50
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 12 Maart 18(58.
meerdere of mindere winst uit die wijze van levering voor de
gemeente voortvloeijende, wel van invloed zijn op de hoegroot
heid van den aanslag der fabriek èn in de grondlasten èii in 't
patentregt, maar haar van de verpligting om te worden aange
slagen te ontheffen, kan zij niet. Daartegen zijn geene gegronde
aanmerkingen aan te voeren. B. en W. vonden die ten vorigen
jare na een opzettelijk ingesteld onderzoek niet, en ook nu ge
looft Spr. niet dat ze te vinden zijn. Hij gelooft dat het beter
is om de zaak te laten rusten. Uit dien hoofde is hij nu tegen
het benoemen eener nieuwe commissie gestemd, tenzij zijne over
tuiging door het geven van andere en overwegende inlichtingen
aan het wankelen worde gebragt.
De heer OosterhofF moet opkomen legen het geavanceerde
door den heer Attema, als zoude de levering aan particulieren,
de vrijstelling der hier bedoelde lasten in den weg staan. Spr.
is van een gansch ander dcukbeeld en wijst de vergadering te
dien effecte op eene resolutie van den Minister van Binnenl.
Zaken, waarbij ZExc. te kennen geeft, dat het leveren van gas
van gemeentewege aan particulieren niet wel anders kan beschouwd
worden dan als genot van eene openbare gemeente-inrigting en
mitsdien de artt. 238 en 254 der gemeentewet daarop van toe
passing zijn. Het ligt ook in den aard der zaak, vervolgt Spr.,
immers als men in aanmerking neemt dat de reden waarom de
gemeente de exploitatie der gasfabriek op zich neemt, geene an.
dere kan zijn dan om aan de ingezetenen goedkoop, goed en
voor de gezondheid onschadelijk gas te bezorgen, en dus die ex
ploitatie het algemeen belang, waarvoor het gemeentebestuur als
overheid te waken heeft, alleen beoogt, dan kan ar geen twijfel
meer bestaan dat deze zaak als publieke dienst en de instelling
als eene openbare moet worden beschouwd.
Spr. gelooft dat men zich de zaak niet al te goed voorstelt
en dat men bij de beoordceling daarvan al te veel hecht aan de
bepaling der wet van 3 frimaire 7e jaar, de daarbij gestelde vrijstelling
is toch later aanmerkelijk uitgebreid, zoodat de scholen, ja zelfs de on
derwijzerswoningen, en de gebouwen gebezigd wordende voor de
stedelijke fabricage, de stads waag en andere dergelijke inrigtin-
gen daarin deelen. Er bestaat dus naar Sprs. oordeel genoeg-
zamen grond om de bepaling van de wet van 3 frimaire niet in
letterlijken en beperkten zin op te vatten, en reden genoeg om
te trachten de verlangde vrijstelling te bekomen.
Dat de administratie hare zienswijze niet zoo ligt opgeeft, dit
verwondert hem niet, ook hij heeft een ambtenaar van 't kadaster
over de zaak verstaan en dat deze geen grond vond voor die
vrijstelling, verwondert Spr. evenmin, maar daarom is nog niet
bewezen dat 's Rijks fiscus, daar waar hij blijft vorderen, die
vordering te regie doet. Dergelijk geval deed zich nog onlangs
in zake het patentregt voor. Maar men houde bovendien wel
in het oog, dat, zoo de Raad te eeuigertijd in reclame raogt ko
men, hij dit doet bij Ged. Staten, aan wie bij de wet de be
slissing is opgedragen. Het te betalen bedrag voor grondlasten
i3 in elk geval zeer hoog te noemen, belangrijk genoeg dat men,
al is het dan ook ten tweeden male, een opzettelijk onderzoek
naar zijne regten en verpligtingen instelle. De gemeente toch
beweegt zich niet op het terrein ingenomen door de industrie,
maar hare gaszaak is bij uitnemendheid eene gemeentezaak, in
het leven geroepen in overeenstemming met de artt. 134 141
der gemeentewet. Elk ingezeten, aan wien gas wordt verschaft,
maakt slechts gebruik van zijne pybliek-regtelijke bevoegdheid,
en de gebouwen der fabriek zijn gebouwen besterad voor de pu
blieke dienst en het openbaar nut. Ofschoon een eens genomen
besluit respecterende, stelt hij er prijs op dat de zaak nogmaals
naauwgezet onderzocht worde.
