102 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag den 14 Julij 1869. twee deskundigen. Ilij begrijpt niet regt de bedoeling van dat woord werkelijke waarde en gelooft tevens dat, wanneer het zoo danig aan den heer Ruina wordt medegedeeld, dit voor hem slof tot nadenken zal opleveren, Spr. wenscht 'daarom te worden ingelicht welke waarde bedoeld wordt. De Voorzitter geeft te kennen dat daarmede bedoeld wordt, de waarde die bet pand op het oogenblik heeft. Voor de ver anderingen die overigens door de demping aan het erf bij den heer Buma in gebruik, zullen moeten geschieden, zal aan hem eene schadeloosstelling van ƒ1150 worden aangeboden. De heer van Eijsinga heeft met belangstelling kennis geno men van de gewisselde stukken. Hij acht het beste middel in deze en dergelijke zaken te zijn tauxatie door deskundigen. De grond achter de brug gelegen zal derhalve worden gewaar deerd en voor de opstallen zal aan den heer Burna de som van 1150 worden toegekend, eene som, d^ie met het oog op die opstallen, zeer voldoende is te achten. Spr. twijfelt echter of men hier in het oog heeft gehouden andere omstandigheden, die bepaaldelijk eene waardevermindering tengevolge zullen hebben. Hij laat hier de kwestie van de brug geheel in het midden; blijkens de stukken zal men welligt later daarop terug komen, wanneer het voorstel thans aan den heer Buma te doen door dezen niet wordt aangenomen. Wat Spr. op het oog heeft is dat die bergplaatsen, worden ze overgebragt naar de open ruimte gelegen voor de brug, die geheele ruimte nagenoeg zullen absor beren en gedeeltelijk het licht zullen betimmeren eu dat de ruil waarde van het pand zoo als het zal overblijven, afgescheiden van de vergoeding voor den grond, die afgestaan wordt, aanmer kelijk gedrukt zal worden. Deze belangen kunnen even als de opstallen op eene geldswaarde gesteld worden of nog beter aan tauxatie w.ordcn overgelaten. Spr. zou gaarne tot inlichting hieromtrent de zienswijze van Burgemeester en Wethouders willen vernemen. De Voorzitter geeft te kennen, dat, wat de vergoeding van ƒ1150 betreft, daarin niet is opgenomen de waardevermindering die het pand ondergaat; alleen hebben Burgemeester en Wethou ders zich doen voorlichten omtrent de kosten aan de verplaatsing der opstallen verbonden, volgens welke inlichtingen men met het toe te kennen bedrag, ruimschoots in de gelegenheid is het werk uit te voeren. De heer van Eijsinga is door het antwoord van den Voor zitter niet genoegzaam ingelicht. Dat antwoord heeft zijne be zwaren laten bestaan. De Voorzitter zegt, dat de waardevermindering bij de taux atie in aanmerking moet komen. De heer Gorter vereenigt zich met het denkbeeld van den heer van Eijsinga, dat bij de tauxatie tevens moet worden gelet op de waardevermindering die het pand ondergaat. De ƒ1150 strekt alleen lot vergoeding van de waarde van de opstallen zich op het af te staan terrein bevindende. l)e beer Rengers geeft te kennen, dat de bedoeling van liet dagelijksch bestuur is, om liet door de demping van het erf van den heer Buma afgescheidene, tegen betaling der waarde daar van over te nemen en bovendien schadeloosstelling te verleencn voor de zich daarop bevindende opstallen, omdat men begreep, dat wanneer die gemist worden, door den heer Buma daarvoor nieuwe zouden moeten worden geplaatst. Voor die verandering wordt eene som als schadeloosstelling voorgesteld en blijft er alleen over eene som te bepalen, die voor de overname in ei gendom zal moeten worden uitgekeerd. Bij de bepaling dier som wenscht men in acht tc nemen, alles wat op eene vermeerderde of verminderde waarde van het pand, tengevolge de demping, betrekking heeft gelijk zulks bij onteigening ten openbare nutte plaats vindt. Dé heer Westenberg gelooft, dat hot denkbeeld van den heer Reugers aanbeveling verdient. Door de demping wordt aan den eenen kant eene waardevermindering aan het perceel toegebragt, teiwijl het aau den anderen kant daardoor z&l worden gebaatdie beide toestanden dient men vooral bij de tauxatie in aanmerking te nemen. Spr. stelt daarom voor in punt a in plaats van werkelijke waarde" te stellen onteigenings waarde" en punt b te doen vervallen. De heer Bloembergen is van meening, dat men thans een moeijelijk punt bespreekt. Men dient op het oog te houden de waardevermindering die door de demping aan het perceel van den heer Buma wordt toegebragt. Bepaalt men nu dat voor liet in eigendom over te nemen per ceel de onteigeningswaarde zal worden betaald en laat men aan de tauxateurs over die waarde te bepalen, dan gelooft Spr. dat bij dezen al dadelijk de vraag zal rijzen