GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag den 14 April 1870.
hoefte van voetgangers voorziening eischt. Wel had hij liever
gewenscht, dat er eene hulpbrug ware gelegd ook geschikt voor
de passage met rijtuigen, doch het bezwaar daarvan had hij
reeds ingezien en 't daarom ook bij zijn voorstel in 't midden
gelaten hoedanige brug gemaakt moest worden.
Dc heer Gorter zegt, dat hij reeds, voor dat de heer Wicrsraa
zooeven het wooid opnam, het denkbeeld had overwogen, om
liier eene hulpbrug te leggen, gelijk aan die, in der tijd bij de
Prins Hendriksbrug gesteld. l)ie hulpbrug heeft, als Spr. zich
goed. herinnert, nagenoeg ƒ600.00 gekoot. Was dus dat bedrag
hier het eenige bezwaar, dan zou Spr. geen oogenblik aarzelen
ook hier zoodanige hulpbrug te leggen. Maar dit is niet het
geval. Bij de Prins Hendriksbrug was in der tijd dc scheepvaart
gesloten, waarom men daar met een vaste hulpbrug kon volstaan.
Hier echter behoeft men eene beweegbare brug.
Er is echter bij Spr. een ander denkbeeld opgerezen, dat wei-
ligt beter bij dc bouwcommissie ter sprake kon worden gebragt,
maar toch ook hier niet van onpas is te achten. Hij bedoelt
namelijk, of niet door eene groote schouw in de behoefte is te
voorzien. Spr. stelt er groot belang in, om op eenigerhunde wijze
de toenadering ter bedoelder plaatse te verbeteren. Dit zal, naar
hij meent, door het beschikbaar stellen eener schouw, mede in-
gerigt voor voertuigen op gemakkelijke wijze, zelfs tot dat de
nieuwe brug geheel klaar is, kunnen geschieden.
Wat aangaat het leggen eener hulp-rijdbrug, Spr. gelooft, dat
zoodanige hulpbrug niet anders dan tegenover de herberg van de
ltoos kan worden gemaakt, de plaats, die ook door den architect
daarvoor wordt aangewezen. Hij gelooft echter, dat de kosten,
aan zoodanige brug verbonden, allerbelangrijkst zullen zijn. Naar
zijn denkbeeld zullen ze minstens een som van f 4000.00 moeten
bedragen. Ilij vereenigt zich derhalve met het voorstel van den
Voorzitter en acht het wcnschelijk, dat vooiaf worde nagegaan
of niet op andere wijze een betere toestand kan worden verkregen.
De heer Bruinsma geeft te kennen, dat de lengte der hulp
brug geen 45 meters zal bedragen, maar dat, om reden op de
plaats waar ze gelegd moet worden, geen steenen walm uren aan
wezig zijn en de wallen ter weerszijde van de gracht glooijen, de
brug ook voor een gedeelte op dan wal komt te liggen dat
gedeelte moet dus van de lengte afgerekend worden.
Overigens wil Spr. erkennen, dat de hulpbrug bij de Prins
Hendrikstraat niet veel heeft gekost, maar hij moet er bij op
merken, dat men daar, vermits tegelijker tijd de vaart was ge
sloten, met eene vrste brug kon volstaan. Hier echter kan de
vaart moeijelijk gestremd worden, zoodat de hulpbrug in ieder
geval eene doorvaartswijdtc zal moeten hebben, gelijk staande met
die van eene der 'orugopeningen der gebrokene brug. Dit geeft
groote kosten, te meer als dc brug eenigzins solied zal worden
gemaakt, 't geen vooral wcnschelijk is te achten. Spr. brengt in
herinnering, dat in der lijd 'toen de gracht ter plaatse is geslat,
ook de vaart gestremd is geweest, en dat toen ook eene hulp
loopbrug is gelegd. Men heeft toen echter vele moeijelijkhedcn
ondervonden, omdat de brug niet alleen door voetgangers, maar
ook voor de passage van vee, karren en andere kleine voertuigen
werd gebruikt. Wil men dus eene voetbrug, dan is iu ieder
opzigt soliditeit aan te bevelen.
Wat betreft de opmerking van den heer Gorter, om door eene
schouw in de behoefte te voorzien, ook dat denkbeeld is reeds lei-
sprake geweest. Men is echter op de raoeijelijkheid gestuit, om
eene geschikte schouw te verkrijgen.
