GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 25 October 1869. 148 VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone vergadering van den gemeenteraad te Leeuwarden, op Maandag, den 25 October 1869. Aanvankelijk 15, later 18 leden tegenwoordig. Afwezig de heeren van Eijsinga, Plantenga en Duparc. Voorzitter de heer D. Zeper, die de vergadering op het daar voor bepaalde tijdstip opent en mededeelt van den heer van Eijsinga kennisgeving te hebben ontvangen, dat hij verhinderd wordt deze vergadering bij te wonen. 1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde van 't verhandelde ter vergadering van den 11 October jl. 2. Is ter tafel gebragt en gelezen eene door Burgemeester en Wethouders opgemaakte memorie van beantwoording, omtrent eenige opmerkingen voorkomende in het rapport der commissie belast geweest met het onderzoek der rekening en verantwoor ding van de inkomsten en uitgaven dezer gemeente, over het dienstjaar 18C8. Ter visie gelegd bij de ter zake betrekkelijke stukken. 3. Zijn ter tafel gebragt en gelezen a. eene missive van den heer J. D. Simon, gemeente-ontvan ger alhier, dd. 18 dezer, no. 104, houdende kennisgeving, dat hij, niettegenstaande zijn verzoek, om onder genot van pensioen te worden ontslagen, is afgewezen, desniettemin blijft verlangen uit zijne betrekking eervol te worden ontslagen, met ingang op 1 Januarij 1870 b. een ter zake betrekkelijk voorstel van Burgemeester en Wethpuders. Ter visie, om in eene volgende vergadering te worden be handeld. 4. Is ter tafel gebragt en gelezen eene missive van de com missie van administratie der stads bank van lecning alhier, dd. 19 dezer, no. 755, houdende 'toezending van de begrooting van administratie-kosten dier bank, voor het dienstjaar 1870. In handen eener commissie, bestaande uit do heeren Bruin- sma, Brunger en Westenberg, ten fine van onderzoek en rapport. 5. Is ter tafel gebragt en gelezen een rapport van de ter vergadering van 14 October jl. benoemde commissie tot het ont werpen van een adres aan de Tweede Kamer der Slaten-Gcneraal, tegen de door den Minister van Justitie voorgestelde overbren ging der strafgovangenis van Leeuwarden naar Medcrablik, bij welk rapport door die commissie zoodanig ontwerp wordt aan geboden, dat door haar met algemeene steramen is vastgesteld. Nadat op voorstel van den Voorzitter was besloten gemeld ontwerp-adres onmiddellijk in behandeling te nemen, worden de beraadslagingen daarover geopend. l)c heer Asman geeft te kenpen, dat het hem wenschclijk i3 voorgekomen dat in het adres waren opgenomen opgaven uit de sterfte statistiek, die volgens oificicle bescheiden is opgemaakt. Daaruit toch kan blijken, dat over de jaren 1841—1860 de sterfte in deze gemeente niet zoo groot is geweest als te Leiden cn Gouda. Spr. wenscht daarom de vraag te doen, of het niet dienstig zoude zijn, dat bij het adres naar die statistiek worde verwezen De heer Jongsma zegt hierop, dat het zeker aan des vorigen Spr's aandacht zal zijn ontgaan, dat de commissie zich zooveel mo gelijk van herhalingen heeft wenschen te onthouden, gelijk ook uit eene zinsnede, in het adres voorkomende, kan worden afge leid; daarbij wordt verwezen naar het in 1866 aan den Koning ingediend adres, waariu alles uitvoerig uiteengezet is. Voorts wordt bij het adres verwezen naar een door den hecrBuma in de Leeuwarder Courant geplaatst artikel, waarin ook eene op gave omtrent de sterfte wordt gedaan die een vervolg levert Bijvoegsel tot ijk Provinciale Friesciie Courant. op die in het vorig adres voorkomende en waaruit blijkt, dat de gezondheidstoestand der gevangenen gunstiger is geworden. De heer Asman zegt, dat het hem meer te doen was, om eene