- GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 27 Januarij 1870. JViflV -aT GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 27 Januarij 1870. 4. Is ter tafel gebVagt en gelezen een extract uit hot register der notulen van Burgemeester en Wethouders dezer gemeente, dd. 25 Januarij jl., no. 82, betrekking hebbende op het bij raadsbesluit van 13 Januarij te voren, no. 8, om berigt en raad in hunne handen gestelde adres van mejufvrouw Wilhelmina Johanna Kamerik, van den lsten dier maand, het verzoek bevattende, om met 15 April 1870 uit bare betrekking van 2c hulponderwijzeres (secondante) aan de fransche dag- en kostschool voor jonge juf vrouwen alhier tc worden ontslagen. Ter visie, als voren. 5. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van den heer dr.J. G. Ottema alhier, dd. 19 Januarij ji., daarbij zich beklagende over den afzigtelijk vuilen toestand waarin zich bevindt eene plek gronds naast zijne woning en erf, op den hoek der Waeze bij de Hui-zumerbrug, en tevens verzoekende lo. te zorgen voor de inrigting van geschikte gelegenheid voor de voorbijgangers om hunne behoefte te doen, gelijk op zoovele andere plaatsen in de stad daarvoor gezorgd is en 2o. de zamenscholingen van gemeen volk te beletten en te voorkomen door aan den stoelenmatter, die, tot uitoefening zijns bedrijfs, van den door den adressant bedoelden grond gebruik maakt, te verbiedeu de openbare straat tot zijne werkplaats te bezigen. In handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van be rigt en raad. 6. Is gelezen en ten fine van beschikking in handen var. Burgemeester en Wethouders gesteld een adres van den heer mr. Horatius Albarda, notaris alhier, in zijne hoedanigheid van voogd over den minderjarige Roelof Tjepkema, dd. 26 Januarij jl., houdende verzoek om restitutie van ten behoeve zijnen pupil, die den 25 Mei 1859 naar Pieterbterum is vertrokken, betaalde plaatselijke directe belasting over de laatste zeven maanden van 1869. 7. De Voorzitter deelt namens Burgemeester en Wethouders mede, dat zij, na van de heereu deskundigen, aan wie door hen een onderzoek is opgedragen geworden naar de oorzaak van 't breken der ijzeren brug bij de voormalige Vrouwenpoort, zoo mede naar den toestand van de Noorder-, Prins Hendrik- en Potmargebrug, alsmede van dc ijzeren draaibrug over de Har- lingervaart bij 't voormalig Verlaat alhier, zoo schriftelijk als mon- .deling nog eenige nadere inlichtingen te hebben ontvangen, iu overleg met de commissie voor openbare werken, gemeend heb ben in de eerste plaats de herstelling te moeten bevorderen van de ijzeren draaibrug over de Harlingervaart en van de Noorder- brug voormeld, op de wijze als in 't door genoemde deskundi gen op den 15 December 1869 uitgebragt en bereids aan den Raad medegedeeld verslag aangegeven en dat werk, voorbehou dens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten, voor zoover noodlg, te moeten opdragen aan de te Kampen gevestigde maat schappij „de IJssel" voor eene som van hoogstens ƒ1800. Wijders wordt doorhem namens 't eollegie vandagelijksch bestuur aangeboden de door meerbedoelde deskundigen bij hunne missive van 16 Januarij jl. verstrekte uadere inlichtingen bovenvermeld. De Voorzitter stelt voor de missive ter inzage te leggen voor de leden dezer vergadering er, de gedane mededeeling voor no tificatie aantenemen. De heer Attema vraagt verlof met betrekking tot de gedane mededeeling eene vraag te doen. Dit verlof verleend zijnde, zegt hij zooeven te hebben hooien lezen, dat de verbetering van de Noorder- en Verlaatsbrug aan de maatschappij de IJssel is op gedragen. Spr. wenscht van Burgemeester en Wethouders te vernemen of het hun bekend is, dat één der deskundigen, de leex van Gelder, hoofd van of betrokken