38
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag den 25 Maart 1869.
inlevering van aanvragen ter bekoming van bouwterreinen, in
die bus twee aanvragen ten bedoelden einde, bevonden zijn en
wel
lo. van L. Sc'uierbeek te Leeuwarden, om het perceel, be
doeld onder no. 42 van de vastgestelde lijst en situatiekaart, en
2. van W. T. Ovenneer te Makkum, om het perceel, bedoeld
onder no. 32
dat van deze aanvragen die sub lo. vermeld i9 toegewezen,
doch de beschikking op die sub. 2o. tengevolge var. een na
mens den belanghebbende gedaan verzoek, 14 dagen is aange
houden.
Aangenomen voor notificatie.
14. Wordt mcdedeeling gedaan dat op den 17 Maart jl.
heeft plaats gehad, de aanbesteding van het maken van straat
wegen op de terreinen tussehen den staatsspoorweg en het Zaai
land, waarvan aannemer is geworden P. H. Dopheide, aannemer
van publieke werken, wonende te Groningen, voor ecne 6om van
11,658.
Aangenomen voor notificatie.
15. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van J. Hania
alhier, dd. 24 Maart jl., houdende verzoek, dat aan hem in
grondpacht moge worden afgestaan, den voor zijn huis, staande
op het Zuid vliet, lett. L, no. 137, gelegen bleekgrond, in eigen
dom toebehoorende aan de gemeente, en hem te vergunnen op
dien grond eeu huis te bouwen, met den voorgevel in de rooi
lijn van de nieuwe school aldaar.
In handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van be-
rigt en raad.
16. De heer Jongsma brengt ter tafel ea doet voorlezing
van het rapport der commissie, die bij raadsbesluit van den 28
January jl. no. 13/4, is belast met het onderzoeken van- en het
rapporteren omtrent- de missive van heeren voogden der stads
armenkamer alhier, dd. 20 Januarij bevorens, houdende antwoord
op de aan hen bij raadsbesluit van 14 Januarij 1869 gedane
vragen.
Ter visie, om in eene volgende vergadering te worden be
handeld.
17. De heer dö Haan brengt ter tafel en doet voorlezing
van het rapport der commissie, aangaande de aan haar ter ver
gadering van 11 Maart jl. gerenvoijeerdc missive van heeren
voogden van het stads weeshuis alhier, van 27 Februarij te voren
no. 9, daarbij verzoekende dat aan hen magtiging moge worden
verleend tot het doen van af- en overschrijvingen van- en op
posten der begrooting, voor 1868, van dat gesticht.
Ter visie, als voren.
18. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte rapport van de commissie, in wier han
den bij het in die vergadering onder no. 6 genomen besluit, is
gesteld, de rekening en verantwoording van het stiuls werkhuis
alhier, over 1868.
De vergadering, zich met de conclusie van dit rapport veree-
nigende, besluit buiten beraadslaging eenstemmig
lo. die rekening goed te keuren
2o. de commissie van toezigt dank te betuigen voor haar
goed en ordelijk beheer.
19. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester en Wethou
ders op het den 6 Februarij jl. aan hun gerenvoijeerde adres
van de te dezer stede gevestigde „Vereeniging Nijverheid", hou
dende verzoek, te willen bepalen, dat de burgerdagschool gratis
zal kunnen worden bezocht door degenen, die alhier eene der
tusschenscholen van de 2e klasse of eene der armenscholen heb
ben doorloopcn, of, indien hiertegen bezwaar bestaat, alsdan nader
te willen verordenen, dat hot schoolgeld jaarlijks voor het bezoek
der burger dagschool te Leeuwarden te betalen, zal zijn drie
gulden voor degenen die aldaar eene tusschenschool der 2e
klasse hebben doorloopcn, een gulden voor degenen die aldaar
eene armenschool hebben doorloopen en acht gulden voor dege
nen die in geene van deze beide cathegoriën vallen, en, voor
't geval tegen beide denkbeelden bezwaren mogten rijzen, alsdan
aan de vereeniging vergunning te verleenen om jaarlijks hoog
stens 30 leerlingen voor hare rekening op de burgerdagschool
te plaatsen, zonder verpligting om voor dezen schoolgeld te
betalen.