De heer Attema moet, wanneer hij de discussion, die van tijd
tot tijd over de bruggenhistorie hebben plaats gehad, nagaat, tot
de conclusie komen, dat men veel zit te redeneren, en intusschen
deizaak laat zooals ze is. Ilier is, zegt Spr. van toepassing het: „delibe-
rante Senatu perit Saguntura." Ieder dag wordt echter de schade,
die de bewoners van panden bij de Vrouwenpoort ondervinden,
grooter. Men mag het als eene goedwilligheid beschouwen, dat
zij het gemeentebestuur, als ware het, niet met adressen bestor
men, gelijk zulks vroeger heeft plaats gehad door de bewoners
der buurt Olde Galilcën, die, toen door eene verlegging van het
vaarwater de communicatie minder voldoende wierd, niet ophiel
den met het inzenden van adressen, het eene in beleefde, het
andere in min beleefde bewoordingen vervat. Met gevolg daarvan
is geweest, dat de Raad ten slotte tot het besluit is gekomen,
om de daar afgebroken gemeenschap door het leggen eener ijzeren
voetbrug weer in den vrougeren toestand terug te brengen. De
bewoners bij de Vrouwenpoort houden zich echter stil, en wach
ten de beslissing van den Baad in dezen met gelatenheid af.
De toestand blijft echter zooals hij is en dit mag, naar Spr.
meent, niet langer zoo voortduren. Er heeft hier eene buitengewone
ramp plaats gehud, en die vereischt ook, dat buitengewone
maatregelen in toepassing worden gebragt, om het daardoor
ontstaan gebrek aan passage te verhelpen. Er moeten hier
voorzieningen worden genomen, zij het ook, dat deze met
belangrijke kosten gepaard gaan. Spr. gelooft, dat de Raad
verpligt is de ufgebrokene gemeenschap te herstellen en daar
mede niet langer mag talmen. Daarom is hij er sterk voor,
dat de Raad thans uitspreke bet beginsel wat hij wil. Men zal
hem kunnen tegenwerpen, dat de zaak op de gevolgde wijze
kan worden gecontinueerd, doch hij acht zulks niet denkbaar.
Hij is van oordeel, dat er wel een beter middel bestaat, om in
de behoefte te voorzien, echter niet op de wijze als door den ar
chitect bedoeld, daar eene hulpbrug overeenkomstig diens opinie
ingerigt, Spr. haast tot de vraag zou kunnen leiden, of dan niet
de geheclc ijzeren brug kan worden gemist. Moet toch eene
hulpbrug ƒ4500.00 kosten, dan zou de gemeente beter doen
zoodanige brug definitief voor de passage ter plaatse te bestem
men. In ieder geval acht Spr. het evenwel van belang, dat nu
een besluit worde genomen hoedanig de Raad wil. Wordt eer3t
daaromtrent nog- aan Burgemeester en Wethouders eene opdragt
verstrekt, die alsdau met de bouwcommissie zullen onderhande
len, dan verkeert men tamelijk in 't onzekere wanneer een defi
nitive maatregel tot stand zal komen. Spr. geeft in overweging
thans een positief besluit te nemen. Hij zou wcnschen voor te
stellen, om door het leggen eener voetbrug, op de meest ge
schikte plaats, de passage te herstellen. Hij gelooft, dat men
daardoor aan de vereischten van het oogenblik voldoet en aan
de bestaande bezwaren tegemoet komt. Hij zou het betreuren
als de gebrekkige gemeeuschap nog langer voortduurde. Naar
zijne meeuing brengt de morele verpligting mede, om dc inge
zetenen bij de Vrouwenpoort te helpen.
De heer Bloembergen beaamt het, dat spoedig handelen in
het onderhavig geval een vereischte is, maar toch komt het hem
niet geraden voor, dat hier de viaag, of eene hulpbrug gelegd
zal worden of niet, zonder dat de zaak eerst bij de commissie
van opeubare werken besproken is, worde uitgemaakt. Het hangt
hier toch hoofdzakelijk af, of men eene voldoende brug binnen
een betrekkelijk kort tijdsbestek zal kunnen verkrijgen en of dc tijd,
gedurende welken men er gebruik van kan maken, tot het maken der
kosten, die uit den aard der zaak nog al belangrijk zullen zijn,
aanleiding geeft. Zoo toch het voorstel ligt zal eene hulpbrug,
geschikt voor de passage van voertuigen, ƒ4500.00 moeten kos
ten eu daarmede een tijdperk var. drie maanden gemoeid zijn
hoogstens zal dus in dat geval gedurende eerie maand van de
hulpbrug gebruik kunnen worden gemaakt. Het komt Spr. der
halve voor, dat, wanneer de commissie van openbare werken tot
de conclusie raakt, dat aan eene rijdbrug niet te denken valt,
het de vraag zal kunnen wezen, of niet op andere wijze een vol-
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN, i
doend resultaat is te verkrijgen. liet is Spr. bevreemdend, dat
ccnc tijdelijke voorziening in dc passage eene zóó groote opoffe
ring moet kosten. Wil men hier een maatregel treffen waar
mede aan het bezwaar der ingezetenen kan worden tegemoet ge
komen, dan zou naar Spr's. gevoelen, het allezins overweging
verdienen eene rijdbrug te inaken. Hij voor zich prefereert zoo
danige brug verre boven eene voetbrug.
