134 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 22 Aug. 1367. einde gelegenheid te hebben het advies ter omwerking aan den adviseur terug te geven, en alzoo «lat advies met een nader voor stel van B. en W. af te wachten. Hiertoe wordt, buiten omvraag eenstemmig besloten en tevens om daaraan voor de resumtie der notulen het vereisoht gevolg te geven. 7. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W. van heden, lot overneming in eigendom door de gemeente van een gedeelte van den zoogenaamdcn Zwarteweg. Na lezing van dit stuk wordt op voorstel van den Voorzitter eenstemmig besloten het onmiddellijk in behandeling te nemen en af te doen. De Vergadering zich met dit voorstel vereenigende neemt buiten beraadslaging en stemming, overeenkomstig gedacht voor stel het volgend besluit Ten behoeve der gemeente Leeuwarden van het rijk in eigen dom over te nemen het gedeelte van den zoogenaamden „Zwar ten weg," gelegen in die gemeente tusschen den straatweg van Leeuwarden naar de Groninger grenzen en den opweg naar het dorp Lekkum, ter lengte var. vijfhonderd negentig ellen (590) ellenmet de zich daarin bevindende houten pomp, onder voorwaarde a. dat de weg wordt overgedragen zoo en in dier voege ais hij door het rijk wordt bezeten met al de daarbij behoorende en daarop gevestigde heerschende of lijdende bezwaren en ver- pligtingen genoemd of ongenoemdb. dat de weg door de gemeente wordt aanvaard in den stand waarin hij is, zonder dat het rijk ooit wegens eenige dwaling of misslag in de opgege- vene lengte als anderzins zal kunnen worden achterhaald of in eenig opzigt aansprakelijk zijn c. dat de weg en al hetgeen daarbij behoort door de gemeente in voldoenden staat zal worden onderhouden volgens het reglement op het subsidiëren van kunstwegen in de provincie Eriesland en de deswege nader vast te stellen reglementen en bepalingen d. dat de door het rijk te betalen afkoopsom voor onderhoud wordt uitbetaald binnen acht weken na de goedkeuring der overeenkomst op eene dooi de gemeente in te zenden declaratie; e. dat de kosten op deze overeenkomst vallende zullen zijn ten laste der gemeente. Zullende hieraan, volgens het voorstel des Voorzitters, voorde resumtie der notulen, uitvoering worden gegeven. 8. Voorstel van B. en W. tot benoeming eener Commissie ten einde een onderzoek in te stellen omtrent de wenschelijkheid om de heffing van opcenten op de personele belasting ten be hoeve der gemeente op den tegenwoordigen voet te bestendigen. De heer Duparc meent in het voorstel gelezen te hebben om de zaak zoo mogelijk vóór de indiening der begrooting afgedaan te krijgen is dit zoo, dan wenscht hij te observeren dat dit moeijelijk zal gaan, aangezien die begrooting binnen weinige da gen door B. en W. zal moeten worden aangeboden hij vreest dat de Commissie dan niet tijdig met haar rapport gereed zal kunnen zijn. De Voorzitter meent te moeten observeren dat reeds vroeger tot het benoemen eener zoodanige Commissie is besloten. De heer Dupai'C antwoordt hierop dat het doel zijner opmer king geenc ander was, dan dat de tijd voor die Commissie te beperkt zou wezen. Maar aangezien de begrooting toch in de sectien moet behandeld worden zou eene gelijktijdige behandeling dezer zaak dan wel kunnen plaats vinden. De heer Bloembergen merkt hierop aan dat het hier bedoeld voorstel wel ter regter ure is aangebragt. In elk geval zal er een besluit omtrent de bewuste heffing van opcenten dienen te vallen, omdat het besluit krachtens 't welk de heffing thans ge schiedt, maar voor een jaar is gesanctioneerd. Die termijn ein digt met ulto. Apiil 1868, er is dus tijd genoeg voorhanden om de voorziening daarin voor te bereiden. Het is waar de raming- op de begrooting staat met een besluit te dezer zake in naauw verband, doch de zaak komt Spr. dan