60 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 4, April 1867. burgerschool en in de nabijheid van andere groote gebouwen in het Zaailand, voor het uiterlijk aanzien der stad geen goed effect zou opleveren, dat, zeg ik, dit terrein, wat de ruimte betreft, allezins voldoende is. 2o. dat de grond waarop het gebouw zou worden gesticht aan de stad toebehoort en de kosten alzoo stellig een halve ton miuder behoefden te bedragen dan die van een beursgebouw bij de Wortelhaven, dat bovendien nog niet eens voldoende zou zijn. Op deze gronden nu is het dat ik mijne stem voor het voor stel van het Collegie zal uitbrengen. De heer Bloembergen wenscht eene motie van orde te doen. Het is hem voorgekomen dat de loop der discussier, het allezins dienstig doet achten dat het 2c lid van de conclusie der Com missie, het eerst in stemming gebragt worde. Hij geeft derhalve in overweging om de orde van behandeling in dier voege te wijzigen, dat eerst in stemming kome het 2e lid dier conclusie, luidende: „2o. Nogmaals, met bevestiging van cn in overeen stemming met het Raadsbesluit van den 1 Dcc. 1855, no. V,04 te besluiten tot het bouwen van eene beurs op het terrein bij de Wortelhaven, met benuttiging der om en bij dat terrein ge legen en aan de gemeente toebehoorende perceelen." De Voorzitter zegt ook zelf dit voornemen te hebben gehad, maar aangezien de discussien tot dusver alleen liepen over de algemeene strekking van het voorstel, was eene interruptie niet wel mogelijk, nu evenwel is men tot de behandeling der punten genaderd. Hij stelt na het sluiten der discussien voor, om overeenkomstig het voorgestelde door den heer Bloembergen, te besluiten; de vergadering besluit daartoe. Hierop is dat 2e lid der conclusie in rondvraag gebragt en afgestemd me 13 tegen 7 stemmen (die van dc hccren Gorter, Bolter:, Stuingar, Tigler Wijbrandi, Oostcrhoff, Du pare en Attema.) De heer Wiersma zegt: Toen er sprake was van het hooren der Kamer van Koophandel en fabrieken alhier in de ondenverpelijke zaak, heb ik mij weerhouden mijn gevoelen daaromtrent uit te spreken. B. en W. schijnen redenen le hebben gehad voor het niet inwinnen van haar advies; die zaak behoort reeds tot het vcrledene; maar nu de zaak, tengevolge van 'tzoo even genomen besluit als 't ware een nieuwe phase is ingetreden, zou ik er wel voor zijn, dat die Kamer alsnog werd gehoord. Ik stel daarom voor om de betrekkelijke stukken alsnog ten fine van considera tion en advies in handen van dc Kamer van Koophandel en Fa brieken alhier te stellen. Na ondersteund te zijn, geeft de Voorzitter in overweging de beslissing omtrent dit voorstel aan te houden tot eene volgende vergadering, waartoe wordt besloten. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 11 April 1867. 61 VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden op Donderdag den 11 April 1867. Aanvaukelijk 15, later 18 leden tegenwoordig, zijnde de hceren Mr. J. Minnema dc With, G. H. Hommes en H. J. Westenberg afwezig. Voorzitter de heer D. Zeper, die de Vergadering op het gestelde tijdstip opent. 1. Zija gelezen en onveranderd vastgesteld, de notulen van het verhandelde in de vergadering van 4 April 1867. 2. Aan de orde is de behandeling van het rapport der Com missie ad hoe, omtrent de rekening en verantwoording der ont vangsten en uitgaven van het Nieuwe Stads Weeshuis en der gelden besteed voor de verpleging van kinderen beneden de zes jaren oud, over het jaar 1866. Dc Vergadering zich met de conclusie van gezegd rapport vereenigende, is dienovereenkomstig buiten rondvraag besloten De rekening en verantwoording van het Nieuwe Stads Weeshuis en de verantwoording der gelden besteed voor de verpleging van weezen beneden dezes jaren, beide voor de dienst van 1866 goed te keureu, en van die goedkeuring voorzien, aan heeren voogden terug te zenden onder dankbetuiging voor het rigtig beheer. 