88
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag den 24 Junij 1869.
7. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van com
missarissen der stedelijke muzijkschool alhier, dd. 24 Junij 1869,
houdende verzoek, om voor den tijd van vier jaren of voor zoo-
danigen anderen tijd als de Raad zal goedvinden, te worden
gesteld in het genot van zoodanige toelage als over de met 1
September a.s. ten einde loopende 4 jaren, ten behoeve van ge
melde inrigting is toegestaan.
In handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van
berigt en raad
8. Is gelezen eene missive van curatoren van het gymnasium
alhier, dd. 22 Junij jl. no. 574, houdende kennisgeving van den
tijd waarop en de volgorde waarin het zomer-examen aan ge
noemde leerinrigting zal plaats hebben.
Aangenomen voor notificatie.
9. Is gelezen eene missive van de plaatselijke school
commissie alhier, dd. 19 Junij jl., houdende mededeeling,
van de dagen en uren waarop aan de gemeentelijke gymnastiek-
school het examen zal plaats hebben, voor de leerlingen der
Eransche school voor jonge jufvrouwen, der school voor lager en
meer uitgebreid lager onderwijs, der burgerschool voor meisjes en
der eerste tusschenschool.
Aangenomen voor notificatie.
10. De Voorzitter brengt ter tafel het algemeen verslag van
den toestand der „verceniging voor volksbijeenkomsteu" alhier,
over het dienstjaar 1868/69.
Ter inzage van de leden gedeponeerd.
11. Bij monde van den heer Suringar wordt, namens de be
trokken Raadscommissie, rapport uitgebragt van 't onderzoek der
aanvrage van voogden der stads armenkamer alhier, om magtiging
tot het doen van af- en overschrijvingen op sommige artikelen
van de begrooting dier administratie, voor het dienstjaar 1868.
Op voorstel van den Voorzitter wordt zonder hoofdelijke stem
ming besloten, dit rapport in eene volgende vergadering te be-
handeleu en inmiddels voor de leden ter inzage te leggen.
12. Bij monde var. den heer Hommes wordt, nameus de bij
Raadsbesluit van 15 Junij jl. benoemde commissie, rapport uit
gebragt, aangaande het onderzoek van de door den schuttersraad
der dienstdoende schutterij alhier verzochte af- en overschrijving
van- en op sommige artikelen der begrooting, wegens de kosten
dier schutterij, over 1868.
De Voorzitter stelt voor, dit rapport in eene volgende verga
dering te behandelen en inmiddels voor de leden ter inzage te
leggen.
De heer Bloembergen geeft in bedenking dit rapport, zoomede
dat aangaande 't verzoek van voogden der stads armenkamer, nog
dadelijk in behandeling te nemen.
Hij acht het wenschelijk dat over beide punten reeds nu eene
beslissing worde genomen, ten einde daardoor de afsluiting van
de betrekkelijke rekeningen, die naar hij meent vóór ultimo Junij
moet plaats hebben, op het bepaalde tijdstip kunne geschieden.
De Voorzitter geeft te kennen, dat hij, bij het uitbrengen der
rapporten, er niet aan heeft gedacht, dat de afsluiting van de
bedoelde rekeningen reeds zoo kort aanstaande was, in welk geval
hij op de dadelijke behandeling zou hebben aangedrongen. Hij
doet daarom het voorstel terug te komen op het reeds genomen
besluit.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
Vervolgens wordt door den Voorzitter te kennen gegeven,
dat hij, ten einde de leden gelegenheid te geven, zich daarmede
bekend te maken, de beide rapporten na de afdoening van de te
behandelen punten, aan de orde zal stellen.
18. De Voorzitter het noodig oordeelende, dat tot het houden
eener bcslotene zitting dc openbare vergadering worde geschorst,
is daartoe overgegaan.
Na afloop der beslotene vergadering is de openbare heropend
en voortgezet.