ook in elk geval niet zoo ingewikkeld voor om daarmede niet voor dat de behandeling der begrooting voorvalt, gereed te zijn. B. en W. zullen vermoede lijk de door hen aan te bieden begrooting zamenstellen met het oog op den bestaanden toestand, maar dit neemt daarom nog niet weg dat de Commissie bij de behandeling der begrooting met haar werk gereed kan zijn. Het komt Spr. voor dat het best zal zijn deze zaak commissoriaal te maken; onderzoek in de sectien zou ook wel kunnen, doch op de voorgestelde wijze erlangt men beter elementen. De heer Westenberg is het geheel met den heer Bloembergen eensware het voorstel vroeger gedaan, het ware niet minder geweest doch het is misschien nog mogelijk dat men met de zaak vóór de aanbieding der begrooting gereed kan zijn in elk geval zal het veel werk in de sectien uitwinnen. De heer Duparc zegt gemeend te hebben de opmerking niet achterwege te moeten laten omdat er sprake was van gereed te zijn vóór de aanbieding der begrooting en dit zal, geschiedt die aanbieding op het daarvoor bepaalde tijdstip, toch wel niet kun nen. Intusschen zal hij zich, na het aangevoerde door den heer Bloembergen, niet tegen het voorstel verklaren. Het voorstel is daarop eenstemmig aangenomen en diensvolgens besloten Aan eene Commissie van drie leden uit den Raad op te dragen, na te gaan of de heffing van opcenten op de personele belasting ten behoeve der gemeente Leeuwarden op den tegenwoordigen voet dient te worden bestendigd, dan wel of daarin wijziging moet worden aangebragt, en in het laatste geval, bijaldien dit tot vermindering der inkomsten voor de gemeente mogt leiden, met aanbieding der noodige voorstellen tot aanvulling van het bedrag dier vermindering. Overgaande tot de benoeming van de leden der vorenbedoelde Commissie, blijkt uit de daaromtrent gehouden stemming dat met meerderheid van stemmen tot leden dier Commissie zijn verkozen de heeren H. J. Westenberg met 13, J. Oosterhoff Wz. met 10 en E. Bloembergen met 8 stemmen. Wijders waren uitgebragt op de hoeren mr. C. Wiersraa 7, A. Duparc 3, mr. E. Attema 2 stemmen en op de heeren Z. S. de Haan en mr. W. J. van Weideren baron Rengers elk óéne stem. 9. Aan de orde is het voorstel van de Commissie voor het ontwerpen van verordeningen tegen wier overtreding straf is be dreigd, met betrekking tot de verordening ter voorkoming van de overbrenging der runderpest door personen. De vergadering zich met het voorstel van bovenvermelde Commissie vereenigende besluit dienovereenkomstigte nemen het volgend besluitde Raad der gemeente Leeuwarden, overwegende dat de omstandig heden die aanleiding hebben gegeven tot vaststelling der veror dening ter voorkoming van de overbrenging der runderpest door personen, hebben opgehouden te bestaan overwegende dat het dus overbodig is die verordening te herzien vóór 1 Aug. 1867, gelijk bij art. 7 is voorgeschreven Besluit: In te trekken en buiten effect te stellen de verordening ter voorkoming van de overbrenging der runderpest door personen, vastgesteld ter openbare Raadsvergadering van den 28 Eebruarij 1867. Zullende aan dit besluit vóór de resumtie der notulen de vereischtc uitvoering gegeven worden. 10. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten de behan deling der sub no. 10 van den oproepingsbrief vermelde school verordeningen aan te houden tot na den aanbreng van de vol gende stukken enz. 11. Op voorstel van den Voorzitter wordt eenstemmig beslo ten te bepalen lo. het onderzoek in de sectiën van het voorstel van B. en W. omtrent de herstelling van de, door de amolie van de Verwersbrug afgebroken gemeenschap van de buurt de Oldegalileën met de stad, te continueren tot den 5 September aanstaande, en 2o. mede tot gemeld tijdstip te continueren het onderzoek in de sectien van de gemeenterekening, over het dienst jaar 1866. