198 GEMEEN 1ERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag 18 en Donderdag 28 November 1867. De gezamenlijke inkomsten zijn geraamd op 478,517.90' De uitgaven daarentegen op- 478,020.74 Zoodat zij zal sluiten met een waarschijnlijk batig saldo van f 497.16' De heer JongSDlcl geeft nu te kennen, het beginsel, door hem steeds voorgestaan dat buitengewone werken steeds door buitengewone middelen dienen te worden bestreden, is, doordien het rapport van de Commissie van rapporteurs in het laatst der behandeling ter zijde moest worden gesteld, mede eenigzins op den achtergrond geschoven. Dat beginsel wordt echter nog meer dan ooit door Spr. voorgestaan en het deed hem genoe gen dat zijne medeleden der Commissie verklaarden dat begin sel nu te kunnen omhelzen. Ook de Iloogc Regering schijnt die leer toegedaan en men heeft kunnen zien dat bij de behan deling der rijksbegrooting het aannemen van dit beginsel als wenschelijk is voorgesteld. Op dat voetspoor, zou hij wenschen dat in de afd. VI van hoofdstuk III, voor het vervolg, splitsing werd aangebragt in den zin als in den loop dezer discussie reeds is besproken. Het is daarom dat Spr. beleefdelijk het verzoek tot het Collegie van 13. en W. rigt om te willen nagaan of zoodanige splitsing voor eene volgende begrooting niet uitvoer baar zou zijn. De Voorzitter antwoordt hierop dat er voorzeker niets tegen is dat het Collegie dit verzoek in overweging neemt. De Voorzitter stelt daarom voor om de geheele begrooting alsnu vast te stellen op de boven aangegeven cijfers. De Vergadering besluit daartoe eenstemmig; zullende voorts aan dit besluit voor de resumtie der notulen uitvoering wor den gegeven. 2o. De heer de With, daartoe het verlof der Vergadering bekomen hebbende vraagt door B. en te worden ingelicht of de Gemeer.te-Arehitcct reeds toezegging gegeven heeft binnen kort gereed te zijn met de uitwerking der plannen omtrent het werk der uitbreiding van het bebouwd gedeelte der gemeente. De Voorzitter antwoordt hierop dat het hem niet mogelijk is daarop op dezen oogenblik een bepaald antwoord te geven; dat de Architect zich evenwel nog steeds onledig houdt met de zaak voor te bereiden. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden op Don derdag den 28 Noveniher 1867. Tegenwoordig 18 leden, zijnde de heereti mr. C. Wiersma, rar. J. Minnema de With en mr. C. W. A. Biuna afwezig. Voorzitter de heer 1). Zcpor die. na de vergadering op het daar voor bepaalde tijdstip geopend te hebben, mededecling doet dat de heeren mrs. J. Minnema de Y\ ith en C. W. A. Buma schrif telijk hebben berigt door afwezigheid buiten de stad, verhinderd zijn ter vergadering te komen. 1. Zijn gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen wegens de op 18 November jl. gehoudene vergaderingen. 2. Aan de orde is de behandeling van het rapport der Raads commissie, belast met het onderzoek der begrooting van de kos ten voor de dienstdoende schutterij te Leeuwarden, bcnoodigd voor de dienst van 1868. De Vergadering zich met de con clusie van dit rapport vereenigendc, besluit dienovereenkomstig. De voormelde begrooting aan den schuttersraad terug te zenden, met verzoek om nadere inlichting omtrent de raming van art. 22 kosten van onderscheiden aard, tot op het bedrag van f 225. Zullende aan dit besluit vóór de resumtie der notulen uitvoering worden gegeven. 3. Aan de orde is de behandeling van het rapport der Raads-commissie, aan welke is opgedragen het onderzoek van de begrooting van administratie,-kosten voor de Stads bank van leening voor de dienst van 1S68. Dc Vergadering zich met de conclusie van evenbedocld rapport vereenigende besluit dien overeenkomstig de voorzegde begrooting goed te keuren tot een bedrag van 5740. 