90 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN Zitting van Donderdag 23 Mei 1867. op het gebruik dat bij zoodanige fabrijk van de openbare straten, pleinen en wegen moet worden gemaaktop de behoefte aan openbare straatverlichting en de noodzakelijkheid dat deze aan het -dadelijk gezag des gemeentebcstuurs onderworpen zijop «le moeijclijkheid om ten aanzien der verstrekking van gas eene, gc- wenschto concurrentie te doen bestaan en meer dergelijk die of soortgelijke drangredenen bestaan niet wat de verstrekking van geneesmiddelen aangaat. Dat zelfde geldt ofschoon in mindere mate ten aanzien der fabricage, die trouwens slechts in een gering deel der behoefte van de gemeente op dit gebied voorziet en aan de particuliere nijverheid overlatende wat daarvoor vatbaar is, zich in hoofdzaak alleen bepaalt tot de uitvoering vsin zoodanige kleine herstellin gen cn werkzaamheden die dadelijke voorziening cischeti en min gevoegelijk aan de particuliere nijverheid kunnen worden opge dragen; ook liier is groot versehil met de werking eener stads apotheek. Naar het oordeel van den ondergeteekende dient de Raad, alvorens tot de oprigting eener stads-upothcek over te gaan, wel degelijk met de meeste behoedzaamheid te overwegen in hoeverre daarbij zou worden te kort gedaan aan het beginsel dat de staat zoowel als de gemeente niet dan in zeer exccptioneele gevallen zich behoort te bewegen op het terrein der particuliere industrie, en waartoe eene verzaking van dat beginsel zou kunnen leiden. In het systeem toch zijner medeleden, redenerende dat ante cedenten in dezen opvolgende handelingen regtvaardigen, zou men met hetzelfde regt de oprigting eener stads-bakkerij, stads-schoen- of kleermakerij en wat dies meer zij kunnen verdedigen, ja wat meer is, op grond dat de gemeente gas aan particulieren ver schaft, zou men evenzeer kunnen beweren, dat zij zonder kren king van het beginsel, hare fabricage-inrigting behoort dienstbaar te maken tot levering van timmerwerk aan particulieren, ja met het zelfde regt ook de stads-apotheek, stads-bakkerij enz. zou kunnen openstellen voor de particuliere behoeften. En waartoe dit een in ander niet al kan voeren iaat hij M. H. aan uw ei gen oordeel ter beslissing over. Dat trouwens ook de meerderheid der Commissie niet vreemd is van liet denkbeeld om aan de stads-apotheek eene wijdere strekking te geven dan bloot ter voorziening in de behoefte aan geneesmiddelen, voor de dusgenoemde stads armen, blijkt uit het geen in het rapport te dien opzigtc is aangevoerd, waar zij cr op wijst hoe in andere gemeenten des vaderlands ook sommige kerkelijke armbesturen geneesmiddelen uit de stads-apotheek ontvangen, cn hoe dit de algemeene kosten van administratie ligter maakt. Stelt u voor M. H. dat men van kerkelijke tot bijzon dere liefdadigheids instellingen, van dezen tot instellingen ter voorkoming van armoede, ziekenbussen en dergelijke vercenigingen oversloeg, waar is de grens en hoe ligt de schrede om zich geheel op liet terrein der particuliere industrie te verplaatsen? Wat het tweede punt van beschouwing uwer Commisie betreft, of namcntlijk het voordcel dat der gemeente door de oprigting eener eigene apotheek zou toevallen, belangrijk genoeg is om de veronderstelde doelmatigheid genoegzaam te ondersteunen, ook hieromtrent vond de ondergeteekende grond om in meer dan écu opzigt van zijne medeleden te verschillen. Het bedoeld voordcel kan tweeledig zijn: lo. in finanticcl op zigt, 2o. in opzigt tot «ene meerdere doelmatigheid