"«M| 158 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 22 October 1868. getal uren genoegzaam voldoende te achten. Later zal men wel over meer uren moeten beschikken en zal de tegenwoordige re geling gewijzigd moeten worden. De heer Bruinsma dankt voor de ontvangen toelichting. Hij maakte die opmerking met het oog op de verpligtingen van den onderwijzer. Deze toch behoeft nu slechts 6 uren per dag onder- rigt te geven en daarop zal hij rekenen bij zijne te geven privaat lessen. Acht de commissie deze zaak zoodanig goed geregeld dat daaruit later geene aanspraken van den kant des onderwij zers voortvloeijen, dan is het Spr. goed. De heer Duparc rapporteur, wenscht den heer Bruinsma er op te wijzen, dat nergens pertinent is voorgeschreven, dat de onder wijzer 7 uren daags les zou moeten geven. Alleen in het rap port van B. en W. van 1864 wordt, in de noot op bl. 9, bij wijze van veronderstelling van 7 uren gesproken. Hij voegt er echter ter geruststelling van den heer Bruinsma nog bij, dat de onderwijzer is aangesteld onder de verpligting om onderwijs te geven aan de leerlingen van de daarbij aange wezen scholen, zonder eenige bepaling van het getal leeruren, aan dat onderwijs te besteden. De heer Bloembergen zal zich met de voordragt der Com missie vereenigen, ofschoon hij zich niet ontveinst dat die niet in allen deele aan zijne verwachting voldoet. Hij had zich van het onderwijs in de gymnastiek voorgesteld dat het voornamelijk zou strekken tot verpozing van het onderwijs in andere leervakken. Dit schijnt men bij de ontworpen regeling minder op het oog te hebben gehouden. En toch ware het naar Spr's. zienswijze beter geweest dat men een lang voortgezette schooltijd had doen afwisselen door onderrigt in de gymnastiek. Spr. zal zich met de voordragt vereeuigen in de hoop en de verwachting dat de ervaring er toe zal leiden dat onderrigt toe te passen in den geest van Spr. l)e heer Duparc wenscht een enkel woord te zeggen, niet om het zoo even gesprokene te refuteren, maar omdat hij ge looft dat eene toepassing zoo als die door den heer Bloembergen wordt gewenscht alleen dan mogelijk zou kunnen zijn, wanneer men bij iedere school eene inrigting voor gymnastiek bezat. Zoo lang men daartoe slechts eén lokaal met twee onderwijzers be schikbaar heeft, is dit volstrekt onmogelijk. Het getal leerlingen zou dan toch op sommige uren zoo groot zijn, dat aan goed onderwijs niet viel te denken. Den heer Bloembergen komt het voor dat daartegen niet zulk een overwegend bezwaar in den weg zou staan, bijaldien men de leeruren in de gymnastiek regelde naar de schooluren op de andere inrigtingen van onderwijs. Voor 'toverige, hij zal zich met het voorgestelde vereenigen en zijne opmerking had alleen ten doel om bij aanneming van het voorstel, niet geacht te wor den daardoor afstand van zijne vroegere beginselen te hebben gedaan. De ^beraadslaging gesloten zijnde, besluit de vergadering voorts overeenkomstig het voorgestelde: lo. de door de commissie ontworpen regeling der uren voor het onderwijs in de gymnastiek goed te keureu 2o. B. en W. uit te noodigen van dit besluit kennis te geven aan curatoren van het stedelijk gymnasium, den directeur der rijks hoogere burgerschool, de commissie van toezigt op het mid delbaar onderwijs en de plaatselijke schoolcommissie ieder voor zooveel hem betreft. De Voorzitter sluit hierop deze vergadering. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Zaturdag don 31 October 1868. 159. VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone ver gadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden op Zaturdag den 31 October 1868. Tegenwoordig 16 leden, zijnde afwezig de heeren Suringar, Buma, de Haan, Jongsraa en Westenberg. Voorzitter de heer D. Zeper die, na opening der vergadering op het bepaalde tijdstip, mede- deeling, doet van den heer mr. C. W. A. Buma schriftelijke kennisgeving te hebben ontvangen, dat hij deze vergadering niet zal kunnen bijwonen. 1. Op voorstel des Voorzitters wordt eenstemmig besloten, om het genotuleerde wegens de vergadering van 22 Oct. jl. in de eerstvolgende gewone zitting te resumeren. 2. De Voorzitter brengt ter tafel cn geeft lecture van een schrijven van den heer Commissaris des Konings in dit gewest, houdende kennisgeving dat ZHEdGestr. zich voorstelt op Zatur dag 31 Oct. e. k., zijnde heden, gevolg te geven, voor zooveel deze Gemeente betreft, aan 't bepaalde bij art. 3 der Instructie voor den Commissaris des Konings in elke provincie (Staatsbl. no. 62 van 1850) en dat het ZHEdGestr. aangenaam zal zijn op dat oogenblik den Gemeenteraad bijeen te zien. Aangenomen voor notificatie. 