52 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 April 1870. 6. De Voorzitter deelt mede, dat bij de op den 13 April jl. plaats gehad hebbende opening van de bus bestemd voor de inlevering van aanvragen, om bouwterreinen in eigendom te be komen, daarin aanwezig is bevonden eene aanvrage van den heer W. T. Overmeer te Makkura, om het perceel op de be trekkelijke lijst en situatiekaart met nummer 16 aangeduid, welk perceel door Burgemeester en Wethouders aan den aanvrager provisioneel in koop is toegewezen. Aangenomen voor notificatie. 7. De heer Gorter brengt ter tatel en geeft lecture van het rapport der commissie, die bij raadsbesluit van 4 April jl., no. 1/119, is belast met het onderzoek der rekening en verantwoor ding van de commissie van toezigt over het stads werkhuis, dienst 1869. Ter inzage, om in eene volgende vergadering te worden be handeld. 8. De Voorzitter stelt voor over te gaan tot de benoeming van leden voor het bureau van stemopneming voor de verkiezing van twee leden van den Gemeenteraad op Dingsdag den 26 April a. s. Hiertoe besloten zijnde, is de uitslag van de gehouden stem mingen en herstemmingen geweest, dat zijn benoemd tot leden der eerste afdceling, waarvan de Burgemeester ambtshalve Voorzitter is, de heeren mr. H. Wiersma en mr. J. üirks voor de t<veede afdeeling, tot voorzitter, de heer wethouder E. Bloembergen en tot leden, de heeren mr. J. Minnema de With en J. OosterhofT Wzn. 9. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering van 24 Maart jl. ter tafel gebragt rapport van de commissie, belast geweest met het onderzoek der rekening en verantwoor ding van het collegie brandmeesters, wegens de kosten der brand weer in deze gemeente, over het dienstjaar 186 9. De vergadering, zich met de conclusie van 't rapport vereeni- gende, heeft buiten beraadslaging met algemcene steramen be sloten 10. de rekening en verantwoording van het collegie brand meesters, over het dienstjaar 1869, goed te keuren in ontvang en uilgaaf beide tot een bedrag van f 2927.52 2o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen het collegie brandmeesters van dat besluit kennis te geven, onder mededee- ling van het onder sub 2 en 4 in het rapport der commissie opgemerkte en het voorts den dank van den Raad te betuigen voor het gehouden naauwkeurig beheer. 10. Wordt in behandeling genomen het rapport van de com missie, in de vergadering van 31 Maart jl. ter tafel gebragt, die bij raadsbesluit van 24 Maart te voren werd opgedragen het onderzoek van een voorstel van de commissie van bestuur over het stads ziekenhuis, tot wijziging van de begrooting dier instelling, voor de dienst van 1869. De vergadering, instemmende met de conclusie van het rap port, heeft dienovereenkomstig buiten beraadslaging en hoofdelijke omvraag besloten De door de commissie van bestuur over liet stads ziekenhuis voorgedragen wijzigingen der bcgrooting van de inkomsten en uitgaven, ten behoeve dier inrigting, voor het dienstjaar 1869, goed te keuren en mitsdien die begrooting gewijzigd vast te stellen in ontvang en uitgaaf beide tot een bedrag van f 8798. 11. Overgegaan zijnde tot dc benoeming van een lid der plaatselijke schoolcommissie, ter vervulling der vacature ontstaan door het overlijden van den heer dr. P. II. Asman, is de uitslag van de gehoudene stemming geweest, dal van de 16 stom men waren uitgebragt op den heer dr. O. Schreuder 11 en op den heer dr. J. Baart dc la Faille 4, terwijl een briefje blanco werd bevonden, weshalve de heer dr. O. Schreuder met meer derheid van stemmen tot lid der schoolcommissie voornoemd is verkozen geworden. 