GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Dingsdag den 15 Junij 1869. 77 VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone ver gadering van den Gemeenteraad te Leeu warden, op Dingsdag den 15 Junij 1869. Aanvankelijk 15, later 16 leden tegenwoordig. Afwezig de heeren Buma, Oosterhoff, Suringar, de Haan en de With. Voorzitter de heer D. Zeper, die de vergadering op het daar voor bepaalde tijdstip opent en te kennen geeft van de heeren de liaan, Buma en Suringar schriftelijk kennisgeving te hebben ontvangen, dat zij verhinderd worden deze vergadering bij te wonen. 1. De notulen van 't verhandelde in de beide buitengewone vergaderingen van den 7 dezer en in de gewone vergadering van den 10 de.:er worden achtereenvolgens gelezen en onveranderd vastgesteld. 2. Is ter tafel gebragt en gelezen een schrijven van den Schut tersraad der dienstdoende schutterij alhier, dd. 14» Junij j 1., hou dende verzoek om magtiging tot het doen van af- en overschrij ving op de begrooting van kosten dier schutterij, dienst 1868. In handen eener commissie, bestaande uit de heeren Suringar, Westenberg en Hommes. 3. De Voorzitter het noodig achtende dat tot het houden eener beslotenc zitting de deuren worden gesloten en de open- pare vergadering te dien eiude worde gesehorst, is daartoe over gegaan. Na afloop der besloten zitting is de openbare vergadering heropend en voortgezet. 4. De Voorzitter brengt ter tafel een ontwerp-besluit tot vaststelling van het kohier van de directe belasting op het inko men ten behoeve dezer gemeente, dienst 1869. Gemeld ontwerp-besluit wordt, na voorgelezen te zijn, buiten beraadslaging vastgesteld, weshalve is genomen het volgend besluit De Raad der gemeente Leeuwarden. Gelet op het bepaalde in art. 265 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad No. 85). Gelet op het besluit dezer vergadering dd. 14 November 1868, houdende bepaling hoeveel ten honderd van het belastbaar inko men over het loopend dienstjaar zal worden geheven. Overwegende, dat ten aanzien van het kohier van de directe belasting op het inkomen ten behoeve dezer gemeente, voor het dienstjaar 1869, behoorlijke uitvoering is gegeven aan het voor schrift van art. 264 der genoemde wet. Overwegende, dat gemeld kohier, na de daarin aangebragte wijzigingen, een belastbaar kapitaal aanwijst van ƒ2,900,828,75 en dat het krachtens bovenvermeld raadsbesluit, berekend naar ƒ3.55 in montant van den aanslag zal beloopen 102,979.07. Overwegende, dat dit bedrag het op de geraeente-bcgrooting voor 1869 aangebragte cijfer der plaatselijke diréete belasting op het inkomen ad f 99.400, met 3,579.07 overtreft. Gelet voorts op het bepaalde in het 4e lid van art. 13 van het besluit tot heffing dezer belasting. Besluit lo. Het kohier van de directe belasting op het inkomen voor het dienstjaar 1869, vast te stellen zooals geschiedt bij deze, in belastbaar kapitaal tot een bedrag van 2,900,828.75 en in mon tant van den aanslag tot een bedrag van 102,979.07. 2o. Te bepalen, dat van de aanslagen der belastingschuldigen slechts zullen worden ingevorderd 97/100 gedeelten, tengevolge waarvan het geheel invorderbaar bedrag alsdan zal beloopen eene som van 99,889.69 /2. 3o. De aanslagen op het kohier invorderbaar te stellen in ter mijnen, zooals bij art. 10 der betrekkelijke verordening op de invordering is voorgeschreven. Bijvoegsel tot de Provinciale Friescue Courant. 4o. Gezegd kohier, voorzien van de apostille van vaststelling, overeenkomstig meergemeld art. 265 der gemeentewet, gedurende acht dagen voor een ieder ter visie te leggen. 