De vergadering, roet de conclusievan dit voorstel in stemmende,
besluit buiten beraadslaging eenparig
Aan de adressante te kennen te geven, dat de Raad voorals
nog geene genoegzame aanleiding heeft gevonden om aan haar
verzoek tot vermindering of geheele vrijstelling der schoolgelden
aan de burgordagschool te voldoen, doch overigens genegen is
om, in 't belang van eene meer algemeene deelneming aan het
gemeentelijk middelbaar onderwijs, zoo mogelijk vóór den aanvang
van een nieuwen cursus, die maatregelen te nemen welke daartoe
bevorderlijk kunnen zijn.
20. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, aangaande het den 11 Februarij jl., ten fine van berigt en
raad, in hunne handen gestelde adres van Hendrik Cremcr,
leeraar aan de burger dag- en avondschool alhier, houdendo
verzoek
lo. hem de 20% afloopende korting voor 't pensioenfonds
geheel of gedeeltelijk uit de gemeentekas te restituerenen
2o. hem, wegens geleden schade in zijn inkomen, tengevolge
opheffing der burgerschool voor jongens in deze gemeente, in
't genot te stellen eener personele toelage, zoo mogelijk tot een
bedrag van drie honderd gulden per jaar.
De heer Bloembergen geeft te kennen, dat bij eene nadere
lecture van het voorstel, het hem is voorgekomen dat punt lo. van
de conclusie niet die duidelijkheid bevat, welke wenschelijk mag
worden geacht. Zooals het nu luidt zou het welligt tot verkeerde op
vatting aanleiding kunnen geven. Gelijk uit het voorstel blijkt, heeft
men op het oog den adressant terug te geven datgene wat hem voor de
afloopende korting ten behoeve van hot pensioenfonds reeds is of
nog zal worden gekort. In den aanvang van het voorstel wordt
daarvan wel melding gemaakt, maar in de conclusie is dit niet
aldus opgenomen. Spr. stelt daarom namens Burgemeester en
Wethouders voor, punt lo. van de conclusie te lezen, als volgt
„aan den heer Hendrik Cremcr, leeraar aan de burger dag- en
„avondschool alhier uit de gemeentekas terug te doen geven
„het bedrag der afloopende korting van twintig ten honderd,
„welke zijne tegenwoordige jaarwedde als zoodanig, ingevolge
„het bepaalde bij de wet tot regeling van het middelbaar on
derwijs, ten behoeve van het pensioenfonds, reeds heeft of nog
„zal ondergaan."
Door deze omschrijving, die, naar Sprs. meening, ook in over
eenstemming is met het eerste punt van adressants verzoek, zal
eene mogelijke verkeerde opvatting worden vermeden.
De gewijzigde conclusie hierop in behandeling gebragt zijnde
wordt dezelve zonder beraadslaging, buiten hoofdelijke stemming
goedgekeurd en diensvolgens besloten
lo. Aan den heer Hendrik Cremcr, leoraar aan de burger
dag- en avondschool alhier uit de gemeentekas terug te doen
geven, het bedrag der afloopende korting van twintig ten hon
derd, welke zijne tegenwoordige jaarwedde als zoodanig, ingevolge
bet bepaalde bij de wet lot regeling van het middelbaar onder
wijs, ten behoeve van het pensioenfonds, reeds heeft of nog zal
ondergaan
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 25 Maart 1869. 39
20. Burgemeester en Wethouders te magligen om, bij de mc
dedeeling van het sub lo. genomen besluit, aan den heer Cre-
mer voornoemd te kennen te geven, dat de Raad geene termen
heeft gevonden zijn verzoek, om in het genot eener personele
toelage te worden gesteld in te willigen en dat verzoek mits
dien wijst van de hand.
21. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, in betrekking tot de bij resolutie van heeren Gedeputeerde
Staten dezer provincie van 18 Februarij jl. no. 39, aan hun
collegie toegezonden nota van opmerkingen, betrekkelijk de bij
raadsbesluit van 14 Januarij te voren vastgestelde verordening,
houdende algemeene bepalingen voor het onderwijs aan de ge
meentelijke gymnastiek school.
De heer van Eijsinga wenscht de zinsnede „ten bedrage van
minstens 15 cents per maand en per leerling", welke in inar-
gine aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders in het
rapport is toegevoegd, te doen vervallen.
Tegenover de zienswijze van Ged. Staten deelt Spr. het gevoe
len van Burgemeester en Wethouders; maar, nu men aan het
verlangen van Gedeputeerde Staten gaat voldoen, vindt hij het
minder raadzaam op eene andere plaats weder een bepaald quan
tum op te nemen. Welligt zou aan de gewijzigde thans voor
gestelde redactie bij Gedeputeerde Staten dan weder hetzelfde
onthaal tcu deel vallen, te meer, daar vroeger het quantum de
verhouding tussehen de leerlingen en den ouderwijzer betrof,
thans echter de retributie, die aan de gemeente voor het ge
bruik der lokalen en leermiddelen wordt verstrekt en welke men
dus als belasting zou kunnen beschouwen, vaststelt.
Spr. vindt overigens voldoenden waarborg in het toezigt van
de Raadscommissie met welke de onderwijzer toch in overleg
dient te treden. Hij wijst op het voorstel, dat onder het laat
ste punt heden aan de orde is gesteld en acht het raadzaam,
wanneer men wegens bijzondere omstandigheden beneden het cijfer
als minimum gesteld mogt wcnschen te blijven, de commissie
eenige vrijheid van handelen hebbe.
De heer Rengers heeft op zich zelf geen bezwaar tegen de uit
lating der bedoelde woorden, die alléén daarom in het artikel
zijn gevoegd, dewijl het mogelijk ware dat de llaad de bcpalirg
van het minimum der vergoeding per maand en per leerling aan
zich zich verlangde tc houden. Spr. is echter van meening dat
Gedeputeerde Staten tegen de onderwerpelijkc bijvoeging geene
bezwaren zullen hebben, vooral met het oog op art. 16, in welk
art. eene dergelijke bepaling is opgenomen als nu in gewijzigden
zin in art. 17 wordt voorgesteld en waartegen bij dat collegie
geene bedenkingen zijn gerezen. Hij gelooft dat het bezwaar
hoofdzakelijk betrof de bepaling dat de leerlingen voor het bij
wonen der lessen ƒ0.60 per maand moeten betalen, en dat die
ƒ0.60 als belasting is beschouwd.
Thans, nu van geene bepaalde som wordt gesproken, maar
alleen een minimum vastgesteld van de door de onderwijzers,
voor particulier gebruik te betalene retributie, is hij van oordeel
dat dit niet als eene belasting kan worden aangemerkt.
Voor 't overige is hij het met den heer van Eijsinga eens dat
deze bepaling wel in de verordening kan worden gemist.
De Voorzitter vraagt hierop den lieer van Eijsinga of hij
aangaande zijne opmerking ook een voorstel wenscht te doen
De heer Van Eijsinga stelt hierop voor de zinsnede „minstens
ten bedrage van 15 cent per maand en per leerling" uit punt
lo. van' de conclusie te doen vervallen.
De heer Bl'Uinsma heeft bezwaar tegen het voorstel aan den
heer van Eijsinga, omdat daardoor aan de particulieren die van
het onderwijs wenschcn gebruik te maken, de gelegenheid wordt
benomen om uit de verordening af te leiden hoeveel het door
hen te betalen leergeld bedraagt.