der ver strekking. Ten aanzien van het finanticcl voordeel, treedt de meerderheid in eene vergelijking hoeveel over de jaren 18611865 de levering van geneesmiddelen aan de gemeente gemiddeld per jaar heeft gekost en hoeveel de gemeente daarvoor bij het bezit eener stads apotheek zou hebben uit te geven cn komt zij tot de slotsom, dat; eene stads-apotheek gemiddeld jaarlijks eene mindere uitgaaf zou hebben gevorderd van 1802.00 cn alzoo een voordeel tot dat bedrag aan de gemeente zon hebben opgeleverd. Vooreerst meent de ondergeteekende gegronde bedenkingen te mogen opperen ten aanzien van het cijfer waarop de meerderheid elk recept stelt, voor zooveel het beloop der daarin verbruikte geneesmiddelen betreft. Die berekening ten bedrage van 10 cent voor elk recept is gegrond op uitkomsten in elders bestaande stads-apotheken verkregen. Daargelaten echter de juistheid der gevolgtrekkingen daarbij gemaakt, meent de ondergeteekende dat het verbruik van geneesmiddelen in eene stads-apotheek elders gevestigd, al eene zeer onzekere maatstaf is voor het verbruik alhier, daar toch het koster.-bcdrag van elk recept grootclijks kan verschillen naar den aard der receptuur, en de bijzondere inzigtc» der gcneeshccrcn met de armen praktijk belast. Wil men ecnigzins bij benadering tot de kennis komen, hoe hoog tegenover den gemiddelden prijs, waarvoor over de genoemde vijf jaren de geneesmiddelen per recept werden geleverd, de tot de zamcnstelling daarvan verbruikte ingrediënten aan de gemeenten zouden zijn te staan gekomen, ten behoeve eener stads-apotheek, men dient dan over de verschillende jaren een zeker aantal recep ten van de verschillende gencesheeren, met de armen-praktijk belast, tot grondslag te nemen en per recept nategaan welke ingrediënten daarin verbruikt werden cn in welke hoeveelheid, ten einde zoo te kunnen nagaan, op welk bedrag zij naar een behoorlijken inkoopprijs, der gemeente zijn te staan gekomen om vervolgens die kosten over de gezamenlijke recepten over te slaan. Indien zin had dc ondergeteekende gelegenheid eene berekening te maken en het is op zoodanige berekening dat zijn beweren zoo even aangevoerd zich grondt, dat de kosten van verbruikte ge neesmiddelen, waar de meerderheid daarvoor gemiddeld 10 cent per recept aanneemt, minstens op 17 cent dienen geraamd le worden. Tot deze uitkomsten kwam bij door uit eenige honderd-tallen recepten, door onderscheidene doctoren ten behoeve der stads armen voorgeschreven een' staat op te maken, bevattende de genees middelen tot het gereed maken dier recepten benoodigd en het bedrag daarvan naar prijscourant te berekenen, zonder eenige winst; dat bedrag was als volgt: 1. Voor 200 recepten geboekt onder nos. 10001200 9 April—3 Mei 1861 f 34,59*. Derhalve voor 100 receptenƒ17,30. 2. Voor 100 recepten nos. 1 -100-, van 18 Januarij 1862- 19,93. 3. Van 100 recepten nos-; 1 100, van 1—8 Januarij 1864- 16,07. 4. Van 100 recepten nos. 1100, van 111 Januarij 1864. - 15,03, Voor ieder recept werd derhalve gemiddeld voor 17,08 ets aan geneesmiddelen verbruikt. Aangezien dit cijfer noodwendig afhankelijk is van geheerseht hebbende ziekten, zoo heeft de ondergeteekende ook eene becij fering gemaakt over e%n honderdtal recepten door een der stads doctoren voorgeschreven in Januarij 1866, waarvan de uitkomst was dat gemiddeld elk recept wegens daarvoor gebruikte genees middelen heeft gekost 14,89,5 et. dus iets lager dan de vorige berekening, maar in alle geval belangrijk hooger dan waarop de meerderheid