Spr. is naar aanleiding van een en ander van oordcel, dat de zaak
eerst een punt van behandeling moet uitmaken bij dc commissie voor
openbare werken; deze zal zich met den architect kunnen verstaan
en dan zal het dc vraag wezen, of nog op goedkoopere wijze een
voldoende maatregel tot stand is te brengen. Om slechts een
voorbeeld aan te halen, zou de hulpbrug zoodanig kunnen wor
den ingerigt dat later de afkomende materialen weder voor andere
gemeentewerken dienstbaar kuuncn worden gemaakt. Voor dat
een besluit worde genomen, acht Spr. een onderzoek gewenscht.
Hij voert nog aan, dat het collegic van Dagelijksch Bestuur zich
heeft gekweten, om gelijktijdig met de behandeling van het voor
stel eene berekening van de kosten eener rijdbrug over te leggen.
Omtrent die verbonden, aan het maken eener voetbrug heeft het
echter geen onderzoek gedaan.
De heer Wiersnia moet met een enkel woord op het door
den heer Bloembergen gesprokene antwoorden. Dc heer Bloem
bergen, zegt Spr., wijst op het wcnschelijke, dat eerst de com
missie voor openbare werken ter zake worde gehoord. In
beginsel is Spr. het volkomen met den heer Bloembergen eens,
doch thans acht hij het volgen der voorgestelde wijze van han
delen niet wenschelijk.
Spr. had in dat geval liever gezien, dat de commissie van
openbare werken vóór deze bijeenkomst ware gehoord. Hij heeft
echter de onmogelijkheid daarvan begrepen, daar de architect
eerst den vorigeu dag zijn advies had ingezonden. Wanneer dat
advies vollediger ware geweest en niet alleen over de bezwaren,
aan eene rijdbrug verbonden had gehandeld, maar ook eene op
gave van kosten eener voetbrug had behelsd, dan had de Raad
beter ingelicht geweest omtrent het gedane voorstel welk voor
stel eene hulpbrug bedoelt, 't zij dan eene rijd- of wel ceue
voetbrug.
Wat het advies zelf betreft, de architect, zegt Spr., geeft op,
dat eene rijbrug f 450U moet kosten. Ilij wil zich daarbij
neerleggen, omdat hij zich niet in staat acht die kosten te be-
I rekeneu en ziet dan ook bezwaar in het leggen eener rijdbrug
èn om de kosten èn om den duur der zamenstelling. Maar
ccnc hulpbrug blijft hij wenschelijk achten en hoewel hij de
kosten daarvan nu niet weet wenscht hij een besluit tot het
plaatsen eener zoodanige brug toch uit te lokken. Vóór alles
evenwel moet Spr. zich thans tegen verder uitstel verklaren. Dc
zaak eischt, naar zijn oordeel, spoed. Om nu eerst nog nader
advies in te winnen en dan later in eene buitengewone verga
dering een besluit te nemen, komt hem niet wenschelijk voor.
De zaak ondervindt daardoor weder eene vertraging, die in geen
opzigt geraden is te achten. Spr. gelooft, dat het thans tijd
is zoo niet tot het maken eener rijdbrug, dan toch tot het leg-
eener voetbrug te besluiten.
Hij stelt daarom voor het 3e lid van zijn voorstel te wijzigen
cn aldus te doen luiden „tot het leggen eener voetbrug bij dc
„voormalige Vrouwenpoort, tot tijdelijk herstel der aldaar ver-
„brokene gemeenschap."
Daardoor wordt het onbepaalde van zijn voorstel weggenomen.
Van wezenlijk belang acht Spr. het, dat dadelijk maatregelen mor
den genomen.