4. Benoeming* van twee voogden der Stads armenkamer ter vervanging van de heeren E. Wijbrandi en R. Rcijnders, die met 1 Januarij e.k. aftreden. De aanbevelingslijst ter vervulling dier vacature door heeren voogden der Stads armenkamer alhier in gezonden, bestaat a. voor de le vacature uit de heeren mr. J. Minnema Buma, C. Noë en F. Haverschrnidt b. voor de 2e vacature uit de heeren mr. T. van Hettinga Tromp, S. Draisma van Valkenburg en H. Albarda Sz. De stemming voor de vervulling van dc le vacature leverde het volgend resultaat op de heer rar. J. Minnema Buma 16 stemmen en dc heeren C. Noë en 1'. Iïaversehmidt elk eene stem, zoodat eerstgenoemde als hebbende de volstrekte meerderheid van stemmen op zich verecnigd, is benoemd geworden. De stemming voor de vervul ling der 2e vacature gaf de volgende uitkomst, de heer mr. T. van Hettinga Tromp 17 stemmen en de heer S. Draisina van Valkenburg eene stem; dc heer Tromp de volstrekte meerder heid van stemmen op zich vereenigd hebbende is mitsdien verkozen. 5. Benoeming vun twee leden der Commissie van toczigt over het Stads werkhuis alhier, in de plaats van de heeren G. de Chateau en lt. Attema, die als zoodanig op 1 Januarij 1868 zullen aftreden. De aanbevelingslijst ter vervulling dezer vaca tures, door de Commissie van toczigt over het Stads werkhuis ingezonden, bestaat a. voor de le vacature uit de heeren G. de Chateau en G. F. Langemeijer en b. voor dc 2e vacature uit dc heeren R. Attema en E. Wijbrandi, welke lijst van aanbeve ling ingevolge art. 5 van het reglement op het bestuur van het Stads werkhuis te Leeuwarden, door B. en W, is aangevuld met de volgende dubbeltallen voor de le vacature de heeren J. H. G. Jansen en F. J. van Eijndhoven, en voor de 2e vacature de heeren 1). Habbema en R. Reijnders. De uitslag der stemming is geweesta. voor de le vacature de heer G. de Chateau 18 stemmen b. voor de 2e vacature de heer R. Attema 17 stem men en de heer E. Wijbrandi éene stem. De heeren G. de Chateau en R. Attema, de volstrekte meerderheid van stemmen erlangd hebbende zijn alzoo op nieuw tot leden der Commissie benoemd. 6. Benoeming van twee leden der plaatselijke School-commissie alhier, in dc plaats van de heeren dr. J. G. Ottema en P. H. van der Meulen, die als zoodanig op 1 Januarij 1S68 zullen aftreden. De aanbevelingslijst ter vervulling dezer vacatures, door de pl. School-commissie ingezonden, beslaat a. voor de le vaca ture uil de heeren dr. J. G. Ottema, mr. A. Bloembergen en C. 1 igler Wijbrandi, en b. voor de 2e vacature uit de heeren P. H. van der Meulen, jhr. mr. I. F. van Humalda van Eijsinga en M. B. Vos. De stemming voor de vervulling van dc le vacature leverde het volgend resultaat op: dr. J. G. Ottema 17 stemmen en de heer mr. A. Bloembergen óenc stem, zoodat eerst genoemde dc volstrekte meerderheid van stemmen op zich ver eenigd hebbende, tot lid der Commisssie is herbenoemd. De stemming voor de 2e vacature gaf de volgende uitkomstde heer P. H. van der Meulen 18 stemmen, zoodat ook deze is herbenoemd tot lid der vaak genoemde Commissie. 7. De Voorzitter het noodig keurende dat de deuren tot het houden eener beslotene vergadering voor een oogenbltk wor den gesloten, is daartoe overgegaan en de openbare vergadering mitsdien tijdelijk opgeheven. Na het eindigen der besloten vergadering is do openbare heropend en voortgezet in manierc als volgt. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 28 November 1867. 