in die maatschappij is De Voorzitter antwoordt, dat dit bij Burgemeester en Wet houders bekend was. De heer Attema vraagt vervolgens of die heer als deskundige geen bezwaar heeft gemaakt dc herstelling te verrigten De Voorzitter zegt, dat de commissie van deskundigen, ge lijk bekend is van oordeel was, dat de herstelling beter bij onderbandsche overeenkomst dan bij publieke aanbesteding kon worden opgedragen, en dat heeft aanleiding gegeven, dat Burge meester en Wethouders aan den Raad hebben voorgesteld en deze tot het besluit is gekomen om het werk niet in het openbaar aan te besteden maar onder de hand aan een' fabriekant op te dragen. Onder de vijf aanbiedingen die daarvoor zijn in- hooger cijfer verwacht, zoodat in dat opzigt geen bezwaar be stond om het werk te doen uitvoeren. Maar nu bleef alleen de kwestie over, wie met de herstelling moest worden belast. Men behoorde uit de zich aangemeld hebbende fabrikanten eene keuze te doen. De heer van Gelder heeft zich toen verwijderd en er is met de andere deskundigen over die keuze gediscussieerd, die tot antwoord hebben gegeven, dat onlangs ook de herstelling van de spoorwegbrug te Heeren veen, zonder dat daarover voora f eenig accoord was gemaaktaan de maatschappij de IJssel is op- gedragen. Wanneer men nu deze vier gegevens had, lo. dat het Rijk aan de maatschappij de IJssel het volste vertrouwen toekent 2o. dat de directeur dier maatschappij de bruggen alhier, zelf gekomen bevond zich ook die van de maatschappij de IJssel. *1? tweemalen heeft geinspecteerd 3o. dat het voor den direc- 1 tr. mmmiccln \rr, r. ,IacL.. .1 - -•! I._M i.1 i1 11 1. De commissie van deskundigen, over de geschiktheid der aan bieders gehoord, heeft in het algemeen daaromtrent gunstig ge adviseerd, doch gemeend zich van 't doen eener aanbeveling tc moeten onthouden. Burgemeester en Wethouders hebben daarop in overleg met de commissie voor de bouwzaken, het werk aan de maatschappij de IJssel opgedragen, en dit te eerder, omdat de directeur dier maatschappij als lid van de commissie van des kundigen geacht moest worden beter dan iemand op de hoogte van 't werk te zijn. Ware bet noodig, dat de maatschappij zich omdat een lid harer directie als deskundige is gehoord van dc mededinging moest afzien dan zou deze onderscheiding zeer in, haar nadeel zijn. Spr. herhaalt, dat noch een hijzonder verzoek voor noch aanbeveling van de maatschappij de IJssel is geschied, en de heer van Gelder, toen over de bekwaamheid der gegadig den inlichtingen door de beide overige deskundigen werden ver strekt, daarbij niet tegenwoordig was. De heer Attema stelt zich voor, dat wanneer men geroepen wordt om advies te geven er dan nooit sprake kan wezen oir het belang van de maatschappij waarvan men lid is voortetrekken. Hij maakt hier minder een grief van voor het eollegie van Bur gemeester en Wethouders, dan wel voor de maatschappij de IJssel, wier directeur hier als deskundige was geroepen en later de uit voering van het werk op zich neemt. Dat is iets waarvan Spr h zich geene voorstelling kan maken. Hij meent, dat een deskun dige zich boven alle partijen moest stellen. Nu is er mogelijk I twijfel aan partijschap. Het is echter eene gebeurde zaak waar omtrent Spr. zich,, voor zooveel hem betreft, heeft gemeend te moeten verklaren. teur dier maatschappij in de gegeven omstandigheden van liet grootste belang is, om de herstellingen met de meeste naauwge- zetheid en soliditeit uit te voeren, en 4o. dat op de opgegeven herstellings-somraen geene aanmerkingen vielen wanneer men dit alles in aanmerking neemt, dan Icon er wel geene kwestie meer zijn of de maatschappij de IJssel was hier de aangewezen persoon waaraan het werk moest worden opgedragen. Dc zwa righeid van cumulatie van