3. De Voorzitter geeft namens B. en W. te kennen, dat de uitvoering van het eerste gedeelte der werken wegens de uitbrei ding der gemeente haar einde nadert, de scheepvaart langs de Zuidergracht is heropend, de walmuren op de hoogte zijn ge'oragt en de onderbouw van de brug gereed is. Intusschen is er bij het bestek niet op gerekend dat er in dezen stand der zaak be hoefte bestaan zal aan het aanbrengen van hulpmiddelen die, over den onderbouw van de brug, den toegang tot het stations gebouw zullen verschaffen gedurende de aanstaande wintermaan den, terwijl de bovenbouw van de brug den 1 April 1869 moet worden opgeleverd en dus van af 1 Nov.1 April geen passage te dier plaatse kan bestaan. Bij het bestaan dezer omstandig heid is door B. en W. in overweging genomen of men ten gerieve van de ingezetenen dien tijd niet zou kunnen benuttigen door het daarstellen eener passage voor voetgangers. Het Collcgie heeft daaromtrent mei den Gemeente-architect geconfereerd en ook deze heeft met de Aannemers van het werk over het maken van dusdanige hulppassagc gesproken en is het na overleg geraden voorgekomen om dusdanige passage te verschaffen door het leggen eener hulpbrug over de aanwezige onderbouw der brug. In verhouding met dc daarvoor geraamde kosten zal zulk eene hulpbrug veel gerief en gemak aanbrengen. B. en W. geven den Raad daarom in overweging om hun Collegic te magtigen zulk eene brug cn toegangsweg door de tegenwoordige aannemers te doen zamcnstellen. De daaraan verbonden kosten worden ge raamd in 't geheel J 886 te zuilen bedragen. Wanneer de ma terialen der brug door de gemeente niet worden behouden kun nen de kosten daarvan worden verminderd met ƒ116, en kan almede van den weg worden afgetrokken de waarde der steen die later tot andere einden te gebruiken is en die geschat wordt op ƒ598, zoodat de geldelijke opoffering voor de gemeente, be halve die van verlichting, zou bedragen p. m. ƒ172. B. en W. wenschen tot de uitvoering van een en ander ge- magtigd te worden en vragen daartoe van den Raad aan een crediet van /"200. Hij stelt eerstens voor dit voorstel in behandeling te nemen. De heer Gorter zegtHet betreft hier het leggen van eene hulpbrug en het maken van een hulppad voor slechts 6 maanden, want met 1 April 1869 zal men deze hulpmiddelen moeten wegruimen voor den te stellen bovenbouw. Ware het een nood- of bijbrug, dan zou hij er vrede mede hebben, want dan kon men dat brugje tijdens het stellen van den bovenbouw evenzeer benuttigen. Met dat stellen gaat meer dan eene maand verloren Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesciie Courant, en zóó lang zal dan weder de passage gestremd zijn. Hij is te gen het voorstel. De Voorzittor herinnert den heer Gorter dat het nu nog enkel de vraag betreft of men het voorstel onmiddellijk zal be handelen. De heer AttGDia wenscht het aan te houden tot eene volgende vergadering. Dc heer Bruinsma merkt op dat zulks eene vertraging van ruim 14 dagen zou veroorzaken. De heer Atfcema zegt niet genoegzaam op de hoogte te zijn deze zaak te kunnen beoordeclen. Men had het ook wei vroeger bij den Raad kunnen aanbrengen De Voorzitter brengt in omvraag of men de zaak onmiddel lijk zal behandelen. Dit wordt aangenomen met 9 tegen 7 stem men, die van de heeren Gorter, Attema, Asman, Wijbrandi, van Sloterdijck, Hommes en Duparc. De Voorzitter opent nu de beraadslaging over het vorenver- melde voorstel. De heer Gorter herhaalt het reeds door hem gesprokene en zegt het nut niet van den beoogden maatregel in te zien. Ver hooging van grond zal bovendien in dc eerste plaats gevorderd worden, want de grond bezakt nu reeds merkbaar cn die verzak king zal in 't voorjaar bijzonder groot zijn. Was het voor een nood- of hulpbrug, hij zou zijne stem kunnen geven. Voor een gering gerief gedurende 6 maanden is hem de opoffering te groot. De Voorzitter zegt dat voor het maken van eenc noodbrug, hoedanigc door den heer Gorter wordt bedoeld, wel geene moge lijkheid bestaat, tenzij men die zeer hoog opwerkte of er een wipbrug van maakte, want, 't springt voorzeker een ieder in 't oog, die brug moet dezelfde doorvaartshoogfe hebben als dc Wirdumerpoortsbrug. De heer PlantGIlga is met het voorstel van B. en W. zeer ingenomen, omdat daardoor aan vele ingezetenen gedurende het barre jaargetijde een groot gerief wordt toegebragt. Het voorstel daarop in rondvraag gebragt zijnde, wordt aan genomen met 10 tegen 6 stemmen, die van de heeren Gorter, Attema, Asman, Wijbrandi, van Sloterdijck en Duparc. 4. Is ter tafel gebragt en gelezen eene missive van de com missie van administratie der stads bank van leening alhier ten geleide van het ontwerp-begrooting van administratie dier bank voor 1869. Commissoriaal. 5. Alsboven een adres van W. L. Schmitz, houdende ver zoek om als verslaggever van 's Raads handelingen te worden benoemd. In handen van B. en W. om daarop bij de even tueel tc doene voordragt te letten. 6. Alsboven een adres van de firma T. W. O vermeer en zoon te Makkum, houdende verzoek om in eigendom te beko men een gedeelte van het bouwterrein B, ter breedte van on geveer 20 ellen aan dc Kaai en dan zoo mogelijk de volle diepte. In handen van B, en W. ten fine van berigt en raad. 7. Alsboven een adres van R. J. Dijkstra, huurder van de herberg de Klanderij, te Leeuwarden, het verzoek bevattende om hem die herberg weder voor 3 of 5 jaren onder de hand te verhuren. In handen van B. en W. om berigt en raad. 8. Alsboven een adres van den heer J. G. Arensma c.s. het verzoek bevattende om een daarin omschreven jaarlijksch graf- geld, in eens af te koopen. Gercnvoijeerd aan het collegie van B. en W. 9. Alsboven eene missive van de commissie van bestuur over het stads ziekenhuis alhier, houdende aanbeveling van de heeren 45

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1868 | | pagina 1