12.' Wordt overgegaan tot de benoeming van eene secondante aan dc Franschc school voor jonge jufvrouwen in deze gemeente, op eene jaarwedde van drie honderd gulden. De uitslag van de ter zake gehoudene stemming is geweest, dat mejufvrouw Laurentia Wilhclmina Ovink, secondante te Ticl, met 15 van de 16 stemmen, zijnde een stem uitgebragt op mejufvrouw Er- kina Johanna van Braambeek te Arnhem, voor de onderwerpelijke betrekking is benoemd geworden. 13. Aan do orde is dc behandeling van het in de vergade ring van 9 April jl. door den heer Wiersma gedaan voorstel, om lo. de gebrokene brug aan de voormalige Vrouwenpoort te doen vervangen door eene nieuwe draaibrug vau plaatijzer con structie 2o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, zoo spoedig doenlijk te dien einde aan den Raad de noodige voorstellen te doen en 3o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, zoo spoedig mogelijk voorstellen aan den Raad te doen, omtrent het plaatsen eener hulpbrug, ten einde aan het bezwaar van langere strem ming der passage te gemoet te komen. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders omtrent het maken eener hulpbrug het advies van den architect hebben ingewonnen hij heeft het niet ondienstig geacht den Raad met den uitslag van het ingesteld onderzoek kenbaar te maken en verzoekt den secretaris den brief van den architect te willen lezen. Nadat bedoelde brief was gelezen, zegt dc Voorzitter, dat de architect verzocht is aangaande de kosten eener hulpbrug de noodige inlichtingen te gevendat de architect daaraan heeft voldaan en gisteren het zoocven voorgelezen sehrijven beeft in gezonden. Hij heeft gemeend den inhoud daarvan voor de be handeling van het aan de orde zijnd voorsteld aan de vergade- dering mede te deelen. Spr. wenscht alsnu in overweging te geven punt 3 van het voorstel niet dadelijk in behandeling te nemen, omdat de zaak van het leggen eener hulpbrug r.og al van groot belang is. Het komt hem meer verkieslijk voor het schrijven van den architect in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders, ten einde daaromtrent, na de bouwcommissie ter zake te hebben gehoord, met den raecsten spoed hunne zienswijze aan den Raad kenbaar te maken. Tlij gelooft, dat op die wijze deze zaak nog al ge makkelijk zal losloopen en stelt zich voor het ter zake in fc dienen voorstel in eene buitengewone vergadering te behan delen. De heer Wiersma wenscht te weten, of de architect ook ge hoord is over de kosten verbonden aan het maken eener loop brug. Het schrijven handelt alleen over een rijdbrug over eene loopbrug is daarin geen advies gegeven. Voorts merkt Spr. op, dat volgens den architect de hulpbrug eene lengte moet hebben van 45 meters de ijzeren draaibrug daarentegen had slechts eene lengte van 20 meteis. Hij vraagt, waarom juist de grootste breedte der gracht wordt genomen F Het komt hem voor, dat de hulpbrug evengoed op het voetstuk der gebrokene of wel onmiddellijk daarnevens is te plaatsen. In ieder geval is een verschil van 20 of 45 meters te groot, waarom hij vraagt, of niet over mindere breedte de brug te leg gen is Vervolgens moet Spr. nog de vraag doen, of het wel noodig is, dat de brug over een zoo groot gedeelte beweegbaar moet zijn? Hij wijst er op hoe in onderscheidene Ilollandsche plaatsen bruggen worden aangetroffen, die slechts over een zoo klein gedeelte beweegbaar zijn, dat er juist ruimte genoeg is, om er GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 April 1870. 