deskundige, rapporteur en hoofd der fabriek viel door die overwegingen geheel weg. Spr. moet nog opmerken, dat het zeer ongelukkig zoude zijn, dat eene fabriek, omdat een lid van haar bestuur als deskundige over het werk was geraadpleegd, daarna niet tot bet werk zoude mogen mededingen. Op die wijze zou men nimmer dergelijke des kundigen kunnen krijgen. Dc Voorzitter, in aanmerking nemende, dat ook door den heer Wicrsma het woord is gevraagd, moet opmerken, dat de zaak nu loopt buiten de bedoeling, waarmede Burgemeester en Wet houders de mededeeling hebben gedaan. Gaarne willen dezen op te doene vragen inlichtingen geven, gelijk ook Spr. de vragen van den heer Attema heeft beantwoord. De zaak is echter al- leep. aangebragt als mededeeling, maar zij krijgt nu meer het aanzien als ware het oen punt van behandeling. Dit ligt niet in de bedoeling. Wil men het, gaarne zal Spr. haar in eene volgende vergadering in behandeling brengen l)e heer Wiersma wenscht den heer Attema er op te wijzen, De heer Dirks gelooft, dat de gedane mededeeling nog voor eenige aanvulling vatbaar is waardoor welligt het bezwaar van den heer Attema kan worden weggenomen. Als lid der bouw commissie meent hij die niet te mogen verzwijgen. De deskundigen hebben, na het door hen ingesteld eer-I ste onderzoek, 't van belang geacht de herstelling onder de kano aan een fabriekant op te dragen. Op het eerste aanzien wa? hier nog al iets tegen, doch dit bezwaar is nader geheel opge heven door het besluit van magtiging door den Raad verleend om de herstelling onderhands te kunnen doen. Later zijn de deskundigen nog speciaal uitgenoodigd een per soon daartoe aan te wijzen en zijn tevens aan hun oordeel viei vragen onderworpen waarop na het tweede onderzoek door her schriftelijk antwoord is gegeven. Intusschon waren van vijf la- briekanten aanbiedingen ontvangen, om de vereischte reparaticn te doen. Heel natuurlijk heeft de heer van Gelder zich toen aan de gevraagde inlichting omtrent de aanwijzing van. den besten dier fabriekanten onttrokken, daar hij toch anders handelende de belangen zijner maatschappij zou tegenwerken. Omtrent de som die voor de herstelling moest worden besteed waren de deskundigen het allen eens, en Spr. moet bekennen, dat hem die som zeer in de hand is gevallen j. hij had een veel dat de gunning van dit werk aan de fabriek van den heer van Gelde het noodzakelijk gevolg is van een vroeger raadsbesluit. In het laatst van 't vorige jaar is door deze vergadering besloten, de te doene herstellingen onder de hand aan een daarvoor te kiezen fabriekant op te drageu. Spr. was toen en is ook nu nog, zelfs na de bespreking met de commissie, niet van de wenschelijkheid daarvan overtuigd; doch, dit daargelaten, men heeft aangenomen, dat het verrigten der bedoelde herstellingen niet bij publieke aan besteding zou plaats hebben. Nu kan Spr. zich in de gegeven omstandigheden niet voorstellen, hoe de. heer Attema zich zoo verwondert, dat de keuze gevallen is op de Maatschappij de IJssel, waarvan de heer van Gelder aan liet hoofd staat. Toen de com missie van deskundigen, waartoe de heer van Gelder behoorde, C eene openbare besteding afried, en daarentegen aandrong op eene onderbandsche gunning, en toen de Raad zich met dat gevoelen vereenigde, toen was de persoon, wien het werk gegund zoude worden, aangewezen. Gold het toch een opdragt van vertrouwen, op wien zoude de commissie anders het oog hebben, en dit ver trouwen liever schenken, dan aan een van hen. Had men eene andere fabriek wenschelijker geacht, men had niet in de voor stellen der commissie moeten treden. Hierna wordt, overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter, de gedane mededeeling voor notificatie aangenomen en het nader verslag der commissie van deskundigen ter inzage gelegd. De Voorzitter deelt mede, dat dc aan de gemeente toe- bchoorende huizmge in de kleine Kerkstraat alhier, de voormalige Bijvoegsel tot de Provinciale Frieschb Courant, Infirmerie, ten overstaan van de gezamenlijke hier ter stede ge vestigde notarissen, den 18 Januarij jl. publiek is verkocht aan de heeren Jacob Keijzer, zonder beroep en Doede Attema, goudsmid, beide wonende te Leeuwarden, voor 4819.00. Aangenomen voor notificatie. 