186 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 26 November 1868. De heer Rengers zegt, dat juist met het oog daarop dit art. door B. en W. is ingerigt en voorgedragen. De beer van Eysinga merkt op het laatstelijk door den heer Suringar gesprokene aan, dat al wordt dit niet met zooveel woorden in dit artikel vermeld, het tocb zeer goed daarin ligt opgesloten en meent alzoo, dat door de verschillende commissien, tot bereiking van bet in dezen beoogde doel, kan worden za- mengewerkt. De heer Rengers licht de bedoeling van 't artikel nader toe en zegt dat men in deze verordening niet van het toezigt door de onderscheidene schoolcommissien uit te oefenen, heeft gewaagd, dewijl hier enkel van de bevoegdheid der Raadscommissie sprake kan zijn. Het punt waarop de heer van Eysinga doelt zal bij de verordening op 'l gymnastisch onderwijs dienen geregeld te worden, en men zal daarin voorzeker het toezigt van de school commissie nader bepalen. De heer Bloembergen ziet in de bijwoning van de lessen door de verschillende schoolcommissien veel nut, en verwacht daarvan veel goeds voor het toezigt op het onderwijs in de andere scho len gegeven; hij kan het door den heer Rengers besprokene wel beamen en beschouwt de omschrijving van dit art. zeer doelmatig. De heer van Eysinga bedankt den heer Rengers voor de gegeven nadere toelichting. Hij constateert, dat art. 8 van deze verordening, welke hij in deze aangelegenheid als de fundamen- teele beschouwt, de bijwoning van de lessen door de verschillende schoolcommissien niet uitsluit, en zal de algemeene verordening op het gymnastisch onderwijs afwachten. Artt. 8, 9 en de slotbepaling worden hierop zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Het geheele gewijzigde ontwerp daarna door den Voorzitter in rondvraag gebragt zijnde, wordt hetzelve met algemeene stemmen gearresteerdzoodat is genomen het volgend besluit; De Raad der gemeente Leeuwarden. Gehoord de voordragt van B. en W. tot het benoemen eener vaste commissie om hun collegie bij te staan in het beheer van- en het toezigt op de gemeentelijke Gymnastiekschool. Gezien art. 54, al. 2 en 3 en art. 55 der Gemeentewet Gelet op 's Itaads besluiten van 11 April 1867 no, ia/1a en 13 Eebruarij 1868 no. s/i5 Besluit; lo. Er is eene vaste commissie ten einde B. en W. bij te staan in het beheer van- en het toezigt op de gemeentelijke Gymnastiekschool. Zij voert den naam van commissie voor de gymnastiek. 2o. Vast te stellen de navolgende verordening régelende den werkkring dier commissie Art. 1. De commissie voor do gymnastiek is zamengesteld uit een lid van het Dagelijksch Bestuur als voorzitter en twee leden van den Raad. De voorzitter heeft het regt van stemming. Art. 2. De leden worden jaarlijks in de maand September door den Raad benoemd, terwijl door B. en W. de voorzitter wordt aan gewezen. Bij ongesteldheid of afwezigheid van den voorzitter wordt hij door een ander lid van het Dagelijksch Bestuur vervangen. Art. 3. De commissie vergadert zoo menigmalen als de voorzitter of de beide leden het noodig achten. Geene besluiten worden genomen zoo niet de grootste helft tegenwoordig is. Wanneer een der leden afwezig is wordt tot het nemen van een besluit eenparigheid van stemmen vereischt. Art. 4. Aan de commissie is opgedragen a. De regeling van- en het opzigt over het onderwijs in de gymnastiek aan de gemeentelijke inrigting b. het toezigt op de onderwijzers, het gebouw en het mate rieel der inrigting c. de regeling der lesuren in verband met de daaromtrent bestaande of nader vast te stellen overeenkomsten en bepalingen d. de zorg voor de gewone reparatiën aan de meubelen en toestellen e. het opmaken der begrooting van kosten voor het gymnas tisch onderwijs. Deze begrooting wordt ieder jaar vóór 1 Au gustus aan B. en W. aangeboden het opmaken van een jaarlijksch verslag aangaande den toestand van het gymnastisch onderwijs hier ter stede. Dit ver slag wordt vóór 1 Maart ingediend. Art. 5. De commissie stelt elke drie maanden een opzettelijk en naauwkeurig onderzoek in omtrent de deugdzaamheid der toe stellen. Buitengewone reparatiën en de aanschaffing van nieuwe toe stellen kunnen alleen met goedvinden van B. en W. geschieden. Art. 6. De commissie stelt onmiddellijk oen naauwkeurig onderzoek in op de klagten, die haar schriftelijk door ouders en belang hebbenden worden ingediend. Art. 7. De commissie stelt zich met de verschillende schoolcommissien in verbinding, zoo vaak dit in het belang van het gymnastisch onderwijs