hier speciaal van de inkomstcu der gasfabriek te
spreken, niet kan worden voldaan. Het voorstel des heeren Oos
terhoff niet ondersteund wordende, blijft buiten behandeling; en
is art. 2 daarop onveranderd aangenomen. Art. 3. Voor aflos
sing van schuld.
De heer Bloembergen geeft in overweging ook deze post aan
te houden; het komt hem voor, dat, zal men de voorgestelde
leening geheel vermijden, er misschien op dezen post nog wel iets
zal moeten verminderd worden, ten einde het evenwigt tusschen
uitgaven en inkomsten te bewaren. Dienovereenkomstig is be
sloten. Art. 4 is daarop onveranderd aangenomen.
Bijvoegsel tot de Provinciale Priesciie Courant.
Ten aanzien van den post art. 1 afd. II van hoofdst. VIII sub
sidie ten behoeve van den Noord-llollandschen-Frieschen spoorwegis
op voorstel van de Commissie van rapporteurs besloten die redac
tie te wijzigen als volgtDeelneming in de geldleening ten behoeve
van den Noord-JIollandschen-Frieschen spoorweg. Afd. III van ge
meld hoofdstuk zoomede dc afdeelingen I en II van hoofdst. IX
zijn daarop onveranderd aangenomen.
Opzigtens art. la van afd. III Prijzen voor de harddraverijen
in de kermis en bij de voorjaars paardenmarktgeeft de heer
Jongsma te kennen, dat, naar het hem voorkomt, de prijzen hier
bedoeld worden gegeven respectievelijk cu om de kermis te ver
levendigen èn in het belang van de paardenmarkt, dus wat dit
laatste betreft in het belang van den handel. Hij gelooft even
wel dat dit laatste geen genoegzaam doel treft, en daarom zou
hij voorsteilen om in stede van den prijs voor de harddraverij bij
gelegenheid van de voorjaars paardenmarkt te geven, dien te be
stemmen voor eene keuring van chaispaarden. Dit voorstel wordt
ondersteund.
De heer de With, verklaart zich tegen dit voorstel, op grond
van het vroeger voorgevallene wegens de voorjaars harddraverij.
Hij kan er bijvoegen dat de laatstgehoudene draverij van de
meeste deelneming heeft getuigd.
l)c heer Wiersma zal ook tegen zoodanige wijziging zijn, uit
hoofde van de vroeger ter zake genomen besluiten. Bij wegla
ting vreest hij voor gelijken aandrang als toen plaats vond.
De heer JongSQia meent niet goed verstaan te zijn hij wenscht
dc harddraverij iu de kertnis te behouden en wil alleen de voor
jaars paardenmarkt-draverij doen vervangen door eene keuring van
chaispaarden, welke hij zeer in het belang van den handel aan
beveelt.
De heer Duparc zal zich noch met de oorspronkelijke redac
tie, noch met het amendement van den heer Jongsma kunnen
vereenigen. Evenals vioeger, is hij van gevoelen dat de gemeente
Leeuwarden niet heeft te zorgen voor de veredeling van het
paardenras of de aanmoediging van de paardenfokkerijde voor
jaars harddraverij is voorts weinig te beschouwen als eene open
bare vermakelijkheid. Wordt zij afgeschaft, men zal, gelijk vroe
ger, particulieren terstond weder zien optreden om in de zaak
te voorzien.
De heer Bloembergen maakt insgelijks zwarigheid voor de
verlangde wijziging zijne stem uit te brengen. Door de keur
meesters is indertijd sterk aangedrongen op het behoud van de
draverij bij gelegenheid van de voorjaars paardenmarkt. Neemt
men nu een besluit in den zin van het voorgestelde amendement,
dan stelt men zich weder bloot aan het gevaar van gelijken aan
drang van dien kant.
De heer Brunger geeft te kennen dat hij, hoezeer ook gene
gen ora de uitgaven der gemeente zooveel mogelijk te beperken,
er toch te veel nut in ziet om de bewuste harddraverij af te schaf
fen. Het voorstel van den heer Jongsma in rondvraag gebragt
zijnde is daarbij verworpen met 14 tegen 2 stemmen (die van
de heeren Jongsma en Suringar), terwijl art. la daarop is aange
nomen met 14 tegen 2 stemmen (die van dc heeren Duparc en
Jongsma). De onderdeden c en d van artt. 1 zoomede art.
2 zijn vervolgens onveranderd aangenomen.
Aangaande hoofdst. XI. Fonds voor onvoorziene uitgaven, wordt
besloten, dit tot later aar. te houden.
Genaderd tot de behandeling der Inkomsten van de gcmcente-
begrooting, worden achtereénvolgend, buiten beraadslaging en
stemming onveranderd aangenomen hoofdstuk. I en dc artt. 1
en 2 van afd. I, hoofdst. II. Na lecture van het opgemerkte
in het verslag en de memorie vaakgeraeld, wordt eenstemmig
besloten art. 1 van afd. II, hoofst. II overeenkomstig de voor-
dragt van B. en W. op dc begroeting vermeld te laten.
Art 2, 50 opcenten op de hoofdsom der personele belasting.
64