3. Vervolgens wordt in behandeling genomen het rapport der Commissie ad hoe, aangaande eene aanvrage van dc Com missie van bestuur over het Stads Ziekenhuis alhier, om magti- ging tot het doen van af- en overschrijvingen van en op posten der begrooting van uitgaven voor die inrigting, dienst 1866, waarvan de conclusie is strekkende, om de gevraagde magtiging te verleenen. De Vergadering zich daarmede kunnende ver eenigen is daartoe besloten. 4. Voorstel van B. en W., vervat in hun besluit dd. 3 April 1867 no. 12/109, tot onderhandsche verhuring van de huizinge in het Nieuwstraatjc alhier, gekwoteerd letter C no. 142, ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden sectie B no. 534, aan Jacobus Aukes Overdijk, melktapper, wonende in de Schrans, onder Huizum. Nadat met algemeene stemmen was be sloten bedoeld voorstel dadelijk in behandeling te nemen, is besloten, voorbehoudens goedkeuring van heeren Ged. Staten de zer provincie, B. en W. te magtigen op de door hen voorge stelde voorwaarden, met den 12 Mei 1867 voor den tijd van drie jaren en alzoo tot denzelfden datum van het jaar 1870, voorschreven huizinge aan Jacobus Aukes Overdijk, wonende in de Schrans onder Huizum, in huur af te staan. Op voorstel van den Voorzitter is besloten, aan dit besluit vóór de resumtie der notulen uitvoering te geven. 5. Wordt in behandeling genomen het voorstel van B. en W. aangaande eene resolutie van heeren Gedeputeerde Staten van Friesland, dd. 14 Februarij 1867, no. 45, met be trekking tot dc invoering van het gymnastisch onderwijs in deze gemeente. Nadat dit voorstel was gelezen, is op voorstel van den Voorzitter tot dc dadelijke behandeling overgegaan. De Vergadering zich met de conclusie kunnende vereenigen is met algemeene stemmen besloten lo. Het door den Raad ge nomen besluit van den 13 October 1864 no. 13/75, betrekkelijk de invoering van het gymnastisch onderwijs in de gemeente wordt ingetrokken. 2. a. In de gemeente Leeuwarden wordt opgc- rigt eene school ten dienste van het onderwijs in de gymnastiek en daarvoor bestemd het gebouw der oude Manege, b. Het onder wijs in de gymnastiek wordt als leervak n verbonden aan het bestaand onderwijs voor de leerlingen der beide Fransche dag en kostscholen, der beide burgerscholen, zoomede van de tusschen- school le klasse, c. Bij dc sub a bedoelde schoolinrigting wordt aangesteld een onderwijzer iu het bezit eener acte van bekwaam heid tot het geven van onderwijs in de gymnastiek. Aan hem wordt opgedragen om aan dc leerlingen van dc onder letter b aangewezen of later aan te wijzen scholen van openbaar lager onderwijs in de gemeente, hetzij in die scholen zelve, hetzij in het voor de gymnastickschool bestemd gebouw, in dat leervak Bijvoegsel tot de Provinciale Fkiesciie Courant. onderrigt te geven. d. De bezoldiging van den aan te stellen onderwijzer in de gymnastiek wordt bepaald op een duizend gulden 's jaars. Tevens wordt aan hem het genot toegekend eener veranderlijke toelage, in verhouding tot het aantal leerlin gen die behalve de sub c bedoelde, tegen een daarvoor tc be palen leergeld aau de gymnastiekschool onderwijs ontvangen. e. B. en W. worden uitgenoodigd bij den Raad met bekwamen spoed eene voordragt voor de benoeming van den in dezen be doelden onderwijzer, zoomede de nader tot deze zaak betrekke lijke voorstellen in te dienen. Wijders is op voorstel van den Voorzitter besloten ook aau dit besluit vóór de resumtie der notulen uitvoering te geven. 