9. De Voorzitter brengt ter tafel het janrlijksch verslag van den Archivarius dezer gemeente, omtrent zyne verrigte werkzaam heden in 1869. Ter inzage van de leden. 10. Is gelezen cn voor notificatie aangenomen eene missive van heeren Curatoren van 't gymnasium alhier, dd. 14 Januarij jl., no. 578, houdende mededeeling van de dagen waarop de winter-cxaraina, de promotie en de prijsuitdeeling aan die inrig ting zal plaats hebben. 11. Bij monde van den heer Dirks wordt door de bij raads besluit van 13 Januarij jl., r.o. 5/-29» benoemde commissie, rapport uitgebragt van het onderzoek der rekening en verantwoording van de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier, over 1869. Ter visie, om in eene volgende vergadering te worden be handeld. 12. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van den 13 Januarij jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgemees ter cn Wethouders, op een adres van M. S. Ilirsch, vroeger hoofd onderwijzer aan de openbare Israëlietische Armenschool in deze gemeente, houdende verzoek, dat aan hem even als ten vorigen jare, wederom een gratificatie uit de gemeentekas moge worden toegekend. De vergadering, zich met de conclusie var. dit voorstel vereeni- gernle, heeft buiten beraadslaging eenstemmig besloten lo. aan den adressant Meijer Salomon Ilirsch voornoemd, over 1870 eene gratificatie uit de gemeentekas toe te kennen, ten bedrage van een honderd vijf en twintig gulden 2o. Burgemeester en Wethouders te magtigen om, ter be strijding der sub lo vermelde uitgaaf, art. 3 der Ille afd. van hoofdst. VIII der uitgaven van de begrooting dezer gemeente, dienst 1870, te versterken met een bedrag van een honderd vijf- en twintig gulden uit art. 1 van hoofdst. XI der uitgaven van dezelfde begrooting. 13. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga dering ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethou ders, aangaande het bij raadsbesluit van 11 November 1869, no 11, om berigt en raad in hunne handen gestelde adres van Jo hannes Lubach alhier, het verzoek bevattende, dat zijn aanslag in dc directe belasting op 't inkomen, ten behoeve dezer gemeente dienst 1869, worde vernietigd. De vergadering, instemmende met de conclusie van dit voor stel, heeft buiten beraadslaging cn hoofdelijke omvraag goed gevonden lo. den heer Ontvanger dezer gemeente te magtigen, om den aanslag onder nummer 1011 voorkomende op 't kohier der di recte belasting op 't inkomen, ten behoeve dezer gemeente, dienst 1869, ten name van Johannes Lubach, op te nemen in dejaar- 1 ijk sell e voordragt tot oninvorderbaar-verklaring eu de invordering daarvan inmiddels niet verder voort te zetten 2o. Van 't sub lo genomen besluit mededeeling te doen aan Johannes Lubaeh, aldaar bedoeld, als beschikking op zijn niet gedateerd, doch in de maand November jl. ontvangen adres. 14. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga dering ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethouders, betrekking hebbende op het bij besluit dezer vergadering van 30 December jl., om berigt en raad aan hun eollegie gerenvoijeerde adres van Willem Anthoons Janssen, kleermaker alhier, dd. 27 December te voren, houdende verzoek, dat de aan de gemeente

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 3