dienstig wordt geacht en kan de leden dier commissien tot het bijwonen harer vergaderingen uitnoodigen. Art. 8. De commissie is bevoegd om ten allen tijde aan B. en W. de vereischte voorstellen te doen omtrent alles wat het gymnas tisch onderwijs betreft. SLOTBEPALING. Aan de commfssie wordt opgedragen om binnen drie maanden in te dienen en aan den Raad ter goedkeuring aan te bieden a. eene concept-verordening houdende algemeene bepalingen voor het onderwijs aan de gemeentelijke gymnastiekschool. b. eene concept-instructie voor de onderwijzers bij die inrig ting. Aldus enz. De Voorzitter stelt alsnu voor, om dadelijk tot de benoe ming van de betrekkelijke commissie over te gaan, en geeft te kennen, dat de heer Rengers, als lid van T dagelijksch bestuur, zich bereid heeft verklaard, om in de commissie het voorzitter schap te bekleeden. Hiertoe besloten zijnde is de uitslag van de ter zake gehouden stemming geweest, dat de heeren Asraan en Suringar, ieder 13, de heer Westenberg 5 stemmen en de heer Duparc 1 stem, op zich hadden vereenigdweshalve de beide eerstgenoemden als leden der commissie benoemd zijn en dezelve bestaat uit do heeren mr. W. J. van Weideren baron Rengers, dr. P. II. Asman en G. T. N. Suringar. 17. De Voorzitter stelt voor, alvorens de verdere aau de orde zijnde punten in behandeling te nemen, eerst punt 9 van den oproepingsbrief, voorstel van B. en W. tot wijziging van 't besluit tot heffing van r eg ten voor het genot van gas uit de ge meentelijke gasfabriekvoor het gebruik van de gemeente-toestellen daarbij benoodigd en voor de kosten van beheer daarvanaf te doen hiertoe wordt besloten. De heer Gorter zegt dat eene vermindering van den prijs van het gas voor het gasgebruikend publick zeer welgevallig is, doch acht, met het oog op den korten tijd die de fabriek in handen GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 26 November 1868. 187 der gemeente is, het gewaagd om nu de fabriek nog met eene zoo aanzienlijke schuldenlast bezwaard is, al dadelijk tot eene vermindering van den gasprijs met 2 cent per kub. el over te gaan. Spr. zou gewenscht hebben de zaak op den ouden voet nog 1 a 2 jaar te laten continuéren, waardoor eene belangrijke winst zou zijn verkregen, doch deze had kunnen worden bestemd voor eene grootere dan de gewone aflossing van het opgenomen kapitaal en daarna zou men kunnen zien of de verkregen resultaten eene vermindering van den prijs gedoogen. De gascommissie zegt Spr. zal dit punt wel overwogen hebben, alvorens zij haur voorstel deed, doch hij aarzelt niet zich daarte gen te verklaren. Moge verlaging van den gasprijs een meerder gasverbruik ten gevolge hebben, Spr.'s verwachting dienaangaande is niet zoo groot. Hij meent dat de ingezetenen door de voorgestelde ver laging zich nog Diet dadelijk gedrongen zullen gevoelen om hunne tegenwoordige wijze van verlichting door gas te vervangen. De Voorzitter brengt het voorstel van B. en W. in rond vraag, 't welk met algemeene stemmen, met uitzondering van dien van den heer Gorter, wordt aangenomen, zoodat is vastge steld het volgend besluit; De Raad der gemeente Leeuwarden, Overwegende, dat de financiële uitkomsten van de van wege de gemeente geëxploiteerd wordende gasfabriek eene verminde ring veroorloven van de regten voor het genot van gas uit die fabriek, vastgesteld bij het le lid van art. 1 van het Raads besluit van den 31 Augustus 1865, goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 13 September 1865, no. 54 Gezien de artt. 232, 238, 240 en 254 der gemeentewet Besluit: In het le lid van art. 1 van genoemd Raadsbesluit worden veranderd lo. op den eersten regel, de woorden 1 October 1865 in 1 Januarij 1869. 2o. sub a, het woord veertien in twaalf. 3o. sub bde woorden twee gulden vijf en twintig cent in twee gulden. 4o. sub c, de woordendertig gulden en veertig cent in zes en twintig guldenen het woord zestig in vijf en vijftig. 18. Wordt in behandeling genomen, een voorstel van B. en W. tot vaststelling van twee ontwerp-besluiten, betrekkelijk het doen van af- en overschrijvingen van- en op sommige artikelen van de begrooting der inkomsten en uitgaven van de gemeentevoor de dienst 1868. De vergadering zich met de aangeboden ontwcrp-bcsluiten ver- eenigende, besluit dezelve onveranderd vast te stellen. Wordt opgemerkt dat de heeren Bloembergen en Asman de vergadering verlaten. 