6. Voorstel van B. en W., vervat in hun besluit dd. 3 April 1866 no. 1strekkende tot aanwijzing van de fondsen waar uit kunnen worden gehoed de kosten, vereischt voor het aan brengen van de benoodigde toestellen in het Stads Armhuis al hier, ten einde dat gesticht te kunnen verlichten door middel van uit steenkolen bereid pijpgas. Nadat gemeld voorsteld door den Secretaris was gelezen, is eenstemmig tot dadelijke behan deling besloten. Daarop wordt de conclusie van het voorstel buiten rondvraag aangenomen en diensvolgens besloten B. en W. te magtigen tot betaling der kosten, vereischt voor het aan brengen van dc benoodigde gastoestellen in het Stads Armhuis alhier, uit de op hoofdstuk VII, afd. I, art. 12 der begrooting voor deze gemeente over 1867 toegestane som en tot dat einde die som uit het fonds voor onvoorziene uitgaven te versterken met een bedrag van 200. Ook aan dit besluit, is besloten, vóór de resumtie der notulen uitvoering te geven. 7. De Voorzitter brengt, overeenkomstig het bepaalde bij het 2e lid van art. 50 der wet van 29 Junij 1851 [Staatsblad no. 85,] in tweede stemming het gewijzigd lid B 3o. der con clusie van het verslag van de rapporteurs uit de sectien der vergadering, wegens het door B. en W. gedaan voorstel betrek kelijk het grondplan der uitbreiding van het bebouwde gedeelte der gemeente, waarover ter vorige vergadering de stemmen had den gestaakt. De uitslag daarvan was, dat zich 9 leden daar voor en 7 [zijnde de heeren Zeper, Bruinsma, Bloembergen, Wij brandi, Brunger, Plantenga en Rengers] daartegen verklaarden en is alzoo besloten Niet aan te nemen het 3e punt der con clusie van heeren B. en W., maar daarvoor in de plaats tc stellen„dat in de eerste plaats die uitvoeiing zich zal be palen tot het terrein gelegen aan de binnen- of noordzijde der nieuw te graven gracht, aangeduid op het grondplan door de letters A, B, C en D, met het graven en de bewailing dier gracht en het aanleggen van de nieuwe brug er. deu toe gangsweg naar het stationsgebouw terwijl het bouwterrein D geheel cn volledig met de zich daarop bevindende opstallen, hetzij door middel van aankoop, hetzij op eenige andere wijze in het bezit en te rvrije beschikking van de gemeente zal komen." Daarop is in behandeling gebragt het 4e lid der conclusie van rapporteurs luidende „het 4e punt der conclusie van heeren B. en W. ouveranderd aan te nemen." Dit punt zonder discussie en buiten rondvraag eenstemmig aangenomen zijnde, zijn B. cn W. diensvolgens uitgenoodigd, met bekwamen spoed aan den Raad de vereischte voorstellen te doen, zoo met betrekking tot de ver schillende onderdeden van het werk als tot de middelen waaruit de daarop vallende kosten kunnen worden gehoed. 8. Aan de orde is de behandeling van het ter vorige vergade ring door den heer Wiersma gedaa voorstel om alsnog van de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier, het advies in te winnen omtrent het door B. en W. ingediend voorstel om een voor de behoeften van den handel voldoend beursgebouw te stich ten op het voor de uitbreiding van het bebouwde gedeelte der gemeente bestemde terrein. De Voorzitter noodigt den heer Wiersma uit het door hem gedaan voorstel nader toe te lichten. De heer W iersnia geeft daarop te kennen dat hij tot het door hem gedane voorstel is gekomen, uit de overweging dat zoo dik- 15

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 1