199 De Voorzitter brengt namens B. en W. ter tafel het door hen opgemaakte en voorloopig vastgestelde le suppletoir kohier van de directe belasting op het inkomen, ten behoeve der gemeente Leeuwarden voor het dienstjaar 1867, met voorstelom het alsnu na du plaats gevonden behandeling vasttestcllen. De Vergadering zich met dit voorstel vereenigende, besluit ge noemd le suppletoir kohier vasttestellen in belastbaar kapitaal tot een bedrag van ƒ35,382.45 en in montant van den aanslag tot een bedrag van 1242.20 en te bepalen dat van de op dit kohier voorkomende aanslagen zullen worden ingevorderd 'J7/iso gedceltea. Uittevoeren vóór de resumtie der notulen. 9. Aan de orde is de behandeling van het rapport der Raads commissie voor de zaken betreffende het middelbaar onderwijs in de gemeente, opzigtens eene door haar ontworpen verordening voor de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens. De heer Verwijs geeft in bedenking om het ontwerp-besluit tot heffing van schoolgeld op die school en de verordening op de invordering daarvan, eerst in behandeling te nemen. Dc heer Bloembergen gelooft dat men dan niet op den regten weg zou zijn. Regelt men de schoolgelden alvorens het reglement voor die school te hebben vastgesteld, dan zal men de heffing eener vergoeding regelen voor het genot van iets dat nog onbe paald is, in zooverre namelijk nog niet is vastgesteld, wat het onderwijs aan die school zal omvatten, tot welke leervakken het zich voor de verschillende klassen zal uitstrekken, gedurende hoe veel uren het zal gegeven worden. Spr. weet wel men zal hem tegenvoeren dat men dus doende op bezwaren zal stuiten met name op art. 10, waarin dc bepaling van het schoolgeld voor komt, doch hieraan is te gemoet te komen door dat artikel aan te houden Spr. is er dus voor dat men eerst het reglement der school, met uitzondering van bedoeld art. behandele en daarna het heftiugsbesluit om eindelijk tot gezegd art. 10 terug te keeren en het reglement in zijn geheel vast te stellen. Dc heer Verwijs zegt zich ook met deze zienswijze te kunnen vcreenigen. De Voorzitter brengt hierop het ter vergadering van den 24 Oct. jl. ter tafel gebragt rapport der Commissie in behandeling en opent over de algcmccne strekking daarvan de discussien. Niemand der leden daarover het woord verlangende wordt die eenstemmig goedgekeurd, en art. 1 der verordening voor de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens te Leeuwarden, in behandeling gebragt. De heer Verwijs vraagt of niet eerst de conclusie van het bewuste rapport der Commissie in behandeling zal moeten komen. De Voorzitter zegt daaraan te willen voldoen. Dn heer Dliparc geeft in overweging het 2e lid het eerst te behandelen. De verordening toch, bij het le lid bedoeld, die de Commissie voor de or.denverpclijke school wil hebben toege past, bevat bepalingen, waarmede die van het tegenwoordige ont werp min of meer in strijd zijn. De vaststelling van dat ontwerp zal dus, naar het hem voorkomt, het eerst dienen te geschieden ten einde daarna de bedoelde verordening slechts zoo ver noodig, toepasselijk te verklaren. Dit voorstel wordt ondersteund en daarna eenstemmig aangenomen. De Voorzitter brengt daarop in behandeling he^ 2e lid dei- conclusie van vorenbedoeld rapport, luidende In behandeling te nemen het hierbij overgelegd ontwerp eener verordening op de school vcor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens, en dit, voor zooveel noodig gewijzigd, vast te stellen. Dc Vergadering zich daarmede vereenigende, besluit daartoe eenstemmig. Alsnu wordt in behandeling gebragt de ontwerp-verordeuing voor de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens te Leeuwarden. Bijvoegsel tot ee .Provinciale Friescihs Courant. Art. 1. De heer Rengers merkte reeds vroeger bij de behandeling van het rapport der Raadscommissie voor het middelbaar