93 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 30 April en Donderdag 14 Mei 1SG3. geen sprake zijn van eigendunkelijke verlenging van een man daat. liet was niets anders dan het eindigen van het oude mandaat en het aanvangen van het nieuwe. De Voorzitter brengt nu in omvraag litt. a der conclusie van het voorstel van B. en W., luidende Aan heeren voogden van het St. Anthonij Gasthuis, bij gemo tiveerd antwoord op hunne missive van 7 Febr. jl. Ie kennen te geven dat de llaad, persisterende bij zijn besluit van 9 Jan. jl. gecnc termen heeft gevonden om op dat besluit terug te komen. Nadat door den heer de Haan was opgemerkt dat de daarin vermelde dagtcekcning van den brief van voogden, instede van 7 Febr. G Febr. moet zijn, is dit gedeelte der conclusie in stem ming gebragt en verworpen met 9 tegen 8 stemmen (die van dc heeren Zeper, Bruinsma, Bloembergen, Rengers, Suringar, Wiersma, Brunger en de liaan.) De heer Attema vraagt of het, nu het 1ste lid is verworpen, niet het best zal zijn dat het coliegie het 2e lid der conclusie intrekt De liter Rengers is van oordeel dat het 2e lid geheel op zich zelf staat en dat er, nadat alzoo het besluit is genomen om wel op de missive van 9 Jan. jl. terug te komen, wel aanleiding be staat om dc verordening in te trekken, wat dan ook wordt voor gesteld. Dezclide leden die tegen a hebben gestemd zullen zich wel voor b verklaren. De heer Attema geeft te kennen dat juist dit laatste niet door hem kan worden toegegeven. Die verordening toch is eo ipso vervallen, cn dit zoo zijnde, kan men haar niet meer in trekken. Het is reeds betoogd dat het 1ste lid volstrekt niet past op punt b. Men komt door feitelijke intrekking wel tot het doel van beide partijen, dat nl. de verordening zal zwijgen, maar Spr. had liever dat het sub b voorgestelde door het coliegie werd ingetrokken. De heer Rengers geeft den heer Attema toe dat de iutrekking van zijn standpunt beschouwd niet noodig is, maar Spr. zou het na 't beslotene toch beter achten. Straks is gesproken van incon sequentie, maar deze zou op die wijze nog meer uitkomen. Nu a is verworpen doet men best de verordening in te trekken. Dc heer Attema geeft daarop in overweging om nu liet voor stel van de heeren Jongsma c. 9., ter vorige vergadering inge diend, aan de orde te stellen. Dat voorstel toch biedt de moge lijkheid aan om een positief besluit te nemen; juist het doel dat de voorstellers er mede beoogden kan nu verwezenlijkt worden. De Voorzitter is van oordeel om ook het lot van punt b te doen beslissen. Dc heer Bloembergen zal zich niet met het 2e lid vcreeni- gen, om de eenvoudige reden dat, zoolang die verordening be staat, de gelegenheid niet zal zijn benomen om des geraden nog maatregelen te nemen met betrekking tot de benoeming van voog den door den Raad. Het ingewonnen regtsgeleord advies stelt immers voor om de tegenwoordige voogden aan te spreken. Hij gelooft dat men beter doet het voorstel van de heeren Jongsma c. s. in stemming te brengen. Dc heer Bruinsma verklaart zich op dezelfde gronden ook te gen punt b der conclusie. Deze wordt daarop in rondvraag gebragt cn met 14 tegen 3 stemmen (die van de heeren Zeper, ltcngers en Tigler Wijbrandi) afgestemd. Daarop wordt in behandeling gebragt het voorstel van de hee ren Jongsma c. s., luidende io. Met intrekking van zijn besluit van 13 Sept. 1866 om trent de bevoegdheid van voogden cn voogdessen van het Sint Anthonij Gasthuis, tot het maken der bepalingen, vervat in hun reglement op het bestuur dier inrigling van 3 Oct. 1864, alsnog aan B. cn W. te kennen te geven, dat er naar 's Uaads oordeel geen bezwaar bestaat tegen het voor kennisgeving aannemen van dat reglement door hun coliegie. 