98 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 5 Julij 1869. Men moet echter niet denken dat Burgemeester en Wethouders zich van bet geven van advies willen onthoudengeenzints alleen wenschen zij zich daarvan ontheven te zien, omdat zij meenen niet in staat te zijn, voldoende gronden aan te voeren. De heer van Eijsinga wenscht op te komen tegen hetgeen omtrent het verslag van rapporteurs is aaDgevoerd. Dat verslag is geheel geschoeid op de leest van voorgaande verslagen, im mers van dat van het vorige jaar. Spr. wenscht hier ter plaatse niet terug te komen op 't geen bij de behandeling van het kohier door hem reeds is gezegd nopens de omstandigheid, waardoor het aan den rapporteur van eene der sectien moeijelijk is geweest al de vercischte mededee- lingen te doen. Voor zoover hun zulks mogelijk was, is door rapporteurs, bij de in de sectien voorgestelde verhoogingen met een enkel woord, dat de zaak zelve duidelijk omschreef, gere lateerd, wat het motief was, waarom eenige sectie de verhooging wenschelijk achtte; al is bet waar, dat kortheid hierin is be tracht, wegens het uitermate groote aantal voorgestelde verhoo gingen vooral van de straks door hem bedoelde sectie afkomstig. De Voorzitter wil van de waarheid van 't aangevoerde niets afnemen hij gelooft echter dat, wanneer men in aanmerking neemt dat ieder collegie verschillende iuzigten omtrent belasting schuldigheid heeft, het moeijelijke kan worden gevat, 't welk voor Burgemeester en Wethouders er in gelegen is, om in dezen ad vies uit te brengen. Dat collegie toch heeft het kohier voorloo- pig vastgesteld. Omtrent onderscheidene personen had de Raad andere inzigten. Zij werden door hem verhoogd. Wat staat nu Burgemeester en Wethouders te doen Niets anders dan voor te stellen de adressanten te verlagen. Hun collegie heeft althans vroeger aanleiding gevonden om hen in eene lagere klasse te rangschikken. De heer Rengers heeft tegen het voorstel hoofdzakelijk twee bedenkingen hooren aanvoeren in de eerste plaats dat het in strijd is met de tot dus ver gevolgde usantie en in de tweede plaats dat daarmede meer tijd zal verloopen. Dit laatste bezwaar kan bij Spr. niet wegen wanneer toch de Raad zoo als men mag aannemen een grondig onderzoek der re clames verlangt, zal men zich 'het daaraan gepaard tijdverlies dienen te getroosten. Het voorstel is echter, Spr. erkent dit, in strijd met de vroeger gevolgde usantie. Tegen die usantie om de reclames in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen zijn dan ook gegronde bedenkingen. Spr. merkt toch op dat de vaststel ling van het kohier drie onderscheidene phasen doorloopt. Na dat het in de eerste plaats voorloopig door Burgemeester en Wethouders is vastgesteld, kunnen de voorloopig aangeslagenen hunne bezwaren indienen bij den Raad, tegenover welken Bur gemeester en Wethouders hunne classificatie moeten regtvaardi- gen. Is in de tweede plaats het kohier door den Raad vastge steld en zijn daarin door den Raad wijzigingen aangebragt dan kannen tegen die wijzigingen reclames bij Ged. Staten worden ingediend. Het ligt z. i. in den aard der zaak dat deze laatste reclames tegen aanslagen, veelal in strijd met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders door den Raad vastgesteld, ook door eene speciale Raadscommissie en niet door Burgemeester en Wethouders worden onderzocht. Vroeger volgde men dien weg niet, dewijl het verschil tusschen de aanslagen van den Raad en van Burgemeester en Wethouders slechts enkele posten be droeg die bij de vaststelling van het kohier uitvoerig waren be sproken, doch thans, nu zoo belangrijke wijzigingen door den Raad zijn aangebragt, zou hij het wenschelijk achten, dat ook de Raad zelf die wijzigingen tegenover Ged. Staten justificeerde. Burgemeester en Wethouders zullen hiertoe bezwaarlijk in staat zijn, terwijl Spr. niet kan aannemen, dat het 's Raads bedoeling zoude wezen om thans alle reclames toe te wijzen. De heer van Eijsinga is, wat de zaak zelve betreft, het ge voelen van den laatsten Spr. toegedaan. Hij kan zich voorstel len dat Burgemeester en Wethouders ongaarne andermaal deze taak op zich nemen. Die taak op te dragen hetzij aan eene speciale raadscommissie, hetzij aan eene commissie van rappor teurs, welke