96 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 14 Julij 1870. De heer Wiersma kan zich voor een gedeelte met het dooi den heer Rengers gesprokene vereenigen. Zooals toch de zaak is liggende heeft alléén het ie punt der conclusie van Burge meester en Wethouders betrekking op het voorstel der raadsleden. Tot zoo ver komt het er niet op aan, welk voorstel het eerst aan de stemming onderworpen wordt. Wordt «lat eerste punt verworpen, dan zal men met het voorstel der raadsleden van voren af aan kunnen beginnen, zonder dat het nöodig is, dat de verdere punten worden ingetrokken. Spr. toch beschouwt de zaak zoo, dat met het eerste punt het pro-advies omtrent het voorstel der raadsleden eindigt. In ieder geval zal men dus, waar dat advies eindigt, ook, volgens Spr's gevoelen, met de verdere behandeling kunnen ophouden. Den heer Bloembergen komt het voor, dat de door den heer Rengers bedoelde behandeling is in Overeenstemming met het reglement van orde voor de vergaderingen van den Raad. Het voorstel der raadsleden, hier bedoeld, is om consideration en advies in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld deze hebben geadviseerd het niet aan tc nemen. Vercenigt zich uu de Road met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, en verwerpt hij alzoo dat der commissie, dan is door het collcgie tevens aangegeven, hoedanig men verder zal behooren tc handelen. Wordt echter het voorstel van Burgemeester cn Wethouders verwor den, dan bevat art. 58 ten dezen het noodige voorschrift, welk art. luidt: „Indien het voorstel eener commissie" (in dit geval Burgemeester en Wethouders) „geheel of gedeeltelijk wordt afge stemd, beslist de Raad, of de zaak, waartoe het betrekking heeft, naar de commissie terug gezonden of in handen eener nieuwe commissie gesteld, dan wel of over die zaak zelve, zonder nader verslag, beslist zal worden." Spr. gelooft derhalve dat hier de weg aangewezen is. Immers, wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders verworpen, dan zal de Raad eenvoudig hebben te beslissen of het voorstel «Ier heeren Wiersma c. s. op nieuw naar het collegie of eene andere commissie zal worden verzonden, dan wel of het zonder nader verslag zal worden behandeld. De heer Briiinsma is van oordeel, dat de kwestie gemakke lijk te verhelpen is. Er worden door Burgemeester en Wethou ders 4 punten van conclusie voorgedragen; wanneer het le puut, tot niet aanneming van 't voorstel Wiersma c. s., wordt gemerkt litt. a eu de overigen litt. b, dan zal men die gemerkt b kun nen aanhouden tot na behandeling van het voorstel der bedoelde hecren. De heer van Eijsinga, hoewel constaterende, dat er verschil bestaat tusschen de antwoorden van den Vooizitler en van de andere leden van het collegie, kan na het gesprokene de behan deling der zaak gerust aan «le leiding van den Voorzitter over laten. Eene enkele waag wenscht hij echter nog te doen en wel, of hij het goed heeft verstaan, dat, voor 't geval punt 1 van de conclusie van Burgemeester en W ethouders, hetwelk het eerst aau stemming zal worden onderworpen, wordt afgestemd, dan ook nog de verdere punten dier conclusie aan de stemming zullen worden onderworpen, of dat deze alsdan als vervallen kunnen worden beschouwd? De Voorzitter bedoelt niet anders dan het verschil tusschen dc beide voorstellen te doen uitmaken. Hij beschouwt punt 1 met het voorstel der raadsleden in verband le staan en heeft gemeend zich daarnaar te moeten gedragen. Wanneer nu punt 1 wordt afgestemd, dan is het eigenaardig dat de verdere punten niet worden behandeld en daarvoor het voorstel der raadsleden in de plaats treedt. Hij vraagt vervolgens of ook nog het woord wordt verlangd. De heer Sliringar wenscht de conclusie te hooren. De Voorzitter merkt op, dat men nog niet tot de behande ling van de conclusie is genaderd, maar dat de