2o. Aan voogden van het voornoemde gasthuis, in antwoord op hunne missive van 6 Febr. 1868, no. 1250, vóór 6 Mei te berigten, dat de Raad, terugkomende op zijn besluit van 9 Jan. 1868, no. l2a/xc, onder dankzegging aanneemt de portretten van Koning Willem II en Koning Willem III, aangeboden bij missive van heercr. voogden van 20 Mei 1867, no. 1139. Geenc verdere beraadslagingen gevoerd wordende, brengt dc Voorzitter het 1ste lid van dit voorstel in rondvraag dat daarbij wordt aangenomen met 9 tegen 8 stemmen (die van de heeren Zeper, Bruinsma, Bloembergen, Rengers, Suringar, Wiersma, Brun ger cn de Haan.) Het 2e lid daarop inedc in omvraag gebragt zijnde wordt mede aangenomen met 10 tegen 7 stemmen (die van de heeren Bruinsma, Bloembergen, Rengers, Suringar, Wier sma, Brunger en de Haan.) Uit te voeren vóór de resumtie. 6. Is ter tafel gebragt een voorstel van B. cn W. tot het doen van af- en overschrijving van- en op sommige artikelen der gemeentebcgrooting voor het dienstjaar 1867. Ter visie om in eene volgende vergadering in behandeling te komen. Bij monde van den heer Bloembergen wordt namens de com missie ad hoe, rapport uitgebragt nopens het verzoek van den schuttersraad der dd. schutterij alhier, om magtiging te verkrijgen tot het doen van eenige af- en overschrijvingen van en op som mige posten der schutterijbegrooting over 1867. Ter visie alsvoren. De Voorzitter sluit hierop dc vergadering. VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden op Donderdag den 14 Mei 1868. Aanvankelijk 15 later 17 leden tegenwoordig. Afwezig waren de heeren mr. J. Minneraa dc With, mr. J. L. van Sloterdijck en mr. C. W. A. Biiraa, dc twee cerstgenocmden met schriftelijke kennisgeving hunner afwezigheid. Voorzitter de heer D. Zeper, die de vergadering op het daar voor bepaalde tijdstip opent. 1. Is gelezen en onveranderd vastgestold het genotuleerde wegens de op 30 April jl. gchoudene buitengewone vergadering. 2. De Voorzitter het noodig keurende dat de deuren tot het houden cener beslotene vergadering voor een oogenblik ge sloten worden, is daartoe overgegaan cn de openbare vergadering mitsdien tijdelijk opgeheven. Na het eindigen der beslotene vergadering is de openbare her opend en voortgezet. 3. Rapport der Raadscommissie aan welke is opgedragen het onderzoek omtrent dc door den schuttersraad der dienstdoende schutterij alhier gevraagde magtiging tot het doen van af- en overschrijvingen van cn op sommige artikelen der begrooting van dc kosten dier schutterij voor de dienst van 1867. De vergadering zich vereenigende met de conclusie van even- bedoeld rapport, besluit buiten beraadslaging en stemming dien overeenkomstig Aan den schuttersraad der dienstdoende schutterij alhier, mag tiging te verlecnen tot het doeu van af- en overschrijvingen op de begrooting hunner administratie voor het dienstjaar 1867, overeenkomstig dc daaromtrent door dien raad gedane aanvraag vervat in zijne missive «id. 8 April 1868. Uit te voeren vóór de resumtie dor notulen. 4. Aan de orde is de behandeling de door B. en Wr. ter ta fel van den Raad gebragte ontwerp besluiten als: a. tot het verleencu van toestemming aan B. en W. om de, -- GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 Mei 1868. 