De heer Wiersma is het met den heer Attema eens, dat hot
moeijelijk zal gaan om algeheele remissie te erlangen, omdat de
gemeente in de gaszaak optreedt als leverancier, en of zij al
dan niet deswege hare winsten geniet, dit verandert het karak
ter der zaak in geenen deelc. Doch naar Sprs. meening bestaat
er eene omstandigheid die gcreedelijk tot het beoogde doe!, nl.
vermindering van aanslag in de grondbelasting, zal kunnen lei
den. De nieuwe fabriek verrijst en is deze tot stand gekomen
dan zal men die toch voor de toekomstige belasting moeten schat
ten. Er blijft wel iets van de oude fabriek overig doch het ge
heel erlangt een gansch ander aanzien cn uitgebreider om
vang. Men zal dus van die amotie en weder opbouw aangifte
moeten doen comform de wet, en daarna zal men gelegenheid
krijgen om te reclameren dit nu is de weg dien men zal kunnen
bewandelen. Met eene gemakkelijker tauxatie inecnt Spr. dat
men zich zal kunnen vleijen; vroeger werd het middel van re
clame verzuimd en werd redres onder de onmogelijkheden ge
schaard. Nu is die weg nog geopend en geeft hij zeer in be
denking dat pad te volgen. Van het instellen eener commissie
verwacht hij niets.
De heer Attema is verpligt een enkel woord in 't midden te
brengen ter weerlegging van het beweerde door den heer Oos-
terhoff. Iiet is in 't oog springend dat het voorstel van dat
geeerd lid is gebaseerd op de stelling, dat de gemeentelijke gas
fabriek moet worden beschouwd als eene instelling uitsluitend
bestemd tot publieke dienst en openbaar nut; maar hij moet
daartegen aanvoeren dat de fabriek zich niet bepaalt tot de uit
sluitende levering van gas aan hare eigene gebouwen, door welke
uitsluitende verstrekking zij zou zijn eene instelling d'utilité pu-
blique maar zij levert ook aan particulieren. Nu geschiedt die
levering wel niet tegen groote winst, doch men zou hier kunnen
zeggen dat de particulier in dezen het genot had eener negatieve
winst, omdat het hier haast gelijk is of die winst vloeit in de
gemeentekas of wel in de beurs van deD particulier. Alleen kan
die mindere winst strekken tot regeling van de hoegrootheid van
den aanslag. De bewering dat de gemeente, met hare gasfa
briek geen industrieele zaak zou drijven, kan niet opgaan, inte
gendeel de gemeente treedt daardoor wel degelijk op het terrein
van de particuliere industrie, daarom zal een verzoek om vrij
stelling der hier bedoelde lasten cn regten, immer met eene af
wijzende beschikking moeten bejegend worden, anderzins zou men
zeer onbillijk handelen jegens den particulieren industrieel, die
nevens de gemeentelijke, de onderneming eener gasfabriek wenscht
uit te voeren, welk geval wei niet denkbaar, maar niettemin niet
onmogelijk is. Spr. is en blijft er dus voor dat men geene com
missie benoeme en niet in de zaak roere, maar te wachten tot
dat de tijd daar is om te reclameren en den weg te bewandelen
door den heer Wiersma aangewezen.
De heer Oosterhoff wenscht nog iets in 't midden te brengen.
Heeft hij den heer Attema wel verstaan dan heeft die geachte
Spr. gewaagd van levering van gas, het komt Spr. voor, nu de
gasaeak eene openbare is, er geen sprake kan zijn van levering,
maar eenig en alleen dat elk ingezeten van zijn publiek regt
gebruik maakt, en verder zou de grondbelasting gebaseerd zijn
op de winsten der fabriek, maar hier kan immers geen sprake
zijn van winsten door die fabriek te behalen immers de gas-
consumenten kunnen te dien aanzien voor zich inroepen de uit
zonderende bepaling van art. 254 der gemeentewet. Met die
fabriek worden geene winsten behaald, wel staat het geraamde
in uitgaaf in de geraeente-bcgrooting niet precies over tegen bet
bedrag der geraamde inkomst, doch dit zijn ronde sommen en
niet dan raming. Vooits meent Spr. var» oordeel te moeten we
zen dat er wel geene sprake kan zijn van concurrentie wanneer
de gemeente exploiteert uitsluitend ten behoeve van de publieke
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
-Zitting van Donderdag den 12 en 26 Maart 1868.