het bedrag voor geneesmiddelen schat. Moge dat gedrag al hoog schijnen tegenover de lage cijfers van elders bijgebragt, voor een deskundige zal het duidelijk zijn, dat dit kosten-bedrag geheel zamenhangt met den aard der recep tuur, cn dat vooral de aard der geheerseht hebbende ziekten cn van de daartegen aangewende geneesmiddelen daarop van invloed kan geweest zijn, gezwegen nog van de gevallen waarin tamelijk kostbare versterkende voedingstofi'on of dranken op recept werden GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 23 Mei 1867. 91 voorgeschreven en uitgereikt. Welk verschil een zooveel hooger bedrag van gebruikte geneesmiddelen oplevert is gemakkelijk na te gaan. Over het berekend gemiddeld aantal van 14889 recep ten ten behoeve van dc algemeene armen, stads-armenhuis en zieken huis, brengt dit verschil van 7 cent per recept eene verhoogde uitgaaf van ƒ1042,23 cr. alzoo eene verminderde winst of bespa ring van gelijk bedrag met zich, tengevolge waarvan dc berekende gemiddelde winst ad J 1802,09 wordt gebragt op ƒ759,86. In de tweede plaats geldt des ondergetekenden bedenking niet het minst de raming van administratie kosten door de meer derheid aangenomen. Allerminst kan hij liare inzigten hieromtrent deel.-n, van oordeel zijnde, dat die zelfs bij eene zeer matige berekening minstens ƒ700,00 a j S00.00 hooger moeten worden gesteld. Zoo wordt b. v. voor huishuur, „zoo noodig" f 200,00 gesteld; de ondergeteekende is van meening, dat van het al en niet nood zakelijke van een huurprijs in rekening te brengen wel geen sprake zal kunnen zijn, daar toch in elk geval, ook al had de gemeente lokaliteit beschikbaar daarvoor, wel altijd de huurprijs dient ge rekend te worden, dien zij anders daarvoor zou kunnen genieten. Of voor eene lokaliteit die genoegzame ruimte moet aanbieden tot woning voor den stads-apotheker, den bediende, (le apotheek, werk plaats, bergplaats er. kelderruimte enz., een huur van 200,00 genoegzaam zij, meent hij te mogen betwijfelen, zijns inziens diende die som minstens f 100,00 zoo niet ƒ200,00 liooger te worden gesteld. Ook dc bezoldigingen acht hij te laag geraamd. Hij vraagt of eene jaarwedde van 900,00 benevens eene vrije woning voor den apotheker als genoegzaam is te beschouwen, immers wanneer men een deskundigen van vereischtc bekwaam heid zal verlangen? Of niet, zoo men er al in slagen mogt in den eersten opslag iemand te vinden die deze betrekking tegen een zoo karig loon op zich zou willen nemen, weldra de noodzakelijkheid tot eene verhooging zou worden gevoeld. Dat zelfde geldt het. uitgetrokken cijfer van ƒ500,00 voor den bediende als hoedanig dan toch wel iemand zal moeten ge vraagd worden, die den rang van hulp-apotheker bezit. Ook dit bedrag zal blijken niet genoegzaam te zijn, in aanmerking genomen de eischen die de nieuwe geneeskundigs wetten, voor de bekwaamheid van een zoodanige stellen en daarbij op het oog houdende dat hij zijnerzijds zelf voor kost en inwoning zal heb ben te zorgen. Ook de geraamde kosten voor verlichting, ver- waftning, druk- en schrijfbehoeften, het schoonhouden der localen enz. zijn naar het oordeel van den ondergeteekende te laag geraamd. Een en ander doet den ondergeteekende van oordeel zijn dat wegens huur, salaris van den apotheker en de bediende het geraamde cijfer alligt met 700,00 of 800,00 verhoogd moet worden, gezwegen nog van de zeer matige raming der rente van aanlcg-kapitaal. Vindt de ondergeteekende alzoo in finanticel opzigt, het voor deel eener