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 22 Aug. 1867. 135 12. Is ter tafel gebragt eene missive van het Ncderl. Israë litisch armbestuur alhier, houdende inzending der rekening en verantwoording zijner administratie over 1866. Is besloten, ge zegde rekening en verantwoording ten fine van onderzoek en rap port te stellen in handen van de Commissie indertijd belast ge weest met het onderzoek der begrooting dier adininistiatie over dat jaar, bestaande uit de heeren Plantenga, de With eu Hommes. 13. Is ter tafel gebragt eene missive van heeren brandmees ters alhier, houdende inzending van de bcgrooting der kosten van de brandweer voor 1868. Ten fine van onderzoek en rapport in handen van eene Commissie bestaande uit de heeren Bruinsma, Brunger en Verwijs. 14. Als boven eene missive van de Commissie van toezigt over het stads werkhuis alhier, daarbij inzendende de bcgrooting ten behoeve van genoemde instelling voor 1868. Ten fine voor meld in handen van eene Commissie bestaande uit de heeren Plantenga, Duparc en van Sloterdijck. 15. Als boven eene missive van den schuttersraad der dd. schutterij alhier, houdende inzending van de begrooting ten be hoeve dier schutterij, dienst 1868. Ten voormelden einde in handen eener Commissie, bestaande uit de heeren Suringar, Wes tenberg en Hommes. 16. De Voorzitter brengt ter tafel a. eene resolutie van hee ren Ged. Staten dd. 8 Aug. 1867, houdende goedkeuring van 's Raads besluit tot aankoop der huizen in het Zaailand op den hoek van de Zuiderwalsteegb. eene resolutie van Ged Staten dd. 15 Aug. houdende vaststelling van de gemeente-rekening over het dienstjaar 1865; en c. eene missive van jr. mr. W. E. Engelen houdende kennisgeving dat hij de benoeming aanneemt tot lid der Commissie bedoeld bij art. 46 lett. et. van de wet, hou dende regeling van het middelbaar onderwijs. Aangenomen voor notificatie. 17. De Voorzitter deelt der Vergadering mede, dat op de ingevolge Raadsbesluit van den 25 July 1867, opengestelde geld- leening ad /31000 is ingeschreven als volgt: door de hh. I. H. T. van Gelder alhier voor drie aandeelen ad/1000 naar 99 pet. II. A. Bloembergen en Zonen alhier voora. negen aandeelen ieder ad 1000 naar 100 pet.; b. drie aandeelen ieder ad 1000 naar 96 pet. c. vier aandeelen ieder ad 500 naar 96 pet. III. Gebrs. Gratama alhier voora. een aandeel ad 1000 naar 100 pet.; b. twaalf aandeelen van 1000 naar 98 pet.; c. zes aandeelen van 500 tegen den koers van 96 pet.d vijftien aandeelen van ƒ1000 naar 93 pet. IV. Hendrik Addens te Bellingwolde prov. Groningen, voor eenendertig aandeelen ieder van 1000 tegen den prijs van 9G pet. V. Mesdag en Zonen te Groningen voor twee aandeelen ieder van 1000 ad 97 pet., makende gezamenlijk een bedrag van ƒ81,000. B. en W. hebben met het oog op den tegenwoordigen stand der geldmarkt de inschrijvingen door: Den heer van Gelder naar 99 pet. De heeren Bloembergen naar 100 pet. De hh. Gebrs. Gratama naar 100 pet. en 98 pet., gezamenlijk tot een bedrag van ƒ25000 aannemelijk geacht en daarvan bereids de betrokken inschrijvers kennis gegeven. Op voorstel van den Voorzitter wordt eenstemmig besloten goed te keuren dat dó gemelde inschrijvingen tot een gezamenlijk bedrag van ƒ25,000 door B. en W. zijn aangenomen. 