51
dienst cn tot openbaar nut. Immers, als de Gemeenteraad het
in 't belang van de gemeente acht, eene zaak in het leven te roepen
en te exploiteren,tot hiertoe onder de particuliere industrie behoorende,
eene zaak derhalve die in het algemeen belaug is te achten, dan
komt Int Spr. voor, dat het woord concurrentie hier minder op
zijn plaats is, al bekomt ook het gemeentebestuur langs dezen
weg eene gansch betere conditie dan do particulier.
Het voorstel van den heer Oosterhoff is daarop in rondvraag
gebwigt en aangenomen met 10 tegen 7 stemmen (die van de
hecren Zeper, Bruinsma, Bloembergen, Wiersma, Wijbrandi, At
tema en v. Slotcrdijck) zoodat is besloten
Eene commissie van drie personen te benoemen ten einde te
onderzoeken of en in hoeverre de door den heer Oosterhoff in
zijn voorstel aangevoerde gronden het wenschelijk maken B. en
W. te verzoeken te zijner tijd alsnog de noodige stappen te doen
ter bckoming van vrijstelling van grondbelasting en patentregt
wegens de gasfabriek door de gemecutc Leeuwarden geëxploiteerd
wordende,
14a. Overgegaan zijnde tot de benoeming eener commissie
aan welke is opgedragen bet onderzoek in het vorig besluit be
doeld, blijkt dat met betrekkelijke meerderheid tot leden dier
commissie zijn benoemd de heeren J, Oosterhoff Wz., A. Duparc
en mr. J. L. van Sloterdijck,
15. Op het daartoe door den heer Wiersma gedaan voorstel
is eenstemmig besloten aan te houden tot eene volgende verga
dering de behandeling van de ontwerp-instructie voor clcn ge
meente-ontvanger.
16. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en
IV. betrekkelijk eene missive van M. de Vries, wed. de Waelle hou
dende aanbieding in onderhandschen koop van de haar in eigendom
toebehoorende huizinge op den IVirdimerpoortsdieinger
De Voorzitter stelt voor dit voorstel in eene volgende ver
gadering af te doen.
De heer Wiersma brengt in 't midden dat niets der vergade
ring belet nu dadelijk de zaak af te doen.
Dienovereenkomstig besloten zijnde, is voorts buiten beraad
slaging en stemming, conform evcnbcdoeld voorstel besloten. B.
en W. te magtigen om aan M. E. de Vries wed. de aelle al-
alhicr, in antwoord op hare missives van den 27 Jan. 1868 en
24 Eebr. <1. a. v. te kennen te geven dat het aanbod daarin
vervat, met het oog op 's Raads besluit van den 27 Febr. 1868,
betrekkelijk de onteigening ten algemeenen nutte van het in koop
aangeboden pind, niet in overweging kan worden genomen.
Uit te voeren voor de resumtie der notulcu.
17. Is ter tafel gebragt eene missive van de kamer van koop
handel en fabrieken alhier met afschrift adres aan de Ministers
van Binnenlandsche Zaken en Financiën, betrekkelijk de voorgenomen
regeling van de zomerdienst voor 1868 op den spoorweg llarlin-
genIVinschoten
Dc Voorzitter zegt na gedane lecture dat deze zaak spoed-
eischend is en, indien men zou kunnen besluiten tot het nemen
eener beschikking overeenkomende met het verlangen der kamer
van koophandel, van dien aard dat zij voor dadelijke afdoening
vatbaar is te beschouwen. Hij stelt dus voor haar onmiddellijk
in behandeling te nemen, waartoe eenstemmig besloten wordt.