of en in hoeverre zij ook op de waardevermindering die het hoofd pand zal ondergaan, hebben te letten en voor de beantwoording hiervan rijst de kwes tie of en in hoever hier regt op het behoud der gemeenschap tusschen beide gedeelten van het pand bestaat. Spr. acht het niet vvenschelijk de beoordeeling van dit een en ander aan de tauxateurs over te laten, ofschoon uit het oogpunt van billijkheid niet on gezind er toe mede te werken dat aan den heer Buma eenige vergoeding worde toegekend. Hij had echter gewenscht zonder tauxateurs met gemelden heer tót een vergelijk te geraken even als «dit met Voogden van het Sint Anthouij Gasthuis zal plaats vinden. De heer Asman stemt overeen met het gevoelen van vori ge n Spr. Ilij heeft ook bezwaar om het woord onteigeningswaarde te gebruiken, vooral nu het niet bewezen i.3 of de brug is gelegd tengevolge van een verleend regt. Begint men echter van ont eigening tc spreken, dan sluit dit de erkenning van zoodanig regt in zich. De heer van Eijsinga heeft het voorstel van den lieer "Wes tenberg ondersteund, omdat hij werkelijk gelooft, dat de zaak op die wijze het best gevonden zal kunnen worden en het meest overeenkomstig het beginsel vari den eigendom is. Wordt hier de onteigeningswaarde aangenomen dan vallen alle bezwaren van Spr. weg. Hij wenscht op een paar punten den lieer Bloembergen te beantwoorden, die liever de zaak bij minnelijke schikking gere geld had willen zien. Spr. meent, dat hiertoe wel geene moge lijkheid bestond zoodra de som door Burgemeester en Wethou ders voor billijk gehouden en de hooge ciscli van den eigenaar te genover elkander stonden en een te groot verschil opleveren om tot eene gewenschte overeenstemming te kunnen leiden. Wat de tauxatie, zoo als de lieer Westenberg voorstelt, van een en ander door deskundigen betreft, hierin ziet Spr. hoegenaamd geen bezwaar al blijft er een geschilpunt over. Dat geschilpunt is bekend en wordt in aanmerking genomen. Spr. behoeft een voudig den heer Bloembergen te wijzen op de talrijke tauxatiën en eigendomsoverdrugten van gronden, die min of meer litigieus zijn, b. v. de aangeslibde en bedijkte landen, waarop hier en daar de Staat een regt wil doen geiden en de landen in eene bepaalde gemeente van deze provincie, waar nog steeds punten bestaan, die gecontesteerd worden. Spr. meent dat men zich door het voorstel van den heer Wes tenberg aan tc nemen, op het zuiverste standpunt plaatst. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag den 14 Julij 1869. 103 De heer de Haan kan zich met het voorstel van den heer Westenberg niet vereenigen. Wat is hier de zaak Immers om door de demping eene vrije passage te verkrijgen moet de brug worden geamoveerd om alle bezwaar weg te nemen en alle geschil te voorkomen en zonder eenigzins een regt van den heer Buma, om die brug ter plaatse te houden, te erkennen, wenscht de gemeente den tuin en het huisje nevens de Westerkerk over te nemen, nu de eige naar niet tegen den afstand is. Doch de gemeente zal geen andere prijs behooren te betalen dan voor de werkelijke waarde d. i. die bij publieke verkoop het perceel zal opbrengen. Ware toch de heer Buma genegen de brug weg te nemen, dan zou er in het minst geen sprake zijn om den tuin c. a. in eigendom over te nemen. Spr. heeft nog eene andere opmerking. De commissie voor openbare werken heeft namelijk het denkbeeld geopperd aan den heer Buma voor te stellen, dat aan drie deskundigen de tauxatie zoude worden opgedragen. Burgemeester en Wethouders stellen daarentegen voor twee deskundigen te benoemen en bij verschil, hieraan een derde, door den kantonregter te benoemen, toe te voegen. Spr. gelooft dat het beter is dadelijk drie deskundigen aan te wijzen. De lieer Westenberg zegt,, dat zijn voorstel zich niet grondt op regt, maar alleen op de billijkheid. Het regtspunt wordt daardoor geheel in 't midden gelaten. Hij wijst er voorts nog op, dat door de tauxateurs in aanmer king zal moeten worden genomen, de lasten en baten uit de demping voor den heer Buma voortvloeijcnde. Onder zoodanige baten dient men bovenal te rangschikken, dat de heer Buma ontheven wordt van het onderhoud der wallen, die in zoodani- gen toestand verkeeren, dat herstelling daarvan enorme kosten zou vorderen. De heer Bloembergen zou zich, wanneer bij de tauxatie van dat punt uitgegaan werd, met het voorstel kunnen vereenigen, doch hij vreest dat die wijze van tauxatie moeijelijk opgaat. Iets anders zou het zijn, dat liet over te nemen pand op ze kere waarde werd gesteld, vermeerderd met een bedrag voor de verbreking der communicatie tusschen de beide panden. De