De heer Rengers doet den heer Bruinsma opmerken dat het bedrag
van het leergeld voor particuliere les en, geheel bij overeenkomst tus
sehen de ondei wijzers en de betrokken personen wordt geregeld. In
de verordening kan alleen sprake wezen van het bedrag dat door
<le onderwijzers wegens het gebruik van het lokaal en de toe
stellen voor particuliere lessen aan de gemeente moet worden
uitgekeerd.
Het voorstel van den heer van Eijsinga, ondersteund door
den heer Bloembergen, in stemming gebragt zijnde, wordt met
7 tegen 9 9tcmmcn verworpen.
Vóór stemden de heeren van Eijsinga, Wijbrandi, Oosterhoff,
Asraan, Rengers, Westenberg en Bloembergen.
l)c eonelusie van "t voorstel van Burgemeester en Wethouders
hierop in rondvraag gebragt zijnde, wordt dezelve zonder hoof
delijke stemming aangenomen en mitsdien besloten
lo. art. 17 der verordening van 14 Januarij jl., houdende
algemeene bepalingen voor het onderwijs aan de gemeentelijke
gymnasliekschool wordt gelezen, als volgt
„De leerlingen aan het slot van art. 15 bedoeld, betalen een
„bij onderliuge schikking vast te stellen leergeld aan de onder-
„wijzers, die daarvan een vierde gedeelte, minstens ten bedrage
„van 15 cent per maand en per leerling aan de gemeente uit-
„kecren."
2o. art. 20 van evengemelde verordening wordt gelezen, als
volgt
„l)c verordening regelende de zamenstelling enz. der plaatse
lijke schoolcommissie, die, houdende bepalingen omtrent het
„stedelijk gijranasium en die voor de plaatselijke commissie van
„toezigt op het middelbaar onderwijs, zijn, voor zoover zij be
malingen van meer huishoudelijken aard, aangaande den werk
kring en de bevoegdheid dier commissie bevatten, niet van toe
passing omtrent onderwerpen uitsluitend het gymnastisch onder-
„wijs en het beheer of bestuur der gymnastiekschool betreffende."
en 3o. de besluiten sub lo. en 2o. zullen worden medege
deeld aan heeren Gedeputeerde Staten, vergezeld van het rap
port van Burgemeester en Wethouders aan den Raad, geleidende
de nota van opmerkingen, ingezonden bij schrijven van 18 Fe
bruarij 1869 no. 39, en zulks om te dienen tot berigt, gelijk
dit door hunne vergadcriug bij bedoeld schrijven aan den Raad
is verzocht.
22. Is ter tafel gebragt en gelezen een extract uit het regis
ter der notulen van Burgemeester en Wethouders dezer gemeente,
dd. 17 Maart jl. no. 1(%L6, daarbij ter goedkeuring aan deze
vergadering aanbiedende, een door den Gemeenteraad van het
Bildt genomen besluit, tot wijziging der verordening op de beurt
veren tussehen- bovengenoemde en deze gemeente.
Op voorstel van den Voorzitter tot de dadelijk behandeling
hiervan overgegaan zijude, wordt het aangeboden besluit, buiten
beraadslaging, eenstemmig goedgekeurd en dientengevolge vast
gesteld het volgend besluit
De Gemeenteraden van Leeuwarden en het Bildt
daartoe gemagtigd bij resolutie van heeren Gedeputeerde Staten
van Friesland van den 21sten Jar.narij 1869 no. 11;
Gelet op het verzoek van de beurtschippers van Sint Jacobi
Parochie op Leeuwarden, om het uur van afvaart van St. Jacobi
Parochie te veranderen.
Hebben vastgesteld de volgende
Verordeningwijzigende art. 7 letter b van die op de beurt
veren tussehen Leeuwarden en het Bildt.
E e n i g artikel.
De woorden, voorkomende onder letter b van art. 7 der ver
ordening op dc beurtveren tussehen Leeuwarden en het Bildt,