stads-apotheek zeer betwistbaar en twijfelachtig, ja meent hij veeleer, dat in vergelijking met het tegenwoordig kostcn-be- drag dat de gemeente heeft te dragen, eene stads-apotheek zich enkel bepalende tot de bedeelden der armekamcr en het stads ziekenhuis, eer na- dan roordeclig zou zijn, toch kan die oprig ting nog geraden zijn uit het oogpunt van de meerdere doelma tigheid die de Verstrekking van geneesmiddelen aan de armen zoodoende zou erlangen. De meerderheid vindt ook hierin een argument ten voordkei der oprigting, er op wijzende dat bij epidemische ziekten de ar men vlugger kunnen bediend worden; „dat de gemeente gewaar borgd zou zijn dat de recepten precies volgens het recept wer den gereed gemaakt en de beste grondstoffen worden gebruikt." Dc ondergeteekende neemt de vrijheid ook hierin ecnigermalc van haar te verschillen. Hij zal niet ontkennen dat eene stads apotheek in enkele opzigteil wat het afleveren van de genees middelen en (le controle daarop aangaat, eene gunstige zijde heeft, doch voor de toestemmende beantwoording der vraag of uit dit oogpunt de oprigting eener zoodanige apotheek zich ge noegzaam aanbeveelt, dient zijns inziens eene andere vraag te worden beantwoord, of namelijk dc levering zooals die thans plaats vindt inderdaad niet voldoende, ja zoo onvoldoende is te noe men, dat zij verbetering behoeft. En wanneer hij zich dan gereg- tigd mag achten in dezen eenig oordeel uit te spreken, dan aar- selt hij niet als zijne meening te kennen te geven, dat de wijze waarop die levering thans onder de verschillende deskundigen verdeeld wordt en de voorwaarden bij (le opdragt der levering gesteld, inderdaad van dien aard zijn, dat èn eene spoedige èn eene deugdelijke aflevering genoegzaam gewaarborgd zijn. Dat men niet overal, èn van het doelmatige èn van het voor- deeligc voor eene gemeente door het oprigten van eene apotheek overtuigd is, blijkt ten slotte nog hieruit, dat aan den Gemeen teraad van Groningen den 8 December 1866 een rapport door eene Raadscommissie is ingezonden over de oprigting van een eigen stads-ziekenhuis en eene eigene apotheek, en dat in dat rapport de vraag „of eene afzonderlijke stads-apotheek raadzaam is om op te rigten", ontkennend werd beantwoord. Alhoewel den geheelen inhoud van het rapport den onderge teekende niet bekend is, komt echter in het bijblad der Gronin ger Courant dd, 12 December 1866 no. 148 onder anderen als het gevoelen der Commissie ad hoe voor „dat de levering der geneesmiddelen zooals die thans (door do apothekers te Groningen) geschiedt geen bezwaar oplevert; dat eene eigene apotheek groo- tere kosten zoude cischen en daarmede niet zoo goed in de dienst zoude worden voorzien; dat ook in 1832 door een genomen proef is gebleken voor de gemeente hoog3t kostbaar te zijn; dat het toezigt op die inrigting bijna onuitvoerbaar is. Dit rapport is in de Raadsvergadering dd. 8 December 1866 ter visie gelegd en voor zooverre den ondergeteekende bekend, nog niet in behandeling genomen. Het zijn eindelijk bovengemelde gronden, die den ondergetee kende belet hebben, het gevoelen der meerderheid te declen, cn die hem nopen zijner zijds den Raad te adviseren Zich niet met het voorstel der meerderheid zijner Commissie te vereen igen. Aldus geadviseerd ter vergadering van den Raad der gemeente Leeuwarden, den 23 Mei 1867, Het lid der Commissie ad hoe, J. J. BRUINSMA. Ter visie, om later in behandeling te nemen. De Voorzitter sluit hierop de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 6