14. Alsnu worden in behandeling genomen de in de voor
gaande vergadering ter tafel gebragte concept-besluiten tot
a. af- en overschrijving van sommige posten der begrooting
van uitgaaf dezer gemeente, dienst 1868, waarop niet zal worden
beschikt of die te hoog zijn geraamd, op het fonds voor onvoor
ziene uitgaven.
b. het verleenen van toestemming aan Burgemeester en Wet
houders om de op den overgelegden staat vermelde artikelen der
gemeente-begrooting, dienst 1868, te versterken uit het fonds
voor onvoorziene uitgaven.
c. afschrijving van den post voor onvoorziene uitgaven der be
grooting, dienst 1868, wegens uitgaven die hare omschrijving niet
op de begrooting vinden, waarom het bedrag als buitengewone
uitgaaf in de rekening van den gemeente-ontvanger zal worden
verantwoord.
De vergadering, zich met de aangeboden ontrverp-besluiten ver-
eenigendc, stelt ze achtereenvolgens onveranderd vast.
15. Wordt overgegaan tot de benoeming van een hulponder
wijzer op eene jaarwedde van vijf honderd gulden, ten einde als
zoodanig voorloopig werkzaam te zijn in de armenschool no. 1
alhier, waarvoor in de vergadering van 10 Junij jl. de vereischte
voordragt is aangeboden.
De uitslag van de ter zake bij gesloten briefjes gehoudene
stemming is geweest, dat Bruno Lavcrman, hulponderwijzer te
Ilarlingen, met 14 van de 16 uitgebragte stemmen, tot de onder-
werpelijke betrekking is benoemd geworden.
16. Is ter tafel gebragt en gelezen eon extract uit het register
der notulen van Burgemeester en Wethouders dezer gemeente,
dd. 19 Junij jl. no. °/nc, houdende voorstel tot oninvorderbaar
verklaring van eenige aanslagen in de plaatselijke directe belasting
op het inkomen en die op het houden van honden, dienst 1867
en 1868, vermeld op bij bedoeld extract overgelegde, door den
gemeente-ontvanger opgemaakte staten.
Op des Voorzitters voorstel wordt tot jle behandeling biervan
besloten.
l)c heer vail Sloterdijck geeft te kennen, dat bij hem, na
inzage van de betrekkelijke stukken, eene bedenking is gerezen
die, ofschoon niet van dien aard zijnde om, tengevolge daarvan
aan het voorstel zijne goedkenring te onthouden, wel der moeite
waardig is te achten daarop de aandacht der vergadering te vestigen.
Hij bedoelt namelijk staat lett. E, waarbij door den Gemeente
ontvanger wordt voorgesteld op den aanslag van de daarop voor
komende personen, voor het meerendeel bestaande uit dezulken
«lie in den loop des jaars 1868 de gemeente hebben verlaten,
afschiijving te verleenen.
Spr. vraagt of «leze wijze van behandeling wel regelmatig is
De verordening op de invordering der plaatselijke directe be
lasting op het inkomen, schrijft in art. 16 uitdrukkelijk voor,
dat aan «le belastingschuldigendie in den loop des dienstjaars
hun hoofdverblijf elders vestigen, op hunne schriftelijke aanvraag
afschrijving op hunne aanslagen kan worden verleend.
Hieruit volgt dat dc belanghebbenden zich zelf ter bekoming
van die afschrijving moeten aanmelden.
Een tweede bezwaar ontmoet men in art. 17 van opgemeld©
verordening waarbij wordt bepaald dat geene afschrijving wordt
verleend indien ze niet binnen eene maand na afloop van het
dienstjaar is aangevraagd.
De Voorzitter wil de juistheid van de gemaakte opmerking
niet betwijfelen, doch alleen te kennen geven, dat de omstandig
heid dat het meerendeel der op staat E vermelde personen, be-
(JEM EEN' L'RRAAD TK LEEUWARDEN, Zitting van Donderdag den 24 Junij 1SG9.
Iioorcnde tot het met 1 Mei 1868 van hier vertrokken gedeelte
van liet 8e regiment infanterie, cle gevolgde wijze van bclmndeling
wenschelijk maakt.