onderwijs op, dat eene vaste bepaling van het getal hulponderwijzers en kweekelingen hem niet wenschelijk voorkomt, maar dat hij veeleer zou verlangen dat de Raad dat getal facultatief en afhankelijk van het aantal leerlingen dat de inrigting bezoekt, stelde. Of schoon dat voorstel toen niet door de meerderheid der Vergade ring werd aangenomen, vindt Spr. echter vrijheid op die zaak terug te komen, voornamelijk dewijl het hem onlangs weder ge bleken is, dat de voorgestelde regeling minder aanbeveling ver dient. Spr. heeft hierbij het oog op een onlangs bij den Raad ingekomen adres van de hoofdonderwijzeres aan de franschc school voor meisjes, de aanvraag bevattende om voorziening in het bestaand gebrek aan hulponderwijs. De verordening op die school een vast getal van hulponderwijzeressen bepalende, is voor het aanbrengen van meerdere hulp evenwel eene belemmering. Die moeijelijkheid wenscht Spr. voor deze school weg te nemen door in de verordening het getal hulponderwijzers cn kweekelingen facultatief te stellen. Hij geeft daarom in overweging om in art. 1 te lezen „die bijgestaan wordt door minstens vier hulp onderwijzers en twee kweekelingen." De heer Verwijs is van oordeel dat dergelijke wijziging als onnoodig is te beschouwen. Het in de ontwerp-verordening aan gegeven getal hulponderwijzers en kweekelingen, is gesteld naar dc berekening van de doorgaande sterkte van de jongelui op de op te heffen burgerschool, in verband beschouwd met het getal dat daarvan gebruik maakte nadat de hoogere burgerschool was opengesteld. Die sterkte bedraagt ongeveer 120 kinderen. Wan neer men nu daarvoor behalve den hoofdonderwijzer vier hulp onderwijzers en twee kweekelingen stelt, dan is dit getal zeer ruim genomen en zelfs boven dat, 't welk de wet wil dat met het onderwijs belast worde. De Voorzitter vraagt of het door den heer Rengers voorge stelde ondersteund wordt. Dit geschiedt. De heer Rengers erkent gaarne de juistheid van 't door den heer Verwijs aangevoerde, maar blijft desniettemin wenschen de bewuste bepaling facultatief worde gesteld. Zijns inziens is daar niets tegen, immers het bindt volstrekt niet en is in zoover eene onschuldige bijvoeging. De Voorzitter zal voor het voorstel stemmen omdat daardoor latere moeijelijkheden als zich bv. met de fransche school voor meisjes hebben voorgedaan, zullen voorkomen worden. De heer Bloembergen zal er zich niet mede kunnen vereenigen omdat zoodanige toevoeging eigenlijk niets ter zake afdoet, want wordt eene vermeerdering van hulp-personeel noodzakelijk, dan zal daartoe altijd een afzonderlijk besluit van den Raad noodig zijn. In rondvraag gebragt is het voorstel van den heer Rengers aangenomen met 10 tegen 7 stemmen (die van de heeren Bloembergen, Suringar, Brunger, Plantenga, Attema, Verwijs en van Sloterdijck.) Art. 1 aldus geamendeerd is daarop eenstemmig buiten om vraag aangenomen. Art. 2 is buiten beraadslaging en stemming aangenomen. Art. 3. De heer Dliparc zou wel eenige inlichting van de Commissie wenschen te ontvangen waarom zij hier aanwijzing door de plaatselijke schoolcommissie noodig acht een voor schrift dat in geen der verordeningen voor de andere scholen in deze gemeente wordt gevonden. Hij zou dat voorschrift over tollig vinden, omdat de hoofdonderwijzer altijd het best zal kunnen beoordeelen of de opleiding der hulponderwijzers noodig is en het ook 't verstandigst schijnt hem het initiatief te laten. De band tusschen hoofd- en hulponderwijzers zal dan inniger worden, dan wanneer de opleiding plaats vindt op last der schoolcom missie die, ook met het oog op de wet, meer bepaald is aangs- 51

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 1