vergelijking tusschcn Medcmblik en Leeuwarden te maken. liet adres hierna in rondvraag gebragt zijnde, wordt het zon der hoofdelijke stemming aangenomen, weshalve is besloten, aan de Tweede Kamer der Statcn-Gencraal te zenden het volgend adrest Aan de Tweede Kamer der Staten-GeneraaL Geeft eerbiedig te kennen, de Itaad der gemeente Leeuwarden, dat hij uit artikel 43 van het lVc hoofdstuk der staatsbegroo- ting voor 1870 heeft ontwaard, dat bij de regeering het plan bestaat, de strafgevangenis voor crimineel veroordeelde mannen, van Leeuwarden over te brengen naar Medemblik en dat ze tot dat einde van uwe vergadering vraagt de som van J 59,790.00, om daarmede te bestrijden de onkosten van het eerste perceel var. liet inrigten der voormalige marine gebouwen te Medem blik tot eene strafgevangenis voor crimineel veroordeelde mannen; dat hij in de memorie van toelichting de gronden heeft ge zocht, die de regeering hebben geleid tot dit voorstel dat zoo diep ingrijpt in de belangen zijner gemeente, daar hij verwachtte dat, wanneer zoodanige som als eerste termijn van eene uitgaaf van twee tot twee en een halve ton gouds, van de vertegenwoordiging wordt gevraagd, die zeer belangrijke uitgaaf althans eenigzins aannemelijk ware gemaakt; dat hij echter lot ziju leedwezen heeft ontwaard, dat dit niet of althans in geringe mate is geschied, daar de toelichting toch alleen bestaat uit do volgende hoog3t onbepaalde bewoordingen „dat de toestand van de strafgevangenis te Leeuwarden van „dien aard is, dat daarin niet mag worden berust „dat overbrenging van de gevangenen naar een gebouw dat „vrij zal zijn van de gebreken der tegenwoordige strafgevangenis „eene zeer gewenschte zaak is, en dat te Medemblik gelegen heid zal beslaan, om voor de bevolking der strafgevangenis „goed geventileerde verblijfzalcn en werkplaatsen te verkrijgen „en haar des nachts in ijzeren alcoves af te zonderen dat hij dus bij gevolgtrekking tot het besluit is gekomen, dat, naar het oordeel van de regeering, der gevangeuis te Leeuwar den gebreken aankleven waarin niet mag wordeu berust dat die gebreken bestaan in miuder goed geventileerde ver blijfzalcn en werkplaatsen en in gebrek aan gelegenheid tot nachtelijke afzondering dat die gebreken zijn onherstelbaar zoodat de regecring daarom eene overbrenging naar elders eene zeer gewenschte zaak acht en dat men te Medemblik verkrijgbaar acht hetgeen hier niet aan te brengen is dat hij het onderzoek naar het werkelijk bestaan en het on herstelbare van deze gebreken niet van zijne bevoegdheid acht, cn in het midden latende of de regeering door hare ambtenaren voldoende is voorgelicht, echter meent de vraag te mogen stel len, welker beantwoording de geheele zaak beheersclit, of die genoemde gebreken wel in die mate onherstelbaar zijn, dat zo eene uitgaaf' van twee a drie tonnen gouds, en benudceling van eene aanzienlijke gemeente regtVaardigen dat hij het daarom van zijnon pligt heeft geacht, om gebruik te maken van het regt hem bij artikel 12Ü der gemeentewet en art. 9 der grondwet gegeven daar hij het voorstaan van de be- langen der gemeente en van hare ingezetenenacht tc zijn „een der onderwerpen tot zijne bepaalde werkzaamheden behoorende" dat hij dan ook in het jaar 1866, toen hij door dc beraad slaging over dc staatsbegrooting van dat jaar, liet vermoeden had opgevat dat bij de toenmalige regeering het voornemen be stoud tot dc onverwerpelijke overbrenging, zich bij eerbiedig zeer gemotiveerd adres tot Zijne Majesteit den Koning heeft gewend met verzoek „om aan de aanhangige plannen tot overbrenging „zoowel in het algemeen rijksbelang als in dat van dc gemcento 39

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 1