99 op den daarbij gcvocgden staat vermelde artikelen der geracentc- begrooting dienst 1868, te versterken uit het fonds voor onvoor ziene uitgaven b. een concept-besluit tot het doen van af- cn overschrijving op een artikel der begrooting dat versterking behoeft, doch waar toe bij dc begrooting geene magtiging is verleend; en c. een concept-besluit tot het doen van onvoorziene uitgaven over 1868 wegens posten die hare omschrijving op dc begrooting niet vinden en waarvan het bedrag als buitengewone uitgaaf aan de begrooting moet worden toegevoegd. De vergadering zich met dc gemelde voordragten vereenigende, stelt die daarop achtereenvolgend onveranderd vast. Uit te voeren vóór de resumtie. 5. Voorstel van B. en W. tol wijziging der voorloopig vastge stelde rekening van de inkomsten en uilgaven der gemeente over 1866. Speciaal wat betreft de verantwoording van de opbrengst van hel 4/5e gedeelte der rijkspersonele belasting over het rijks dienstjaar 1866/67. Bij welk voorstel den Raad in overwe ging wordt gegeven om te besluiten Met wijziging van het raadsbesluit dd. 10 October 1867, de rekening van den ontvanger dezer gemeente, over 1866, nader voorloopig vast te stellen in gewonen en buitengewonen ontvang op eene som vanƒ446,183.595 in gewone en buitengewone uitgaaf op een be drag van- 408,078.85 en alzoo met een voordeelig saldo van 38,104.745 Nadat op voorstel van den Voorzitter besloten was dit voor stel onmiddellijk in behandeling te nemen, geeft dc heer de Haan te kennen dat het hier betreft dc rekening over het dienst jaar 1866 daar nu evenwel die rekening, volgens het bepaalde in art. 221 tier gemeentewet vóór ulto Dec. 1867 door Ged. Staten had moeten zijn gesloten, zoo vraagt Spr. of het tegen woordig voorstel misschien het gevolg is van eene resolutie van dat coliegie. De heer Bloembergen merkt hierop aan dat dc gemeente-reke ning over 1866, tot dus ver niet is goedgekeurd. Wat de oor zaak daarvan is en de reden waarom heeren Ged. Staten zich niet aan de opvolging va dan wettelijk voorschrift in dezen ge bonden hebben geacht, dit alles is hem onbekend en is daarvan ook geenerlei mededecling bij het coliegie ontvangen. Waar schijnlijk is het overmaat van werkzaamheden welke de bepaalde vaststelling der rekening heeft vertraagd. De heer de Haan zegt dus te mogen aannemen dat de tegen woordige wijziging r.iet het gevolg is ecner resolutie van Ged. Staten, gelijk dan ook in het voorstel van B. en W. geen reso lutie wordt vermeld. Dc heer Bloembergen ir.erkt op dat de aanleiding tot het tegenwoordig voorstel tot wijziging niet geschiedt krachtens reso lutie van Ged. Staten, maar het gevolg is van eene onder de hand gemaakte opmerking van den kant der provinciale griffie. De heer de Haan zegt nog, deze inlichting te hebben gevraagd, ten einde zeker te zijn dat deze rekening niet reeds door Ged. Staten was goedgekeurd, omdat het in dat geval bezwaarlijk zou zijn geweest daarin nog wijzigingen aan te brengen. Dnarop is het bovenvermeld voorstel eenstemmig onveranderd aangenomen en besloten daaraan vóór de resumtie van de notulen uitvoering te geven. 6. Voorstel van B. en W. met betrekking tot het adres van dr. E. Verwijs, houdende verzoek om eervol le icorden ontslagen als lid der commissie van toezigt op de scholen van middelbaar on derwijs in de gemeente. Nadat besloten was dit voorstel onmiddellijk i;i behandeling te nemen, is door den Raad die zich daarmede heeft kunnen vcreenigen, dienovereenkomstig besloten lo. Aan den heer dr. Eeleo Verwijs, op 't daartoe door hem gedaan verzoek, een eervol ontslag te vorleenen als, lid van de plaatselijke commissie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs te Leeuwarden, onder dankbetuiging voor dc gewigtige diensten in die betrekking aan de gemeente bewezen. 