96
t
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 5 July 1869.
ook tot andere einden worden aangewend dientengevolge kan
men eenige maanden rente uitwinnen.
De heer Attema is door het aangevoerde nog niet voldoende
iugelicht; als men toch met de in kas zijnde opbrengst van
verkochte vastigheden de kosten van buitengewone werken kan
voldoen, wordt een halfjaar rente bespaard.
De Voorzitter merkt op, dat de door den heer Plantenga
aan den heer Gorter verstrekte inlichtingen juist zijn.
De heer Rengers kan bij hetgeen reeds is medegedeeld nog
voegen, dat het dagelijksch bestuur, geheel in overeenstemming
met het aangevoerde door mr. Atteraa, de in kas zijnde gelden
uit de verkoopingen als anderzins proflueerende, aangewend heeft
tot bestrijding der loopende-uitgaven. Men heeft op die wijze
het sluiten cener leening, die anders reeds vroeger ware voorge
steld, kunnen uitstellen en zoodoende eene niet onbelangrijke
rente-besparing verkregen. Thans echter zijn de beschikbare gel
den weldra uitgeput terwijl de opbrengt van de inkomsten be
lasting en van de opcenten eerst in de laatste maanden van het
dienstjaar kan worden tegemoet gezien, zoodat de lecning thans
onvermijdelijk wordt.
Art. 1 en 2 van het besluit worden hierna zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Bij art. 3 wordt door den heer Plantenga opgemerkt, dat
volgens dit art. de obligatiën aan toonder zullen worden uitge
geven, terwijl volgens art. 5, dit ook op naam kan geschieden
art. 3 bepaalt een beginsel, dat men in art. 5 loslaat. Iiij
wenscht beide artikelen in overeenstemming te brengen en stelt
daarom voor, in art. 3 de woorden aan toonder' te doen ver
vallen.
De heer Rengers zegt, dat de obligatiën nagenoeg altijd aan
toonder worden afgegeven schuldbekentenissen op naam behoo-
ren tot de uitzonderingen indien het dus de bedoeling van den
beer Plantenga ware, van deze uitzondering regel te maken, zou
Spr. zich tegen de voorgestelde wijziging moeten verklaren.
Art. 3, wordt, overeenkomstig het voorstel van den heer Plan
tenga gewijzigd, zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
Ai de overige artikelen van het besluit, zoomede de daaraan
voorafgaande beweegreden, worden buiten beraadslaging, zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd en diensvolgens vastgesteld
bet volgend besluit.
De Raad der Gemeente Leeuwarden;
Gezien de begrooting der inkomsten en uitgaven van die Ge
meente over bet dienstjaar 1869, waarop, onder hoofdstuk V,
afd. I, art. 1 der inkomsteD, in ontvang is gesteld eene gcld-
lecning, ter bestrijding der uitgaven voor buitengewone werken,
ten bedrage van ƒ53,000.
Overwegende, dat een gedeelte der evenbedoelde werken be
reids is aanbesteed en van een ander gedeelte de aanbesteding
binnen kort zal plaats hebben
Overwegende, dat er derhalve noodzakelijkheid bestaat eerlang
een gedeelte van het bedrag der voormelde leening beschikbaar
te stellen
Gelet op artt. 136 en 194 litt. a der Gemeentewet
Heeft, onder goedkeuring van Heeren Gedeputeerde Staten van
Priesland, besloten
Ten behoeve der Gemeente Leeuwarden wordt, ter bestrijding
der uitgaven voor buitengewone werken in het dienstjaar 1869,
aangegaan eene geldleening, tot een bedrag van ƒ53,000, over
eenkomstig het navolgend
I» Ij A S.
Art. 1.
De geldleening, bij Raadsbesluit van den 5 Julij 1869, vast
gesteld op een bedragi van 53,000, wordt aangegaan in twee
of meer seriën vau inschrijving en storting de eerste serie tot
een bedrag van ƒ30,000, de volgende serie of sericn tot een
nader door den Raad te regelen bedrag.
Art. 2.
De rente wordt bepaald voor de eerste serie op vijf ten hon
derd in bet jaarvoor de tweede en volgenden op een nader
door den Raad vast te stellen bedrag, evenwel vijf ten honderd
niet te bovengaande.
Art. 3.
Tot deze leening worden afgegeven schuldbekentenissen, ieder
groot duizend gulden, welke echter ook in onderdeden van vijf
honderd gulden kunnen worden gesplitst, uit te geven onder het
zelfde nummer, geteekend met letter A en B.
Art. 4.
Bij elke schuldbekentenis worden afgegeven 24 coupons de
eerste verschijnende 1 Jan narij 1870 voor het tijdsbestek sedert
den ingang der rente verloopen, de overigen voor een jaar rente,
telkens 1 Januarij van ieder jaar verschijnende.
Ook wordt bij elke schuldbekentenis afgegeven een bewijs ter
bekoming van nieuwe coupons voor het vervolg.
De verschenen coupons zijn betaalbaar ten kantore van den
Gemeente-Ontvanger.
De rente en aflossing der schuldbekentenissen zullen worden
gevonden uit de plaatselijke inkomsten.