niet meer bestaat, acht hij niet rationeel. Het beste is de reclames in de sectien te brengen. Mag die wijze van behandeling een weinig meer tijd vorderen, het belang van de zaak is een naauwgezet onderzoek wel waard. Bovendien dringt Spr. dat gevoelen aan, omdat alsdan de zoo even door hem bedoelde sectie in de gelegenheid zal zijn gesteld de van haar afkomstige voorstellen tot verhooging nader te adstrueren. De heer Suringar ondersteunt het gevoelen van den heer de liaan hij ziet ook geen voldoende redenen om van de gewone wijze van behandeling af te wijken. Integendeel, hij gelooft, dat die behandeling het dagelijksch bestuur gelegenheid zal geven, om daar vooral waar het oordeel van den Raad van de zienswijze van Burgemeester en Wethou ders verschilde, hunne opvatting te justificeren, en voorts die in lichtingen tc verschaffen, welke tot een juiste beoordeeling kun nen leiden. De Voorzitter, stelt hierop voor de adressen te renvoijeren aan de sectiën van den Raad. Bij de stemming over dit voorstel zijn de stemmen gestaakt, als zijnde 6 stemmen daar vóór en 6 daar tegen uitgebragt, weshalve hierover in de volgende vergadering eene herstemming moet plaats hebben. Vóór stemden de heerenOosterhoff, Hommes, Zeper, van Eijsinga, Bruinsma en Rengers. Tegen de heeren Gorter, Plantenga, Du pare, Attema, de Haan en Suringar. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag den 14 Julij 1869. 99 VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone verga dering van den Gemeenteraad te Leeuwarden, op Woensdag den 14 Julij 1869. Aanvankelijk 12, later 13 leden tegenwoordig. Afwezig de Loeren Bruinsma, Oosterhoff, de With, van Sloter- dijck, Suringar, Jongsma, Brunger en Attema. Voorzitter de heer D. Zeper, die de vergadering op het daar voor bepaalde tijdstip opent en mededeelt van de heeren Surin gar, Brunger, de With cn van Sloterdijck kennisgeving te hebben ontvangen, dat zij verhinderd worden deze vergadering bij te wonen. 1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld, het genotuleerde van het verhandelde ter buitengewone vergadering van den 5 Julij jl. 2. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge meester en Wethouders, aangaande het bijdragen in de kosten, te vallen op eene noodig geachte vernooging en verwijding der brug in den Dockumer trekweg, die toegang verleent tot de Jcl- sumervaart, en eene daarmede in verband staande verbetering van twee zetten ir. die vaart. Ter visie, om in eene volgende vergadering te worden behandeld 3. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge meester cn Wethouders, daarbij ter vaststelling aanbiedende, een met den Gemeenteraad van Utingeradeel te nemen gemeenschap pelijk besluit, ter nadere aanvulling van de verordening op het beurtveer tusschen LeeuwardenOldeboorn en van die op het beurtveer LeeuwardenAkkrum. Ter visie, als voren. 4. Is ter tafel gebragt eene missive van den schuttersraad der dienstdoende schutterij in deze gemeente, dd. 10 Julij jl., ten geleide der begrooting van kosten dier schutterij, voor de dienst van 1870. In handen ecner commissie, bestaande uit de heeren Gorter, Wijbrandi en Buma. 5. De Voorzitter deelt fier vergadering mede, dat bij reso lutie van heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie dd. 2 Julij jl. no. 30, is goedgekeurd, de door de gemeenteraden van Leeu warden en Rauwcrderhem gemeenschappelijk vastgestelde wijziging van het reglement op dc beurtveren tusschen Leeuwarden en de dorpen Deersuin, Irnsura, Poppingawier, Rauwerd en Terzooi. Aangenomen voor notificatie. G. Is ter tafel gebragt het proces-verbaal van verificatie der kas van den heer Jan David Simon, Gemeente-Ontvanger van Leeuwarden, over het 2de kwartaal van 1869. Ter inzage van de leden. 7. De Voorzitter deelt der vergadering mede, dat hij, bij gelegenheid van eene omwandeling in de gemeente in de vorige week met Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Neder landen, de vrijheid heeft genomen Zijne Hoogheid te verzoeken, aan de tegenover de Zuiderwalsteeg gelegde draaibrug, den naam van „Prins Uendriksbrug" te mogen geven, welk verzoek welwillend is toegestaan. Aangenomen voor notificatie. 