44 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Z'fting van Maandag den 4 April 1870. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Zaturdag den 9 April 1870. heer v.tn Slotcrdijek te ondersteunen, te meer nog, omdat toch de exploitatie niet tegen 1 Mei geregeld is. De directeur moet nog cene instructie hebben, cn zeker zal hij ook nog, om zich op de hoogte van zijn vak te stellen, in eene andere gemeente de wijze van bandelen moeten nagaan. Spr. gelooft daarom, dat het geen kwaad doet, den termijn eenigzins te verlengen, om dat de directeur met 1 Mei toch nog niet in functie kan treden. De heer Bminsnia kan toegeven, dat de termijn kort is, maar hij meent tevens, dat men niet uit het oog moet verliezen, dat er met den directeur nog verscheidene zaken moeten worden overlegd. Wordt nu de benoeming uitgesteld, dan gebeurt het alligt, dat de 1 Mei aanwezig is, zonder dat cr een directeur is benoemd, cn gevolgolijk zullen dan de zaken don ouden sleur gaan. Men heeft het echter wcnsehelijk geacht,.om dc oude gebruiken zoo spoedig mogelijk te veranderen, hetgeen in 't be lang der zaak ia te achten. Bovendien merkt Spr. op, dat er in ieder geval toch nog 5 a G dagen tijd is; terwijl liet ook als aannemelijk is tc achten, dat zij, die in de betrekking belang niogtcn stellen, wel dadelijk beraden zijn, om zich als sollicitant aan tc melden. Nadat de Voorzitter zich vervolgens met dc lieeren Wethou ders hieromrtent had verslaan, doet hij namens het collegie 'i voorstel den termijn van aanmelding open te stellen tot cn me 17 April. Dit voorstel wordt in rondvraag gebragt en zonder verdere beraadslaging met nlgcmeeno stemmen aangenomen, waarna het door Burgemeester cn Wethouders aangeboden ontwerp-bcsluit. gewijzigd als bedoeld, mede met algemccne stemmen is vastge steld, zoodat is genomen het volgende besluit: Dc Raad der gemeente Leeuwarden Gelet op zijn besluit van 17 Februarij jl.no. 6/26, waarbij o. a. Burgemeester en Wethouders zijn uitgenoodigd ter. spoe digste over te gaan tot eene oproeping van sollicitanten voor de betrekking van directeur der stadsreiniging, ten einde daarna eene aanbeveling aan den Raad 1c kunnen aanbieden, en waarbij tevens dc bezoldiging van den aan ic stellen directeur wordt bepaald op/ 700.00 's jaars, benevens 3 procent van hetgeen dc exploitatie jaarlijks boven 10,000.00 bruto zal opbrengen. Gehoord het mondeling rapport door Burgemeester en Wet houders te dezer zake uitgebragt; Besluit: a. aan den eventueel te benoemen directeur van de stads reiniging gedurende drie jaren, in tc gaan van het tijdstip zijner infunctietreding, te verzekeren eene vaste bezoldiging van ƒ1200.00 's jaars voor het geval, dat de proccntsgcwijzc belooning in bo vengemeld Raadsbesluit bedoeld, niet voldoende mogt zijn, om zijne bezoldiging tot dat cijfer tc brengen b. Burgemeester en Wethouders tc magtiger. het besluit sub a, ter kennis van belanghebbenden tc brengen en tevens den termijn van aanmelding voor bedoelde betrekking te verlengen tot 17 April c. k. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge meester en Wethouders op de den 31 Maart jl., om berigt cn raad in hunne handen gestelde bezwaarschriften van de hcercn J. W. Karsten wm Tuinen en A. J. van Tuinen, tegen de voor- loopig vastgestelde lijsten, aanwijzende de personen, die in deze gemeente bevoegd zijn tot het kiezen van leden van de Tweede Kamer, van dc Provinciale Staten en van den Gemeenteraad. Nadat op voorstel van den Voorzitter tot de onmiddclijke behandeling van het voorstel was besloten, wordt het daarbij aangeboden ontwerp-be9luit buiten beraadslaging en hoofdelijke omvraag goedgekeurd, zoodat is genomen 't volgend besluit Dc Raad der gemeente Leeuwarden G-zien de door J. W. Karsten van Tuinen en A. J. van Tuinen alhier nader ingezondep bezwaarschriften tegen de voor- loopig vastgestelde lijsten, aanwijzende de personen in die ge meente, die tot 't kiezen van leden van de Tweede Kamer, van de Provinciale Staten en van den Gemeenteraad bevoegd zijn Gezien de bij die bezwaarschriften overgelegde stukken Gelet op 't bepaalde bij artt. 1, 2, 4, 11 en 14 der wet van 1 Julij 1850 (Staatsblad no. 37) regelende het kiesregt enz.; Overwegende, dat de reclamanten van mccning zijn: dc eerste, dat het ten zijnen name op voormelde lijsten uitgetrokken bedrag der door hem te betalen grondbelasting moet worden verhoogd de tweededat hij op die lijsten had behooren gebragt te worden Overwegende, dat die tnccning steunt op dc bewering, dat zij ieder voor een vijfde gedeelte mede betalen de grondbelasting, ge heven van de perceelen ten kadaster bekend ten name hunner zuster Sijtske van Tuinen cn mede-eigenaren, gemeente Leeu warden, sectie E, nummer 277 en sectie G, nummers 1020 tot cn met 1023 en 1008 tot en met 1011, gezamenlijk zuiver be dragende 90.14 Overwegende, dat die meening echter is onjuist; Overwegende, dat toch bij art. 1 der voren aangehaalde wet de bevoegdheid van kiezer van 't betalen eener zekere som in de directe belasting afhankelijk wordt gesteld dat artikel 2 alinea 6 dier wet de beteekenis van 't woord betalen in artikel 1 omschrijft als ,,'t aangeslagen zijn in dc kohie ren, welke op 't oogenblik van 't sluiten der kiezerslijsten tot de loopende dienst behooren," terwijl eindelijk in artikel 4 als bewijsmiddelen voor 't bestaan van den gevorderden aanslag wor den genoemd 't aanslagbillet en (voor 't geval, dal dit billet niet voorbanden mogt zijn) een uittreksel uit dc kohieren der directe belastingen Overwegende, dat uit deze bepalingen, zoo afzonderlijk als in onderling verband, blijkt, dat de wetgever dc kiesbevoegdheid afhankelijk heeft willen stellen enkel van de formele omstandig heid der te naamstelling in dc kohieren, zoodat alleen dc mede- eigenaar ten wiens name eenig perceel in de kadastrale leggers voorkomt en die, volgens de wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad i.o. 22) voor 't geheel bedrag der grondbelasting aansprakelijk is, gerekend wordt die belasting te betalen in den zin als door de kieswet wordt bedoeld dat hieruit volgt, dat de privaat- rcgterlijke verpligtingen van mede-eigenaren, tot 't bijdragen in dc lasten en belastingen, waarmede eenig perceel is bezwaard, geen invloed kan uitoefenen op hunne publick rcgterlijke be voegdheid, in casu de bevoegdheid om als kiezer op te treden; Overwegende, dat alzoo de adressanten op grond van den aanslag hunner zuster S. van Tuinen cn mede-eigenaren niet geregtigd zijn eene wijziging van de kiezerslijsten te vorderen; Besluit: J. W. Karsten van Tuinen en A. J. van Tuinen, ieder voor zooveel hem aangaat, af tc wijzen in 't door hen op den 28 Maart 1870 ingediend bezwaarschrift tegen dc voorloopig vast gestelde lijsten, aanwijzende de personen in de gemeente Leeu warden, die tot het kiezen van leden der Tweede Kamer, van dc Provinciale Staten en van den Gemeenteraad bevoegd zijn. En zal afschrift van dit besluit aan de reclamanten voornoemd, ieder voor zooveel hem betreft en ten zijnen koste, door een' deurwaarder worden beteekend. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. VERSLAG van 't verhandelde ter buitengewone vergadering van den Gemeenteraad te Leeuwarden, op Zaturdng den 9 April 1870. Aanvankelijk 15, later 18 leden tegenwoordig. Afwezig de heer Duparc. Voorzitter de heer D. Zeper, die de vergadering op het daar voor bepaald tijdstip opent. 1. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten de lezing van 't genotuleerde Ier vergaderingen van den 24 en 31 Maart jl. tot eene volgende bijeenkomst aan te houden. 2. Is ter tafel gebragt cn gelezen een voorstel van Burge meester en Wethouders, omtrent het aangaan eener ruiling met den Staat der Nederlanden van den grond gelegen voor het sta tion der staatsspoorwegen in deze gemeente, tegen dc bouwter reinen nos. 29 30 en 31. Ter inzage, om in eene volgende vergadering te worden be handeld. 3. Is ter tafel gebragt en gelezen cene missive van de plaat selijke schoolcommissie alhier, dd. 8 April jl. no. 3595 houdende, ter vervulling van de door het overlijden van den heer dr. P. H. Asraan in die commissie ontstane vacature, aanbeve ling van de heeren dr. O. Schreuder, dr. J. Baart de la Faille en dr. S. R. D. van Wagcningen. Ter inzage, om in cene volgende vergadering tot de benoe ming over te gaan. 4. Zijn ter tafel gebragt cn gelezen adressen van de heeren mr. Ulrich Herman Huber, advocaat bij 't Provinciaal Geregtshof van Friesland, wonende te Leeuwarden, Jacob Hendrik de Vidol de St. Germain, Secretaris van en wonende tc Yclsen en It. A. Verploegh Cha9sé, Burgemeester en Secretaris van en wonende te Vreeswijk, alle het verzoek bevattende, om te worden be noemd tot Secretaris van 't bestuur dezer gemeente. In handen van Burgemeester en Wethouders, om daarop, voor zooveel noodig, bij 't opmaken der aan den Raad in te dienen aanbeveling te letten. 5. Is ter tafel gebragt en gelezen eene resolutie van heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie, dd. 8 April jl., r.o. 26, daarbij de goedkeuring onthoudende aan het besluit dezer ver gadering van 31 Maart te voren, tot wijziging van de gemeente- begrooting, dienst 1870, speciaal betrekking hebbende op de exploitatie van het aschland enz. In handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 6. De Voorzitter brengt ter tafel het door Burgemeester en Wethouders opgemaakt proces-verbaal van verificatie der kas van den heer Ontvanger dezer gemeente, over het le kwartaal van 1870. Ter inzage van dc leden. 7. Aan de orde is de behandeling van het ter vergadering van 24 Maavt jl. ter tafel gebragt voorstel van Burgemeester en Wethouders, betrekkelijk de herstelling der gebrokene ijzeren draaibrug bij de voormalige Vrouwenpoort, waarvan de conclusie strekt Burgemeester en Wethouders te magtigen lo. om de gebrokene ijzeren draaibrug bij de voormalige Vrouwenpoort in deze gemeente te doen herstellen, op de wijze als is omschreven in het den 25 December 1869 opgemaakt verslag van de deskundigen, onder anderen met een onderzoek naar de oorzaak van het breken dier brug belast geweest, onder inachtneming van de wijzigingen, die daarin volgens de nader ontvangen rapporten van 15 en 25 Maart 1870 dienen te wor den aangebragt Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. 