Ofschoon men eene algemeene bekendheid met dc bepalingen
der verordening moet aannemen, laat die bekendheid bij zoo
danige personen meestal veel te wenschen over, een gevolg van
hun gewoonlijk kort verblijf in de gemeente.
Met het oog op dc resultaten van voorgaande jaren meent
Spr. dat het wenschelijk is te achten den aangenomen regel te
volgen, hoewel hij moet erkennen dat, zooals de beer van Slo
terdijck teregt opmerkte, deze niet met de bepalingen der ver
ordening strookt.
De heer van Sloterdijck geeft hierop te kennen, dat zijn
bezwaar hoofdzakelijk gold de wijze van behandeling.
De oninvorderbaarverklaring toch wordt slechts dan toegepast
wanneer dc betrokken personen de noodige middelen missen om
dc belasting te kunnen voldoen, of vertrokken zijn zonder dat
men weet naar welke plaats.
Dit is een ander geval dan opzigtens dezulken wier nieuwe
verblijfplaats bekend is; aan deze wordt op hun verzoek af
schrijving verleend en ten hunnen aanzien acht Spr. het wensche
lijk dat de bepalingen der verordening worden gehandhaafd.
Spr. merkt ten slotte nog op, dat hij de vraag heeft gedaan
alleen met het oog om zich niet door eene stilzwijgende goed
keuring tot «le aanneming van later intedioncn voorstellen, de-
zelfde strekking hebbende, te verbinden.
De heer Bloembergen geeft to kennen, dut het voorstel over
eenstemt met en geheel in navolging is van de in vroegere jaren
gevolgde wijze van behandeling, zoomede op grond van de op
gedane ondervinding, dat men op het verschuldigde door per
sonen die in den loop van liet dienstjaar de gemeente hebben
verlaten, geen verder regt heeft dan tot zoodanig gedeelte als
waartoe hun verblijf in de gemeente aanleiding geeft.
Daaromtrent is in de gemeentewet voorzien, welke bepaalt,
dat door de hier bedoelde personen slechts voor zoodanig deel
in dc belasting wordt bijgedragen, als hun verblijf in de ge
meente maanden heeft geduurd de gemeente heeft derhalve
wanneer zoodanig gedeelte voldaan is, niets meer te vorderen
eene vervolging in regten zou dus vruchteloos zijn.
Op grond hiervan heeft men telkens voorgesteld om, gelijk
aan den een en kant de bedragen, die wegens onvermogen der
betrokken personen niet konden worden geïnd, oninvorderbaar
worden verklaard en als zoodanig in de rekening verantwoord
worden, zoo ook san den anderen kant magtiging op den Ont
vanger te verleenen, om het meerder verschuldigde waarvoor de
naar elders vertrokken belastingschuldigen op het kohier voor
komen, boven hetgeen zij naar de gemeentewet behoeven bij te
dragen, als oninvorderbaar aftcschrijvcn, 't welk ook verreweg de
eenvoudigste cn doeltreffendste wijze van handelen is. Anders
toch zal men nimmer tot eene finale afdoening kunnen geraken
altijd wordt dan eene som als nog te ontvangen aangebragt waarop
men geen regt kan doen golden cn «lic niet kan worden ingevorderd.
Iets anders zou het zijn wanneer men op deze wijze aan per
sonen die tc veel op hunnen aanslag hebben afgedaan, restitutie
ging verleenen zonder dat die door hen gevraagd wordt. Deze
behooren zich ter bckoming daarvan aantemclden waarom
trent ze gewoonlijk ook niet in gebreke blijven. Is echter op
den aanslag het verschuldigde en niet meer dan dat voldaan,
dan laat de belanghebbende maar al te dikwijls de zaak loopen,
hoe verkeerd dit ook zij, daar hij dusdoende zich toch altijd
blootstelt aan dc moeilijkheden eener, zij het dan ook vruchte-
looze aanspraak. Ilicrin bestaat juist het groote bezwaar dat de
noodzakelijkheid medebrengt van den voorgestcldcn maatregel,
Bijvoegsel tot de Provinciale Pkiesche Courant.
die, wil men tot afdoening geraken, naar Sprs. mecning, wel
zal dienen gevolgd te blijven.