53 den mast van het schip te kunnen doorlaten; zoodanige bruggen zijn eenigzints hooger gelegd en bieden aan dc schepen gelegen heid, om er met hovenlust en al onder langs te varen. Wanneer, zegt Spr., hier eene hulpbrug op die wijze kon worden ingcrigt, zou zulks, naar hij zich voorstelt, eene aanmerkelijke verminde ring van het kostcn-bedrag tengevolge hebben en het plaatsen eener hulp-rijdbrug misschien mogelijk maken. De Voorzitter antwoordt, dat de plaats, die voor het stellen eener hulpbrug is aangenomen, als de juist daarvoor aangewezen plaats is te beschouwen. Neemt men in aanmerking, dat de toenadering met rijtuigen langs de Torenstraat moet plaats heb ben en dat welligt ook sommige voertuigen van uit de Kerk straat en achter den Prinsentuin langs komen, dan gelooft Spr., «lat de meest geschikte plaats voor het leggen eener hulpbrug onge veer tegenover het huis van den kastelein de Roos is, te meer nog «laar op die plaats aan de beide zijden der gracht de wallen glooijen. Onmogelijk is het naar Spr's raeening, de hulpbrug onmid dellijk naast de gebrokene brug te leggen; die onmogelijkheid is daarin gelegen, dat aar. de eene zijde het huis van den brug- paebter de toenadering belet en aan de andere de passage te naauw is. Bovendien zal men dan telkens bij het leggen eener nieuwe brug mocijelijkheden ondervinden, vermits die nieuwe brug van tijd tot tijd gedraaid moet worden. Verder zegt Spr., dat aan den architect de vraag is gedaan, of er ook bezwaren bestaan, om de hulpbrug over den penant der gebrokene brug te leggen, nadat deze zal zijn opgeruimd maar ook daartoe bestaat geene gelegenheid, omdat de opruiming nog een belangrijken tijd zal vorderen. Die opruiming zal zoo geschieden, dat van de geamoveerde brug een gedeelte bij het raaken der nieuwe kan worden gebruikt. Wil men dus eene hulpbrug over deti penant leggen, dan zal dit een maatregel van slechts zeer korten duur zijn op zijn mooist genomen zul men dan 3 a 4 weken van de hulpbrug gebruik kunnen maken. Dit, zegt Spr., zijn de reden waarom de hulpbrug op het breedste der gracht gelegd moet worden. Hij moet opmerken dat, aangezien langs de gracht vele groote schepen passeren, de hulp brug eene aan zoodanige schepen geüvcnrcdigde doorvaartswijdte behoort te hebben. Nu is wel door den heer Wiersma opgemerkt, dat in Holland bruggen worden aangetroffen, die slechts voor zoodanig gedeelte beweegbaar zijn, dat er een raast van een schip door kan maar, naar Spr, meent, kan zoodanige brug hier niet aan de vcreischteu beantwoorden. Dc schepen toch, die hier passeren, hebben meestal een vast staand want, hetgeen ze niet los kunnen raaken, omdat het ook al tot bevestiging der lading dient. Men zal dus hier niet alleen voor den mast, maar ook voor het want van het schip gelegenheid tot doorvaart moeten maken, Spr. acht intusschen het maken eener hulpbrug eene zaak, waaromtrent eerst de beschouwingen der bouwcommissie dienen te worden ingewacht. Hij gelooft, dat men, voorgelicht door die commissie, een besluit zal kunnen nemen waarmede de zaak op geregelde wijze afloopt. De heer Westenberg zou zich met het voorstel van den Voor zitter kunnen vereenigen, wanneer er eene zaak was uitgemaakt, namelijk, of men hier eene hulpbrug wenscht geschikt voor de passage met voertuigen. Is dat niet uitgemaakt, dan gelooft Spr., dat de bouwcommissie niet wel van voorlichting kan strek ken. Te oordeelen naar den inhoud van den zooeven gelezen brief van den architect, gelooft Spr., dat aan eene in dien geest te leggen hulpbrug nog al vrij wat werk zal zijn het komt hem zelfs voor, dat het niet onwaarschijnlijk is, dat èn de te maken nieuwe brug cn de volgens het advies des architects te leggen hulpbrug gelijktydig klaar zullen zijn. Spr. had zich de Bijvoegsel tot de Pbovihcialb Friebchb Courant. zaak anders voorgespeld. Naar hij meent is thans de Verlaats- brug weder gereed. Wanneer nu, zegt bij, hier gelegenheid be stond om de voetgangers te helpen, dan gelooft hij, dat men een heel eind gevorderd i9. Hij