2o. om de sub 1 bedoelde herstelling op te dragen aan een fabrickant, die door hun collegie tot dat werk geschikt en be kwaam wordt geacht. Dc Voorzitter zegt, dat intusschen is omgekomen een adres van den lieer Arend Johannes Rooscboom, ijzerfabriekant alhier, waarbij deze verzoekt, dat de Raad in beginsel moge besluiten, om de gebrokene brug door cene nieuwe van plaatijzer construc tie te doen vervangen. Nadat dit adres was gelezen worden de beraadslagingen over het voorstel van Burgemeester en Wethouders geopend. De heer Wiersma zegt, dat over het in behandeling zijnd onderwerp ook is gesproken in de gecombineerde vergadering van Burgemeester en Wethouders met de commissie voor open bare werken, en dat het bij dio gelegenheid is geweest, dat hij heeft behoord tot de minderheid, die zich tegen de voorge stelde herstelling heeft verklaard. Spr. heeft destijds zijne opinie verdedigd, dat in dezen het maker» van cene nieuwe brug boven dc herstelling der gebrokene de voorkeur verdient, aangezien de herstelling van grooten omvang zal moeten zijn, en desniettegen staande aan al de vereischten niet zal kur.nen voldoen. Hij heeft het principe voorgestaan, om de kosten, die eene nieuwe brug, meer dan de hcrstellir-g der gebrokene, zal te weeg bren gen, over te stappen en daardoor een radicaal herstel tc bevor deren. Het bezwaar, dat door het maken eener nieuwe brug op de gemeente wordt gelegd, is niet gering le achten, althans als men mag aannemen, dat de door den heer van Grieken ge maakte berekening juist is, hetgeen Spr. echter in twijfel moet trekken. Met een enkel woord zal hij daarop straks terugkomen cn een paar feiten aanstippen, die hem doen vermoeden, dat de gegevenc berekening niet zoo onvoorwaardelijk is aan te nemen. Maar elke heistelling die minder kost dan eene nieuwe brug, moei in zekeren zin ieder toelagehen. 't Ware nog heter geweest, nis het gehecle ongeval niet bad plaats gehad en de in 1859 geplaatste bruggen solider cn van betere constructie waren geweest. Maar dit is nu eenmaal zoo, en nu wenscht Spr. de vraag te stellen, wat men met eene opoffering van 4000.00 door de herstelling zal verkrijgen. Naar zijn oordeel, eene ge lapte brug, die de oorspronkelijk slechte constructie blijft be houden en daardoor geene voldoende waarborgen voor blijvende soliditeit oplevert. Dan is het beter, al is het met eené grootere geldelijke opoffering, nu eene duurzame verbetering aan te bren gen, door bet plaatsen eener nieuwe brug, welke de constructie gebreken der andere mist. En al ware nu het verschil f 4000.00 en de, begrooting van den heer van Grieken juist, dan nog achtte Spr. het plaatsen eener nieuwe brug wenschelijk. S^r. wil echter eerst tot het rapport zelve terugkeeren. In de eerste plaats moet hij opmerken, dat de heer van Grieken, blijkens het uitgebragt rapport, de herstelling niet onvoorwaar delijk aanraadt, maar alleen zegt, dat, na de op nieuw ontdekte gebreken, de eerst door de commissie aangegevene wijze niet ge volgd kan worden. De conclusie van zijn rapport, is dan ook niet, dat na het aanbrengen der herstellingen de brug goed zal zijn en dat er geen gevaar zal beslaan, dat ze naderhand weder breekt, maar, nadat door bem is aangenomen, dat in de onder linge ligging der ijzerdeeltjes ten opzigte van flkadr geene wijzi gingen hebben plaats gehad, welke kunstterra, volgens Spr's. oor dcel, wil zeggen: breuken, zoo gelooft hij te mogen aannemen, dat, zoo al de niet op nieuw gebroken liggers bij den vat inwendig verzwakt zijn, die verzwakking niet van dien aard zal zijn, dat de veiligheid er door in gevaar kan gebragt worden. Spr. is geen deskundige en kan alzoo niet beoordeelen, of de verzwaring, die volgens het voorstel der commissie zal moe ten worden aangebragt, door het onderwerk kan worden gedra- 13

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 1