Vooits om B. en W. te magtigen om in den geest dier kamer,
haar verzoek bij de hooge regeering namens den Raad te onder
steunen. Ook hiertoe wordt eenstemmig besloten en tevens om
daaraan, vóór de resumtie van dc notulen uitvoering te geven.
18. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres vau J. Marcus,
koopman alhier, met betrekking tot zijn aanslag in de directe
belasting op het inkomen over 1867. In handen van B. cn
Yf, ten fine van bcrigt en raad.
19. Mede is ter tafel gebragt eene resolutie van HM. Ged.
Staten dezer provincie dd. 5 Maart 1868, no. 1<*, waarbij wordt
aangedrongen op eene spoedige afdoening der nog aanhangige
zaak ten aanzien eener vermindering vau den rente-standaard bij
de bank van leening te Leeuwarden. Op voorstel van den
Voorzitter is eenstemmig besloten Ileereri Ged. Staten te verzoe
ken den Raad te dien aanzien nog ecnige dagen voor diligent te
willen verklaren.
20. Is ter tafel gebragt en voor de leden ter inzage gelegd
het 9e jaarlijkschc verslag der hoofdcommissie van de vereeniging
der algemeeue openbare bibliotheek en van het daaraan verbonden
leeskabinet te Rotterdam.
21. Bij monde van den heer Duparc wordt namens de be
trokken raadscommissie rapport uit gebragt nopens het onderzoek
der rekening en verantwoording van de commissie van adminis
tratie der stads bank van leening over 1 867. Ter visie om
in eene volgende vergadering in behandeling te worden genomen.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
VERSLAG van het verhandelde ter openbare vergadering
van den gemeenteraad van Leeuwarden, ge
houden op Donderdag den 26 Maart 1868.
Aanvankelijk 17, later 19 leden tegenwoordig. Afwezig de
hcorcn Plantenga en Verwijs, welke laatste schriftelijk raededee-
ling heeft gedaan, dat hij de vergadering niet kan bijwonen.
Voorzitter dc heer D. Zeper die de vergadering op het daar
voor bepaalde tijdstip opent.
1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op den 12 Maart jl. gehouden vergadering.
2. Aan dc orde is het voorstel van de commissie, aan welke
is opgedragen geworden het onderzoek der rekening en verant
woording van de commissie van administratie der stads bank
van leening over het dienstjaar 1867.
De vergadering zich met het voorstel der commissie vereeni-
gende is dienovereenkomstig besloten: lo. Die rekening goed
to keuren en 2o. Der commissie 's Raads dank te betuigen
voor haar ook over 1867 gevoerd goed beheer.
Op voorstel van den \oorzitter is besloten aan dit besluit
vóór de resumtie der notulen uitvoering te geven.
3. In behandeling wordt genomen het voorstel van B. en W.
aangaande eene resolutie van heeren Ged. Staten, betrekkelijk den
rente-stand aard ten laste der pandgevers in de stads bank van
leening en het daarop door mr. J. L. van Sloterdijck voorgedragen
amendement.
Nadat gemeld amendement door den Secretaris is gelezen,
onder welke lecture de heer Wiersma ter vergadering verschijnt,
wordt het le lid daarvan door den Voorzitter in behandeling
gebragt en buiten hoofdelijke rondvraag eenstemmig aangenomen.
Omtrent het 2e punt wordt door den heer Bloembergen ge
zegd dat hij zich niet direct tegen het voorstel zal verklaren,
maar slechts wenscht op te merken dat het hem bij eenig naden
ken is voorgekomen overweging te verdienen of het niet beter
zou zijn om de lokalen voor de stads bank van leening aan
die instelling tegen vergoeding der waarde in eigendom over te dra
gen in plaats van ze aan deze in huur te geven. Hij aclit het minder
goed hier bepaald van verhuring en niet van overdragt in eigendom
te spreken, van oordeel zijmie dat heteen punt van overleg ook met
de commissie van administratie zou kunnen uitmaken, wat voor die
instelling zelve het meest gewenscht zal zijn, ook in verband met
de omstandigheid dat de verbouwing dier lokalen en hare in-
rigting op den legenwoordigen voet, teji koste der bank heeft