De conclusie hierop in rondvraag gebragt zijnde, worden litt.
tv cn b van punt 1, buiten beraadslaging zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Litt. c.
De lieer Plantenga, hoewel aan het voorstel zijne goedkeuring
niet zullende onthouden, wcnscht een paar opmerkingen tc maken,
namelijk, of het niet doelmatiger zoude zijn om tot ontvangst van
liet als oninvorderbaar op staat c vcorgcdragene, te geraken, door
b. v. het verschuldigde in termijnen intevorderen dit zoude
naar Sprs. meening niet zonder gunstig gevolg blijven, aan
gezien er vele personen op den staat voorkomen waarvoor de
betaling in eens onmogelijk is, doch die bij kleine termijnen
«laartoe welligt in staat zijn.
Ook meent Spr. nog te moeten opmerken, dat hem bij inzage
van den staat gebleken is, dat ouder meer ook de aanslagen
van drie bedienden van zeker handelshuis als oninvorderbaar
worden voorgedragen.
Ofschoon het zeer wel mogelijk is dat deze personen, gelijk
als motief wordt opgegeven, geene genoegzame goederen bezitten,
waaruit de belasting cn kosten kunnen worden verhaald, is Spr.
toch van oordeel dat strengere maatregelen wel tot betaling
kunnen leiden, vermits de betrokken personen, bij goeden wil,
zeer goed tot betaling in staat zijn.
De Voorzitter merkt aangaande het door den heer Plantenga
gesprokene op, dat eene invordering bij termijnen moeijelijkhcden
ondervindt, omdat reeds, zooals men bij ervaring weet, bij de
executoirverklaring van het kohier, een belangrijk «leel des jaars
verloopcn is. Vestigt men voorts het oog op het soort van
menschen wier aanslagen als oninvorderbaar worden voorgedragen,
dan zal men moeten bekennen, dat ze, ten minste vcor een goed
«leel, tot die klasse behooren, bij welke de invordering, ook bij
termijnen, met heel veel moeijelijkhcden gepaard gaat.
Ten aanzien van 't aangevoerde betrekkelijk de handelsbedien
den geeft Spr. te kennen, dat de door vorigen Spr. gemaakte
opmerking ook reeds bij het Dagelijksch Bestuur nahuwgezet is
overwogen, 't welk ten slotte tot de overtuiging is gekomen dat
ten dezen niets te doen valt. Bedoelde personen toch hebben
geene meubelen zij wonen bij hunne patroons in, door welke
zij naar het schijnt worden in «le hand gewerkt. Op die wijze
wordt ontdoken de betaling van datgene waartoe ieder ander
burger door de wet wordt genoodzaakt. Reeds ten vorigen jare
heeft men bij ecu ander dergelijk persoon dezelfde ondervinding
opgedaan.
De heer Attema geeft te kennen, dat, hoezeer hij de mocije-
lijkheden erkent, verbonden aan rcgtsvervolgingen, in tc stellen
tegen personen, zooals de bedienden van het bedoelde handelshuis
en welligt van andere soortgelijke inrigtingen hij er toch be
zwaarlijk vrede mede heeft dat die personen eenvoudig vrijge
steld worden op hun beweren „wij hebben niet."
Een arbeidsman, die even meer dan zes gulden 's weeks ver
dient, moet tot «le laatste cent zijn hoofdelijkcn omslag betalen.
En deze „heeren" worden van die betaling ontheven alleen op
een beroep hunnerzijds, dat spreker met ontduiking gelijk stelt.
Spreker geeft daarom aan Burgemeester en Wethouders in
overweging om in een volgend jaar tegen zoodanige wcigeraeh-
tigen een vonnis tot betaling te vragen bij den kantonrcgtcr.
Krachtens dat vonnis zal «ie gemeente arrest onder derden
kunnen leggen, te weten, onder dc patroons dezer jongelieden.
Die patroons zullen hun ten allen tijde wel iets schuldig zijn
of iets van hen onder zich hebben.
Hoe dit iutusschcn zij, spreker gelooft, dat zulk ccn maat-