heer Rengers gelooft, dat de vorige Spr. voorbij ziet de taak die aan de tauxateurs zal worden opgedragen. Deze toch zullen vooraf ia kennis worden gesteld met al hetgeen tot de zaak betrekking heeft, om zoodoende tot eece billijke tauxatie te kunnen geraKen. Spr. is echter van oordeel dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders, uit genomen het woord werkelijke waarde" aan nemelijk is. De heer Asman blijft bij zijn gevoelen, dat van onteigening geen sprake kan zijn. Het is niet bewezen dat de heer Buma de brug regtens bezit. Men zal dus iets onteigenen waarvan het eigendomsregt niet is aangetoond. De heer de Haan stelt hierop voor, de tauxatie te doen plaats hebben „door drie tauxateurs door partijen ieder een en door „den heer kantonregter te- Leeuwarden een derde te benoemen." De heer Bloembergen vraagt of in de tauxatie ook de brug begrepen is De Voorzitter antwoordt toestemmend. Het amendement van den heer Westenberg hierna in stem ming gebragt zijnde, wordt mer 7 tegen 6 stemmen, die van de heeren Zeper, Westenberg, Rengers, Buma, Wijbrandi en van Eijsinga, verworpen. Dat van den heer de Haan wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. De heer Duparc stelt alsnu voor in alinea a alleen te spre ken van waardeen het woord werkelijkete roijeren, zoomede punt b te doen vervallen. De lieer de Haan kan zich hiermede niet vereenigen. Hij gelooft, dat wanneer de tauxateurs benoemd zijn bij deze alsdan dadelijk aan de orde is de vraag, welke waarde door hen moet worden aangenomen. De heer Duparc kan zich niet voorstellen dat er meer dan éene waarde bestaat. De tauxateurs hebben slechts den toestand te nemen zooals die op dit oogenblik feitelijk bestaat, daarbij tevens lettende op de beweerde regten van overbrugging, waar voor zij zoodanige som in rekening zullen brengen als door hen noodig wordt geoordeeld. De heer de Haan antwoordt den heer Duparc dat de prijs veelal afhangt van de genegenheid welke bij een' gegadigde bestaat om zeker voorwerp in eigendom te hebben. Men. kan aldus in zekeren zin twee soorten van waarde aannemen, eene genegenheidswaarde, die, welke iemand zal besteden voor een perceel op welks eigendom hij bijzonder prijs stelt, en eene algeraeene waarde, welke voor gelijksoortige eigendommen ge woonlijk wordt besieed. l)e beer Duparc wijst den lieer de Haan op de onteigenings wet, welke meile bepaalt, dat geene denkbeeldige waarde in aan merking kan komen. De Westenberg zal zich met het amendement van den heer Duparc vereenigen, hoewel hij liever zoude hebben gezien dat zijne zienswijze ingang hadde gevonden. De heer Rengers geeft in overweging, het amendement te splitsen en over ieder deel daarvan afzonderlijk te stemmen. Spr. doet dit, omdat hij zich tegen het roijeren van litt. b zal verklaren. Nadat de heer Dnparc verklaard had hiermede genoegen te nemen, wordt het eerste gedeelte van 't amendement, de wegla ting van het woord werkelijkemet 10 tegen 3 stemmen, die van de heeren Zeper, de Haan en Plantenga, aangenomen. Vervolgens het tweede gedeelte van het amendement, om litt. b te roijeren, iu rondvraag gebragt zijnde, wordt daartoe met S tegen 5 stemmen, die van de heeren de Haan, Plantenga, Zeper, Rengers en Bloembergen, besloten. Litt. a en c, nu b, zoomede het geamendeerde punt 4, worden hierop aangenomen. Punt 5, wordt buiten beraadslaging zonder hoofdelijke stem ming onveranderd aangenomen, weshalve is besloten lo. Het gedeelte gracht en de strook van het dusgenaamd Pcrkswallje, hierna sub 2o. nader te omschrijven, worden ver klaard niet meer ter openbare dienst bestemd te wezen. 2o. Voorbehoudens de vereischte goedkeuring van heeren Ge deputeerde Staten van Friesland, worden aan het Sint Anthonij Gasthuis te Leeuwarden in eigendom afgestaan a. het aan die gemeente toebelioorend gedeelte gracht, loo- pende van de westzijde van de Wijde Gasthuissteeg af tot aan de voorgevels der huizen aan de noordzijde van de Groote Kerk straat aldaar, met inbegrip van het reeds gedempte gedeelte gracht, loopende van den noordoosthoek van het pand sectie C, nummer 210, tot aan het erf van jhr. Julius Burmania van An- dringa de Kempenaer, in de schrifturen van het kadaster bekend in sectie C, nummer 1012 b. eene schuinsche strook van het plein vóór liet dusgenaamd Perkswaltje, onmiddelijk grenzende aan het aan het Gasthuis toebe lioorend erf, kadastraal bekend in sectie C, nummer 1109, breed aan het westeinde vijf en een halve meter en aan het oosteinde vier meters, met de zich daarin bevindende gemeentelijke water- 28

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 3