ziet volstrekt geen bezwaar, om ter plaatse van de gebrokene brug een flink vonder le leggen. Het komt er derhalve, naar Spr's. mcening, op aan, dat de Raad heden uitmake of de hulpbrug rijd baar zal moeten worden ge maakt. De lieer Jong8ma zegt, dat wanneer hij vroeger het leggen ccncr hulpbrug noodig achtte, clan bestond alleen bij hem het denkbeeld, om die brug lijdbaar te doen maken. Het komt hem toch voor, dat in dc passage van voetgangers voor het tegen woordige genoegzaam is voorzien, ook op den marktdag, als wanneer nevens de gewone pont, nog een ander grooter vaartuig tot het overzetten van personen wordt gebezigd. Zij het ook, dat daarmede niet geheel in de behoefte is te voorzien, betrek kelijk is toch het ter plaatse bestaand oponthoud niet der moeite waard, om daarvoor eene hulpbrug te leggen. Het cenigste wat Spr. wenschelijk zoude achten is eene rijdbrugen voornamelijk met het oog op de aanstaande kermis. Wanneer nu echter punt 3 aan het voorstel aan Burgemeester en Wethouders wordt gerenvoijeerd, dan gelooft Spr. te mogen aannemen, dat de hulp brug niet voor liet begin der maand Mei kan worden aanbesteed. Neemt men nu nog in aanmerking, dat de aannemer niet dade lijk gereed is, om met het werk een aanvang te maken, dan zal, op zijn gunstigst genomen, de hulpbrug tegen de maand Augus tus in orde zijn. De kermis zal alsdan voorbij zijn en de redenen, die Spr. zouden leiden, om aan het maken eener rijd brug zijn stem te geven, zullen daarmede ook vervallen zijn Wel acht hij het maken eener hulpbrug wenschelijk, doch niet wanneer het genot daarvan niet tegen de kosten kan opwegen en wanneer de noodzakelijkheid zulks niet dringend gebiedt. Spr. ondersteunt daarom het gevoelen van den heer Westenberg, om nu uit te maken of eene rijdbrug zal worden gelegd. De heer Wiersma moet er op wijzen, dat zijn voorstel, spe ciaal punt 3 er van, zóó i9 gesteld, dat het in 't midden wordt gelaten, of eene rijd- of voetbrug zal worden gelegd. Hij kan de bezwaren begrijpen, die door den architect en ook door de vorige Spr's. tegen het leggen eener rijdbrug worden aangevoerd. Hij kan zich echter minder vereenigen met het gevoelen van den heer Jongsma, als zoude thans op voldoende wijze in de be hoeften van voetgangers zijn voorzien. Integendeel, Spr. passeert bijkans alle dagen bedoelde plaats en telkens merkt hij liet on voldoende der bestaande gelegenheid op. Te meer laat zich dat gevoelen bij regenachtig weer, wanneer men eenige oogenblikken moet staan te wachten. Op den marktdag worden wel is waar twee schepen tot het overzetten gebruikt, maar ook deze zijn niet in staat de communicatie alsdan op geregelde wijze te on derhouden. Aan den anderen kant gelooft Spr., dat het plaat sen eener hulpbrug geen groot bezwaar opleverthij althans is nog niet overtuigd, dat daarvoor van den penant geen gebruik: kan worden gemaakt, wanneer namelijk zulks op dezelfde wijze geschiedt als in der tijd bij de Prins Hendriksbrug heeft plaats gehad. Men zal die brug zoolang kunnen gebruiken tot dat men met bet leggen der nieuwe brug geheel klaar is. Moge het dan ook nog een veertien dagen duren voor de passage ge heel hersteld is, men zal dan toch in ieder geval gedurende den zomer en vooral in de kermis aan het bezwaar hebben tegemoet gekomen. Naar Spr. meent, heeft de tijdelijk bij de Prins Hen drikstraat gestelde brug niet veel gekost; wel is waar zat dc hier te stellen voetbrug, omdat ze beweegbaar moet worden ge maakt, iets meer kosten, doch dat meerdere zal niet van een zoo overwegend belang zijn, dat men daarom van het maken er van moet afzien, Spr. moet er ten slotte op drukken, dat de be 15

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 2