algemeene strek king aan de orde is. Nogmaals doet hij de vraag of over de algemeene strekking het woord wor«lt verlangd. Geen der leden daarop het woord vragende stelt de Voorzitter, na voorlezing daarvan, punt 1 der conclusie van 't voorstel van Burgemeester on Wethouders aan de orde. De heer van Eijsinga zegt, dat, nu de prealabele kwestie door dc gchoulene discussie genoegzaam is uitgemaakt, hij het fond van de zaak wenscht te bespreken en zijne gedach ten daaromtrent wil inefledeeleu, schoon de voorstellers van liet thans aau de orde gestolde voorstel niet in gebreke zullen blij ven hot toe te lichten. Het pro-advies of liever tegen-voorstcl van Burgemeester en Wethouders heeft op Spr. een pijnlijken indruk gemaakt; pijnlijk, omdat «le publieke meeuing, als zoude de bruggenkwestie niet met bijzonder veel opgewektheid door het gemeentebestuur ter harte genomen worden, nu wij weer eene zitting aan de bruggenkwestie gaan wijden, daaruit op nieuw voedsel zou kunnen putten. Wat is echter het geval? Het is een feit, zegt Spr., dat wij in een cirkel ronddraaijen. Wij zijn thans op hetzelfde punt, waar wij drie maanden geleden ook waren. Toen werd een voorstel van Burgemeester en Wethouders tot herstelling der brug verworpen. Thans wordt, even als of in de vergadering van 9 April U. niets is gesproken of voorgevallen weder een voorstel tot herstelling gedaan en tot intrekking van het raadsbesluit, waarbij de vernieuwing der brug was aangenomen. Ik behoef niet te zeggen hoe zoodanige handeling in eene parlementaire vergadering gekwalificeerd wordt. Er moeten dan wel dringende redenen bestaan waarom Burgemeester en Wethouders voorstellen terug te komen op een besluit, dat na rijp overleg, na ver werping van een voorstel van hun collegie met bijna algemeene stemmen, en dat wel van zeer recente dngteekening, is genomen. Toch schijnt de naaste aanleiding hierin te bestaan, dat op de van het collegie uitgegane aankondiging gcene aanbiedingen zijn ingekomen en nu laatstelijk de heer van der Tak zich heeft ver schoond van liet opmaken van een bestek en voorwaarden drukke bezigheden schijnen dien heer thans bemoeijingen te dezer zake te beletten. Maar, Mijnheer de Voorzitter! kan dat als een serieus argument gelden; omdat dé beer van der Tak weigert een bestek te maken moei men daarom besluiten tot het herstellen, het oplappen der brug? Is er dan geen ander des kundige, die een bestek kan maken van eene draaibrug van ge wone plaatijzer-constructie? Is er geen fabrikant in het land, die zoodanig werk zou willen uitvoeren? Dc onderstelling is te ongerijmd om er lang bij stil te staan. Stellig bestaat er geen verband hoegenaamd tusschen het terug treden van den heer van der Tak en het loslaten van het voorstel der vier leden, dat aanvankelijk algemeene goedkeuring* verwierf. Doch twee voorname gronden voeren Burgemeester en Wet houders in hun pro-advies aan, om de herstelling aannemelijk te maken lo. de herstelling zou minder kosten. Dat is een napleiten op eene afgedane zaak. De Raad wist zulks ook op 9 April 11., maar wenschte niet dc zuinigheid tc betrachten ten nadecle van de degelijkheid van het werk. Nu wijst de heer van der Tak wel, ora de degelijkheid van het werk tc betoogen, op voorbeel den, voorbeelden, die beter tc pas waren gekomen toen de kwestie van het herstellen of het vernieuwen nog uitgemaakt moest worden; toenmaals vergenoegde de heer van der Tak zich met een tcekenen voor gezienvan een rapport van den heer van Grieken, maar de vraag blijft, of de gevallen, geciteerd dooi den heer van der Tak, die de Vrouwenpoortbrug, nadat dc uit einden uit het water zijn opgehaald, niet heeft gezien, gelijk zijn GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 14 Julij 1870. 