Art. 5.
De deelneming in deze Geldleening wordt bij openbare inschrij
ving aan den meestbiedende opengesteld.
De inschrijvingen geschieden voor één of meer aandeelen groot
duizend gulden, terwijl daarbij wordt vermeld hoeveel obligatiën
van J 1000 of van f 500 de inschrijver verlangt, ingeval zijne
inschrijving wordt aangenomen, onder opgave tevens van den per
soon ten wiens name de obligatiën moeten worden gesteld, inge
val daaraan boven het stellen van deze aan Toonder de voorkeur
wordt gegeven.
Voor zoover de aanbiedingen aan Burgemeester en Wethouders
aannemelijk voorkomen, zal de hoogste bieder de aandeelen er
langen waarvoor hij heeft ingeschreven, daarop volgt degene, die
na hem het hoogste bod heeft gedaan en zoo vervolgens.
Indien door twee of meer der hoogst biedenden voor gelijken
prijs meer is ingeschreven dan benoodigd is, zal tusschen hen liet
lot beslissen.
De billetten van inschrijving zullen op zegel geschreven en voor
of op den door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijd bij
dat Collegie ingekomen tpoeten zijn.
Op den omslag der billetten zullen de woorden worden gesteld
„Billet van inschrijving voor de eerste serie der Geldleening
van ƒ53,000."
l)e opening daarvan zal in het openbaar, op een door Burge
meester en Wethouders te bepalen tijdstip, in eene vergadering
van hun Collegie plaats hebben.
Binnen vier dagen na het openen der billetten wordt aan de
belanghebbenden, wier inschrijvingen geheel of gedeeltelijk zijn
aangenomen, daarvan kennis gegeven.
Art. 6.
De Raad behoudt zich voor om, wanneer niet voor liet volle
bedrag der eerste serie van deze leening is ingeschreven of wel
de inschrijvingen ten deele door Burgemeester er. Wethouders
onaannemelijk zijn geacht, voor het resterend bedrag op nieuw
ecno inschrijving open te stellen overeenkomstig de bepalingen
van dit plan, zoo noödig met wijziging van den termijn van stor
ting voor dat bedrag.
Art. 7.
De storting der ingeschreven sommen, zoover betreft de ten
gevolge der eerste openstelling aangenomen inschrijvingen, moet
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Maandag den 5 Julij 1869.
97
geschieden op den len September 1869, die der bij vernieuwde
openstelling der inschrijving aangenomen sommen op het daarvoor
ingevolge art. 6 aan te wijzen tijdstip.
De rente gaat in met den dag van storting.
Art. 8.
Bij de storting worden aan de deelnemers de verlangde schuld
bekentenissen door den Gemeente-Ontvanger afgegeven.
Art. S.
Te beginnen met het jaar 1876 wordt jaarlijks op het geheel
bedrag dezer leening minstens ƒ1000 afgelost.
De Raad regelt de hoegrootheid der af te lossen som.
Art. 10.
De uitloting beeft plaats in eene openbare Raadsvergadering,
in de maand October.
De uitslag daarvan zal in een of meer dagbladen der Gemeente
worden bekend gemaakt, bij welke bekendmaking de houders van
de ter aflossing aangewezen schuldbekentenissen teven3 zullen
worden opgeroepen om, op den volgenden tweeden Januarij, de
hun aankomende gelden, tegen overgave der schuldbekentenissen
en van de alsdan niet verschenen coupons, in ontvang te nemen
ten kantore van den Gemeente-Ontvanger.
Art. 11.
Aan de gepatenteerde kassiers of handelaren in effecten wordt
y4 pet. courtage toegekend voor de door hen ingeschreven en
door Burgemeester en Wethouders aangenomen sommen, te vol
doen op daartoe aan dezen in te dienen declaratie.
De heeren Buma AsmailWijbrandi en de With verlaten
de vergadering.
12. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge
meester en Wethouders tot oninbaar-verklaring van aan de ge
meente verschuldigde pachtsommen.
Nadat tot de dadelijke behandeling hiervan was besloten, deelt
de Voorzitter, ten aanzien van de door Slokker verschuldigde
pachtsom mede, dat de borg, S. J. Simons, ten behoeve van
Slokker, zijn schoonzoon, de pacht over hel jaar 1866 heeft aan
gezuiverd en dat het ook zijn voornemen was de pachtsommen
over de andere jaren verschuldigd te voldoen, doch dat hij door
een hem overkomen ongeluk daartoe buiten staat is geraakt.
De conclusie van het voorstel hierop in stemming gebragt
zijnde, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen en mits
dien besloten
Den heer Ontvanger der gemeente Leeuwarden te magtigen,
om in de rekening der door hem voor die gemeente over 1868
gedane ontvangsten en uitgaven, als oninbaar te verantwoorden
a. de door Boncfacius Jacobus Slokker, schoenmaker alhier,
aan de gemeente verschuldigde som van vierentachtig gulden
wegens pacht der opkomsten van het bruggeld voor het draaijen
van de Poppebrug, gedurende de jaren 1867 en 1868
b. de door Simon van der Meulen, seheepsjager alhier, aan
de gemeente verschuldigde som van negen gulden zeven en
tachtig en een halve cent, zijnde de helft der pachtsom wegens
door hem in den jarc 1867 van haar gepacht grasgewas.