5. Alsnu wordt in behandeling genomen het verslag der rapporteurs uit de seetien van den Raad van 't aldaar ingesteld onderzoek der voorstellen van de Commissie, aan welke is op gedragen geworden 't onderzoek r.aar middelen tot verbetering van den afvoer, de opzameling en behandeling van meststoffen en straatvuilnis. De Voorzitter opent de beraadslagingen hierover. De heer Westenberg wenscht, mede namens zijne medeleden der Commissie die met het ontwerpen van het rapport belast is geweest, naar aanleiding van het verslag der Commissie van rapporteurs, eenige wijzigingen in de primitieve conclusie voor te stellen en tevens eenige opmerkingen te wederleggen voor komende in het verslag der rapporteurs. De opmerking dat het rapport in sommige opzigten niet vol doende is, vooral wat betreft het rioolstelsel, meent Spr. genoeg zaam te kunnen tpgeuspreken, door te verwijzen naar de blad zijden 19 tot en met 24 van het rapport. Daarin zijn de stelsels van Liernur, le Sage en anderen be handeld en door de Commissie naauwlettend onderzocht en na gegaan, tengevolge waarvan zij op bladz. 24 tot de conclusie geraakt, dat ze, hoezeer innig overtuigd van het wenschclijkc om het rioolstelsel zooals het hier bestaat, als middel van afvoer der faecale stoffen naar de grachten te verbieden, na naauwge- zette overweging van dit zoo hoogst gewigtig punt, tot het be sluit is gekomen, om den afvoer der faecale stoffen door riolen, bij gebrek aan beter, te behouden. Blijkbaar zijn dan ook rapporteurs zelf met de zaak verlegen geweest, want later wordt door hen ook het Groninger, het tonnenstelsel, niet goedgekeurd en nu moet Spr. verklaren dat aan de Commissie geen derde stelsel bekend is; immers van het te Londen in praktijk gebragte Schwimm systeem, al weder een onderdeel van het rioolstelsel, kan hier toch wel geen sprake zijn, eerstens omdat daardoor de faecale stoffen geheel voor den landbouw verloren gaanten anderen omdat we hier geen water hebben geschikt om die stoffen naar zee te voeren. Nu moge men in de opvatting der zaak van de Commissie verschillen, het oordeel omtrent gebrek aan zorgvuldige behande ling van het onderwerp acht hij niet geregtvaardigd. Aangaande de opmerking, dat hetgeen omtrent de riolen is gezegd ook van toepassing is op de urinoirs en dat een daar omtrent ingediend plan van den heer Adels, die, volgens zijn bij dat plan gevoegd schrijven, ook het voornemen schijnt te hebben, zijne denkbeelden omtrent eene verbetering in het be staand rioolstelsel kenbaar te maken, niet in aanmerking is ge nomen, merkt Spr. op, dat gemeld schrijven is ingekomen, nadat het rapport van de Commissie was ingediend, waardoor zij niet in staat is geweest hierover haar gevoelen mede te declen. Hij geeft evenwel de verzekering, dat niemand ter wereld meer dan de Commissie de door deu heer Adels in 't werk gestelde po gingen heeft toegejuicht en met meer belangstelling daarvan kennis kan hebben genomen. De Commissie hoopt dan ook van harte dat de heer Adels aan zijne belofte omtrent het riool stelsel zal gevolg geven. Omtreut de opmerking vau de rapporteurs op pag. 6 van hun rapport, dat het finantieel voordeel van eigen exploitatie niet op den voorgrond mag treden en dat het al te problematisch is te achten om zich reeds thans zulk eene bepaalde uitspraak te ver oorloven, verwijst Spr. naar bladz. 42 van 't rapport der Com missie waar ze te kennen geeft, dat eerst dan die voordeeleu iu aanmerking mogen worden genomen, wanneer zij niet in strijd 22

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 1