De Voorzitter merkt op, dat, toen gepasseerde Zaturdag het
voorstel van Burgemeester en Wethouders is verworpen, aan den
architect is opgedragen te dienen van advies, omtrent de kosten
itting van Donderdag den 14 April 1870. 55
eener hulpbrug. Het lag echter voor de hand, dat daarmede
eene rijdbrug werd bedoeld. Wanneer toch de discussien, die
ter Zake zijn voorgevallen worden nagegaan zal men opmerken,
dat altijd van ceue rijdbrug sprake is geweest. Het is daarom
verklaarbaar, dat de architect bij zijn onderzoek zich alleen bij
eene rijdbrug heeft bepaald. Ware er vroeger ook van eeno
voetbrug sprake geweest, dan zou ook daaromtrent het bedrag
der kosten zijn opgegeven, maar men heeft altijd het oog gehad
o]) eene rijdbrug, die zeker ook het meest verkieslijk is to
achten.
Voorts meet Spr. opmerken, dat dc kosten eener voetbrug
ook nog al belangrijk zullen zijn, althans belangrijk meer dan
van die, in der tijd bij de Prins Ilendrikbrug gelegd, opgrond,
dat die brug zeer gemakkelijk was te stelleu het was eene zeer
eenvoudige loopbrug en, daar de vaart was gesloten behoefde ze
ook niet beweegbaar te zijn. Eene loopbrug bij de Vrouwen
poort zal echter veel kostbaarder zijn, omdat ze van een Hap
zal moffen zijn voorzien. Bovendien zal ze van zoodanige con
structie moeten zijn, dat er geene ongelukken kunnen plaats
grijpen. Eene brug zonder flap kan veel gemakkelijker en met
minder kosten worden gemaakt.
Overigens wil Spr. dc beslissing aan dc leden van den Raad
overlaten. Ilij is echter niet van zijne zienswijze teruggebragt
en blijft het wcnschelijk achten, dat eerst nader onderzoek worde
ingesteld.
De heer Bruinsma zal zich met het voorstel van den heer
Wiersma, om dadelijk tot het leggen eener voetbrug te besluiten
niet vereenigen. Naar Spr.'s gevoelen dient men vooraf te weten
binnen hoeveel tijd eene hulpbrug gereed kan zijn. Voor het
maken eener rijdbrug heeft men een tijdperk van 13 weken noo-
dig. Wanneer nu voor eene voetbrug gelijken tijd gevorderd
wordt, dan zal Spr. zich tegen het leggen er van verklaren.
De heer Westenberg zal zich met het voorstel vereenigen.
Zoo straks heeft hij als zijn gevoelen te kennen gegeven, dat de
Raad moest uitmaken wat hij wilde. Na de plaats gehad heb
bende discussien is het Spr. gebleken, dat eene voethrug wordt
gewenscht, waarom hij zich bij het voorstel kan neerleggen.
De heer Dirks wenscht te observeren, dat men omtrent de
som nu gccne zekerheid heeft. Hij gelooft, dat de hier te leg
gen voetbrug niet met de vroeger bij de Prins Hendrikstraat
gelegde vergeleken kan worden. Ilij wijst er op, dat men hier
bovenal eene solide brug moet hebben, daar er immers ook vele
groote schepen zullen passeren. Ze zal in ieder geval een
stootje moeten kunnen uitstaan. Spr. verbeeldt zich althans, dat de
groote schepen bij stormachtig weder niet gemakkelijk tegen te
houden zijn. Het kan dus ligt gebeuren, dat het een of ander
schip er tegen aan loopt en daartegen dient, naar Spr. meent,
de brug bestand te zijn, anders heeft men alligt ongelukken te
verwachten. Spr. brengt slechts in herinnering welk schroomc-
lijk ongeluk onlangs bij Dusseldorp heeft plaats gehad, alwaar,
ook tengevolge van het aanvaren van een schip, eene brug is
ingestort, hetwelk aan verscheidene menschen het leven heeft
gcko9t. Daarom moet hij er op indachtig maken, dat vooral de
grondvesten der brug goed solied moeten zijn.
De heer Bloembergen acht zich verpligt nog te kennen te
kennen te geven, dat hij zich met het voorstel niet zal vereeni
gen, niet omdat hij geen tijdelijken maatregel wenschelijk acht
integendeel wenscht hij gaarne mede te werken tot het herstei
len der passage maar omdat hij zich niet genoegzaam inge
licht acht. Ilij wil nog liever eene rijdbrug als eene voetbrug
en daarom wil bij nadere inlichtingen ontvangen. De som daar
toe vereischt is groot. Maar Spr. evenwel oordeelt, dat men
eerst dan met grond een oordeel kan vellen wanneer het bekend