8. De Voorzitter deelt der vergadering mede, dat bij reso lutie van heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie, dd. 12 Julij jl. no. 35, is goedgekeurd het besluit dezer vergadering dd. 5 te voren no. 5/10, tot afstand van grond aan dc sociëteit „Amicitia." Aangenomen voor notificatie. 9. Dc Voorzitter deelt der vergadering mede, dat bij reso lutie van heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie, dd. 12 Julij jl. no. 6, is goedgekeurd het Raadsbesluit van 5 te voren no. 10<z/32, tot het aangaan eeuer geldleening van 53,000 voor Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesche Courant. de dienst van 1869, volgens het bij dat besluit vastgesteld plan. Aangenomen voor notificatie. 10. Wordt overgegaan tot de stemming over 't in de zitting van den 5 Julij jl. gedaan voorstel, om in de sectiën te doen onderzoeken, dc bij heeren Gedeputeerde Staten ingediende en ten fine van berigt, considcratiën en advies in handen van den Raad gestelde bezwaarschriften, tegen aanslagen op 't kohier der directe belasting op het inkomen ten behoeve der gemeente, voor de dienst van 1869, over welk voorstel in die vergadering de steramen hebben gestaakt. Dc uitslag van de alsnu gehoudene stemming is geweest, dat het voorstel met 8 tegen 5 stemmen, die van de heeren Hommes, van Eijsinga, Zeper, Rengers en Bloembergen, is verworpen. De Voörzitter stelt daarop voor, bedoelde bezwaarschriften tc stellen in handen van eene speciaal daartoe tc benoemen com missie van drie leden. De heer van Eijsinga herinnert, na het gevallen besluit, aan de verschillende middelen, welke reeds in de vorige vergadering zijn aangewezen, om deze zaak tot een einde te brengen. Dc opdragt aan de commissie van rapporteurs, die thans gedefun- geerd heeft, zoomede die aan eene bepaalde Raadscommissie, kwa men minder rationeel voor. Spr. meent dat men zich toen liet alternatief heeft gesteld onderzoek in de sectiën of verzending aan Burgemeester en Wethouders ten fine van consideration en advies. Nu het eerste tot zijn leedwezen door den Raad is ver worpen, acht li ij het noodzakelijk den tweeden aangeduiden weg in te slaan en is hij daarom tegen het voorstel van den Voorzitter. Dc heer de Haan heeft weder tegen het voorstel gestemd, op grond dat hij de vroeger gevolgde wijze van behandeling het ver- kieslijkst achtdezelfde stukken welke toen tot het verstrekken van advies dienden heeft men thans ook. Spr. zal zich daarom ook verklaren tegen het voorstel tot het benoemen cener speciale commissie en afwachten een voorstel lot verwijzing van dc adres sen naar Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter erkent, dat tot nu toe altijd de adressen zijn gesteld in handen van Burgemeester en Wethoudersde gronden die hem geleid hebben voor te stellen om ze in de sectiën te doen behandelen, behoeft hij niet te herhalen alleen wenscht hij slechts op te merken, flat het eene zeer moeijelijke zaak voor het dagelijksch bestuur blijft in dezen advies uit te brengen, omdat tie meeste verhoogingen in strijd met het gevoelen "van dat collegie hebben plaats gehad en in het rapport der commis sie van rapporteurs geene genoegzame gegevens te vinden zijn, waarmede die verhoogingen kunnen worden bestreden. De heer de Haan wil gaarne toegeven dat het voor Burge meester en Wethouders, doordien zij niet met de verhoogingen instemden, moeijelijk i3 advies uit te brengen, doch moet tevens opmerken dat men door het benoemen eener commissie op het zelfde bezwaar zal stuiten. In die commissie toch zullen alligt zoodanigen zitting hebben die zich evenmin met alle verhoogingen hebben vereenigd. De heer Bloembergen betreurt het zeer, dat het voorstel tot onderzoek van de reclames in de sectiën is afgestemd. Naar zijne overtuiging zou dit de eenige goede weg geweest zijn, om de verschillende beweegredenen, die tot het doen der verhoo°-in- gen hebben geleid, tc weten te komen. Nogtans komt Spr. het meest geschikt voor dat, nu het aan de commissie van rapporteurs uit de sectiën verstrekte mandaat niet meer van kracht is, eene speciale commissie het geven van advies worde opgedragen, omdat het hier betreft liet geven van motieven die tot het doen van dc verhoogingen hebben geleid. Bij de benoeming van zoodanige commissie heeft de Raad do 27

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 1