De heer Westenberg verlaat de vergadering.
13. De Voorzitter wenscht der vergadering attent te maken,
dat, uit aanmerking a. s. Donderdag door Zijne Koninklijke Hoog
heid Prins Hendrik der Nederlanden, aan deze gemeente een
bezoek zal worden gebragt, welligt het houden eener gewone raads
vergadering kan worden bemoeijelijkt, tengevolge waarvan heden
zoodanige punten aan de orde gesteld en afgedaan zijn, die het houden
eener gewone vergadering overbodig maken. Hij stelt daarom voor de
vaste vergadering, welke volgens 't reglement van orde op aan
staanden Donderdag moet worden gehouden, niet te doen plaats
hebben.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
14. Vervolgens geeft de Voorzitter te kennen, dat op den
derden Dingsdag der maand Julij moet plaats hebben, de ver
kiezing van 7 leden voor den Gemeenteraad, die dit jaar als
zoodanig moeten aftreden; dat door het zooeven genomen besluit,
voor dien tijd geene gewone vergadering meer gehouden worden
de, het wenschelijk is alsnu tot de benoeming van stcmopne-
mers over te gaan.
Hiertoe besloten zijnde worden achtereenvolgens benoemd
voor het Ie bureau als stemopnemers de heeren Suringar en
OosterhofF, en voor het 2e bureau als voorzitter de heer Bloem
bergen, en als stemopnemers dc heeren van Eijsinga en Gorter
terwijl ten slotte al de leden des Raads als plaatsvervangers van
de stemopnemers worden aangewezen.
15. Worden ter tafel gebragt twee apostilles van den heer
Commissaris des Koning3 in deze provincie, dd. 28 Junij en
1 Julij jl., 3e afd., no. 1149 en 1178, ten geleide van negen en
veertig adressen van aangeslagenen in de plaatselijke directe be
lasting op het inkomen ten behoeve dezer gemeente, voor de
dienst 1869, die tegen hunne aanslagen bij heeren Gedeputeerde
Staten bezwaren hebben iDgebragt.
De Voorzitter geeft te kennen, dat het grootste deel adres
santen bestaat uit diegenen, welker aanslagen door den Raad
zijn verhoogd hij acht het daarom wenschelijk dat Bur-
gem. en Wethouders werden verschoond op de adressen te dienen
van consideratien en advies, waartoe dat collegie ook niet ge
noegzaam in stnat is. Het rapport van de commissie van rap
porteurs uit de sectien dat tot het doen dier verhoogingen
heeft geleid, geeft, wegens het groot aantal daarop voorkomende
personen, aan Burgemeester en Wethouders niet die aanwijzingen
welke hun tot het uitbrengen van een advies waarmede de in
de adressen aangevoerde motieven, kuunen worden bestreden.
Met de meeste verhoogingen heeft dat collegie zelfs niet kuunen in
stemmen, waardoor het voor hetzelve hoogst moeijelijk wordt,
de opgegevene reclames te bestrijden.
Spr. zou uit dien hoofde wenschen dat de commissie van rap
porteurs uit de sectien werd uitgenoodigd, bedoelde reclames
tot zich te nemen en den Raad hieromtrent van consideratien
en berigt te dienen.
De heer Attenia wil gaarne gelooven dat het Burgemeester en
Wethouders moeijelijk valt, aangaande de door den Raad gedane
verhoogingeD een advies uit te brengen, en in zooverre kan hij
zich dan ook wel met het denkbeeld van den Voorzitter ver
eenigen, doch hij wenscht op te merken, dat die wijze van be
handeling minder regelmatig is. Immers de commissie van rap
porteurs bestaat niet meerdeze is nadat zij zich van hare
opdragt had gekweten, van zelf ontbonden.
Spr. geeft daarom in overweging eene speciale daartoe te be-
noemene commissie tot het geven van advies aan te wijzen.
De Voorzitter zegt, (lat het dan nog beter zoude zijn de
adressen in de sectien te behandelen, waardoor eene spoedige
afdoening, die in dezen hoogst wenschelijk is, wordt bevorderd.
De heer de Haan ziet geene overwegende redenen om hier
mede eene speciale commissie te belasten de behandeling van
het rapport, waarin mede zeer vele opgaven voorkomen, heeft
plaats gehad in bijzijn van Burgemeester en Wethouders.
Zij kunnen derhalve evengoed, ja zelfs beter op de hoogte
zijn dan eene commissie.
De Voorzitter moet erkennen, dat wei eenige motieven in het
rapport zijn opgenomen, doch tevens opmerken dat de argumen
ten in rapporten van voorgaande jaren aangegeven, in dat over
dit jaar niet gevonden worden.
Hij betwijfelt het daarom dan ook of dit rapport genpegzame
gegevens bevat, waarmede Burgemeester en Wethouders de inge-
bragte reclames kunneu wederleggen.