18. Alsnu wordt aan de orde gesteld de behandeling van de, door de Commissie voor de zaken van het middelbaar onderwijs aangeboden ontwerpen van lo. Reglement voor de burgerdag school en de burgeravondschool: 2o. Verordeningen op de hef fing van het schoolgeld voor onderwijs aan a. de voorbereidende burgerdagschool, b. de burgeravondschool, voor voortgezet onder- BlJVOEGSEL TOT DE PROVINCIALE PRIESCUE COURANT. wijs3o. Verordening op de invordering van het sub 2o. bedoelde schoolgeld 4o. Verordening voor de plaatselijke Commissie van toezigt op de scholen voor middelbaar onderwijs. De Voorzitter brengt het eerst in behandeling het ontwerp reglement voor de burgerdagschool en de burgeravondschool. De algeraeene strekking van dit ontwerp wordt buiten beraadsla ging en stemming vastgesteld. Art. 1. De heer Duparc heeft eenige aanmerkingen op de redactie van dit art. De le alinea omschrijft welk onderwijs aan de burger dagschool wordt gegeven en dan volgt in de 2e alinea dat deze school zal zijn eene voorbereidende school van de bur ger avondschool. De laatste bepaling is eigenlijk geheel overtol lig omdat zij reeds is opgenomen in het organiek besluit betreffende deze regeling. Misschien echter wenscht de Commissie de bepa ling te behouden, omdat dit reglement ook naar buiten werkt en dan zou hij er ook vrede mede kunnen hebben, maar dan zal eene omzetting der alinea's dienen te geschieden, daar de defini tie van het geen de school is behoort vooraf te gaan aan de opsomming der leervakken. Hij doet daartoe het voorstel en wenscht dan tevens in andere opzigten de redactie van dit art. te verbeteren en o. a. niet te spreken van stcUww^ en meetkunde enz. Voor een en ander dient hij het volgende amendement in. Art. 1. De burgerdagschool is eene voorbereidende school voor de burgeravondschool. Aan de burger dagschool wordt onderwijs gegeven in de reken-, stel- en meetkunde, in de begin selen der natuurkunde, der natuurlijke historie, der aardrijks kunde, der geschiedenis en der nederlandsche en fransche talen, in het hand- en regtlijnig teekenen en in de gymnastiek. De heer Bloembergen geeft te kennen niet tegen het voorop stellen der definitie van de school te zijn, met de omzetting der aliuea's zal hij dus vrede hebben, ofschoon hij moet zeggen, dat het tamelijk op hetzelfde neerkomt hoe men die plaatst. Ook het nut van het omgekeerde kan beweerd worden, doch het is hem echter vrij onverschillig. Wat betreft de aangetroffen wor dende bewoordingen van steU-w«s£ en meetkunde, hieromtrent meent hij te moeten opmerken dat die niet zonder bedoeling- door den ontwerper aldus zullen zijn ter neer geschreven. De heer Duparc antwoordt den heer Bloembergen dat, toen hij deze verordening naging, hij niet alleen art. 1 maar ook art. 2 heeft gelezen, en daar wordt toch het woord stelter/e gebe zigd. Hij wenscht geenszins een taalkundigen cursus te openen of hier er over te disputeren of men wel kunst en niet kunde moet schrijven. Hij verlangt evenmin den purist uit te hangen, maar, waar een gemeenteraad verordeningen vaststelt, en dit nog wel voor inrigtingen van onderwijs, daar dient toch ook wel te worden gelet op de eischen van een eenigzins goeden en eenvormigen stijl. Daartoe mede te werken is zijn doel. Het voorstel of amendement van den heer Duparc niet onder steund zijnde, blijft alzoo buiten verdere behandeling. Art. 1 wordt daarop overanderd aangenomen met 14 tegen ééne stem die van den heer Duparc. Art. 2. De heer Duparc zegt, dat hij, na het voorgevallene met art. I, er moeijelijk toe kan overgaan om verbeteringen in de redactie dezer verordeningen aan te brenger.. Toch meent hij de aandacht er op te moeten vestigen, dat men hier nu in eens begint te spreken van eene burgeravondschool voor voortgezet onderwijs, zonder dat noch in het intitule noch in het vroeger vastgesteld organiek besluit deze benaming is gebezigd. De Voorzitter vraagt of het opgemerkte van den heer Duparc ook ondersteuning ondervindt. Den heer de Haan is het voorgekomen, dat nu en dan eene andere benaming aan de scholen wordt gegeven zonder dat hij kan inzien dat daarvoor eene bepaalde bedoeling kan bestaan. Nu eens wordt er gesproken van eene voorbereidende dagschool, dan weder wordt zij aangeduid als de burgerdagschool. 35

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 4