2o. Van het sub lo. genomen besluit mededceling te doen aan de betrokken commissie. 7. Voorstel van B. cn W. tot verhooging van de jaarwedde van den hulponderwijzer II. Hoogeveen. De vergadering zich met «lit voorstel verceuigcndc, besluit dienovereenkomstig Den hulponderwijzer aan de armenschool no. 3 in «leze ge meente Ilylkc Hoogeveen met lo. Julij 1868 in het genot te stellen van het maximum der aan die betrekking verbonden jaar wedde ten bedrage van 250. 8. Overgaande tot de benoeming van een eersten onderwijzer aan de op te rigten gymnnstiekschool alhier, waartoe de ir. alpha- betische orde gestelde voor«lragt den 20 April jl. den Raad door B. en W. is aangeboden en waarop voorkomen Wijnand van Laar te Arnhem en Ulfert Frerick Schmidt te Tiel, blijkt uit de gehouden stemming dat de heer U. F. Schmidt te Tiel met 15, dat is met algemeene stemmen, tot de vervulling der gezegde betrekking is verkozen. l)e heer Westenberg besprekende het tijdstip waarop de be noemde zijne betrekking zal dienen te aanvaarden, zegt dat het hem als lid der commissie voor de gymnastiek, meest verkieslijk voorkomt om het tijdstip van aanvaarding te bepalen op lo. Sept. e. k. met magtiging op dc commissie om den benoemde des noodig, eerder te laten overkomen voor rekening der gemeente. De lieer Bloembergen gelooft dat dit als verkieslijk is te achten, omdat er wel uitzigt bestaat dat dc lessen aan de be wuste school met dat tijdstip aanvang zullen kunnen nemen wat, in verband met de hervatting der lessen aan de rijks hoogere burgerschool ook wel wenscbclijk is. Dat de commissie «le be voegdheid crlange om den docent des geraden achtende, vroe ger te doen overkomen en de kosten daarvan ten laste van «le gemeente komen, dit meent Spr. een maatregel te zijn die aan nemelijk is. De Voorzitter stelt nu dit een en ander voor, waartoe een stemmig besloten wortlt. Uit te voeren vóór dc resumtie der notulen. 9. Aan de orde is «le voortzetting der behandeling van de zaak betreffende de herstelling der vroeger bestaande kortere gemeenschap van de buurt Oldegulileëu met de stad. Na gcilane lecture van een bij de betrekkelijke stukken ge voegd extract uit «le notulen van dim Raad «ld. 14 Nov. 1867, valt omtrent de wijze van verdere behandeling dezer zaak eenige bespreking voor tusschen «le heeren Zeper, de Haan, Suringar, Attema, Duparc, cn wel speciaal over «le vraag, of het primitieve voorstel van B. en W. van 27 Junij 1867, «lan wel het daarop gevolgd voorstel «Ier commissie van rapporteurs uit <lc sectien «ld. 24 Oct. «1. a. v. de prioriteit ter behandeling behoort te erlan gen. Na «leze wisseling van gedachten stelt «Ie Voorzitter naar aanleiding daarvan aan de orde het 3de lid «Ier conclusie van het rapport der commissie van rapporteurs luidende: Voor het geval door ailrossanten niet aan bovengemelde voorwaarde mogt worden voldaan, bij vernieuwing cn met bevestiging van hot raadsbesluit van Julij 1866, tc besluiten, «lat de afgebroken gemeenschap tusschen Oldegalilcün en het centrum «Ier stad zal worden hersteld ter plaatse waar «le Verwersbrug heeft gelegen, door een houten rijbrng." De heer Bruinsma zal zich daarmede niet vereenigen, omdat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1868 | | pagina 1