19. Aan de orde is de benoeming van twee leden der commissie van toezigt over het stads werkhuister vervulling der vacatures ontstaande door de periodieke aftreding op 1 Januarij a. s. van de heeren Sierk ter Horst cn Jan Eeenstra Rzn. Na gehouden stemming is gebleken, dat de heeren Sierk ter Horst en Jan Eeenstra Rzn., met algemeene stemmen tot leden der commissie van toezigt over 't stads werkhuis zijn herbenoemd. 20. Overgaande tot de benoeming van een voogd en van eene voogdes van het nieuwe stads weeshuis alhierter vervulling van de met 1 Januarij 1869, door het aftreden van den heer M. Manger Cats en mevrouw d' Escury—-Wierdsma, als zoodanig te ontstane vacatures, is de uitslag van de ten dezen gehouden stemmingen, dat de heer M. Manger Cats met 13 stemmen, zijnde éóne stem op den heer Westenberg uitgebragtals voogd en mevrouw Collot d'EscuryWierdsma, met 12 stemmen, zijnde op elk der dames Martin en van Panhuijs, óéne stem uitgebragt, als voogdes, zijn herkozen. 21. Overgaande tot de benoeming van twee leden der plaatse lijke schoolcommissie in deze gemeenteter vervulling van de met 1 Januarij a. s., door de periodieke aftreding van de heeren J. J. de Jongh en mr. I. Telting te ontstane vacatures, is bij de deswege gehouden stemmingen gebleken, dat de heer J. J. de Jongh met 12, zijnde 2 stemmen uitgebragt op den heer C. Noë Cz, en de heer mr. I. Telting, met algemeene stemmen tot leden van gezegde commissie zijn herbenoemd. 22. Is ter tafel gebragteen voorstel van B. en W., op het ter vergadering van 22 Oct. jl. om berigt en raad in hunne han den gestelde adres om Frans van Es veld, timmermansknecht en pijphouder bij de brandspuit no. 6 in deze gemeentehoudende verzoek, tint aan hem in verband met een ernstig ongeval hem overkomen bij 't schoonmaken en opbergen van gemelde spuit na den brand, welke op den 5 October jl. alhier heeft plaats gehad, uit de ge meentekas eene tegemoetkoming worde verleend gedurende den tijd, dat hij in de onmogelijkheid verkeert eenigen arbeid te verrigten cn alzoo in de behoeften van zijn gezin te voorzien en wijders voor de kosten, die hij heeft moeten maken en nog zal moeten aanwenden, tot herstelling, aan geneeskundige hulp. De vergadering met de conclusie van het voorstel instemmen de, heeft besloten lo. aan den adressant Erans van Esveld, pijphouder bij de brandspuit nummer 6 in deze gemeente, naar aanleiding van 'tongeval hem op den 5 October 1868 in die betrekking over gekomen, uit dc gemeentekas eene vergoeding in eens toe te kennen ten bedrage van vijfentwintig gulden 25.) 2o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen nader aan den Raad de vereischte voorstellen te doen tot aanwijzing van de fondsen waaruit de sub lo. hiervoren bedoelde vergoeding kan worden gehoed. De heer Asman komt weder ter vergadering. 23. Is ter tafel gebragteen extract uit het register der notu len van Burgemeester en Wethouders van 11 November jl no. 1V31, betrekkelijk het ter vergadering van 8 October te voren in hunne handen gestelde adres van W. A. van Bloemenaannemer van pu blieke werkenwonende te Marssumhoudende verzoek, dat hij worde vrijgesteld van de betaling der boete ad drie en dertig gulden 33) door hem, ingevolge de betrekkelijke voorwaarden van aanbesteding, beloopen ter zake te late oplevering van 't aan genomen werk der plaatsing van stootpalen bij de Verlaats- en Vrouwenpoortsbruggen, waarbij wordt voorgesteld om te besluiten: Aan den adressant W. A. van Bloemen voornoemd, te kennen te geven, dat de Raad geene termen heeft gevonden om hem van de betaling der bij zijn verzoekschrift van den 7 October 1868 bedoelde boete geheel vrij te stellen, doch aan hem daar van kwijtschelding verleent, tot een bedrag van drie en twintig gulden (ƒ23.) De hoer van Sloterdijck merkt aan dat in den laatsten tijd, al meer en meer, door aannemers van publieke werken voor deze gemeente, in practijk gebragt wordt ontheffing te verzoeken, van de betaling der door hen, ter zake te late oplevering, beloopene boeten. Hij acht het zeer wenschelijk, met het oog op de toe komst, dat aan de in het onderwerpelijke bestek voorkomende bepalingen dc hand worde gehouden, aangezien wanneer deze verzoeken in den regel worden ingewilligd, de aannemers daarop beginnen te rekenen en de aangenomen werken niet met den vereischten spoed uitvoeren terwijl bovendien op die wijze het voorname motief hetwelk voor eene gemeente bestaat om de uit voering van eenigzins belangrijke werken aan te besteden, dit nl. dat ze zelve niet zij blootgesteld aan de risico welke daaraan uit

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1868 | | pagina 42