97 te stellen met eene breuk als de onderwerpelijke, of de toestand hier en déiir dezelfde was. Ook wijzen Burgemeester en Wet houders op de herstellingen aan de Vcrlaats- en Noorderbruggen, maar evenmin gaat die vergelijking op cn geenerlei gevolgtrek kingen zijn daaruit af te leiden. 2o. Wordt gewezen op het spoedeischende van de zaak. Ook ik, zegt Spr., ben voor eene spoedige afdoening, maar al weder niet ten koste van de deugdelijkheid. Ik vertrouw, dat dat argument bij den Raad niet zal wegen. Ik zie daarin een intimidatie-stelsel: herstelling van «Ie oude brug, anders komt er dit jaar niets tot stand. Die voorstelling is onjuist. Waarop toch komt het verschil van tijd neer? Op één, hoogstens twee maand. Spreekt men van spoed, laten wij althans niet een paar maand nog beraadslagen. Waarlijk, met een aannemelijk bestek had eene nieuwe brug op de eene of andere inrigting reeds een heel eind gevorderd kunnen zijn. Ik resumeer, Mijnheer de Voorzitter! „Het terugkomen op het besluit van 9 April 11. zou zijn volkomen ongemotiveerd. Open lijk verklaar ik hier, dat het geene houding heeft een besluit terug te nemen op gronden, die reeds eenmaal te ligt zijn be vonden; «1e Raad zou op die wijze zich geheel discrediteren. Ik moet blijven protesteren tegen eene dergelijke wijze van behan deling van zaken. De heer Westenberg verklaart in der tijd te hebben behoord tot de minderheid in de gecombineerde vergadering der bouw commissie met het collegie van Dagelijksch Bestuur, «lie eene herstelling der brug afraadde en eene nieuwe van plaatijzer vven- schelijk achtte. Wanueer ik nu, zegt Spr., het voorstel van Bur gemeester en Wethouders ondersteun, dan maak ik mij schijnbaar aan inconsequentie schuldig. Daarom wenschte ik ter zake cenige inlichtingen te verstrekken. In der lijd heb ik als motief voor het maken eener nieuwe brug aangevoerd, dat het rapport dei- deskundigen, waarbij herstelling der gebrokene werd in overwe ging gegeven, mij tc zwevend voorkwam. Steeds, zegt Spr., heb ik gezegd, dat er te weinig zekerheid werd gegeven dat de brug solied hersteld kan worden. Daarom «lurfde ik het voor stel der deskundigen niet aan te nemen. Nu evenwel op nieuw een deskundige gehoord is en deze pertinent de herstelling aan raadt, nu deze op voorbeelden wijst, zelfs op eene brug waai de voorgestelde herstellingen geheel onverpligt zijn aangebragt, en eindelijk, nu ik den slechten uitslag vau de oproeping- van fabrikanten tot inlevering van aanbiedingen heb gezien: nu ben ik tot nadenken gekomen en wensch ik thans te zeggen, «lat èn het minder kostbare der herstelling èn de mindere tijd daarvoor gevorder«l in mijn oordeel wijziging hebben gebragt en dat ik tengevolge daarvan het voorstel van Burgemeester en Wethou ders ondersteun, hoe noode ik er overigens ook toe overga, om van het eens genomen besluit terug te komen. De heer Wiersma. Ik behoef zeker aan U, Mijne Heeren niet mede te deelen dat- of te motiveren waarom ik zal stemmen tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde conclusie om ons voorstel te verwerpen. Met korte trekken wensch ik evenwel de gronden te ontvouwen, op welke ik U wil aanbevelen de conclusiën van Burgemeester en Wethouders te verwerpen, en ons voorstel met de wijzigingen, welke wij van plan zijn daarin te brengen, aan te nemen. Wanneer wij toch de zaak, zooals die in zijn geheel daar ligt, van nabij beschouwen, dan bemerken wij, «lat zij door het advies van Burgemeester en Wethouders een geheel ander aanzien heeft gekregeu. Ons voorstel toch was niet anders strekkende, «lan om eene wijze te bepalen, op welke het raadsbesluit van 9 April uitvoering zoude erlangen. Na den ongelnkkigen afloop der zoogenaamde prijsvraag, meenden wij niet. beter te kunnen doen, ten einde den kostbaren tijd niet nutteloos te versuipperen en niet nog een achtste maand te voegen bij de zeven, die zonder voldoende handeling zijn voorbijgegaan, dan om uls het ware een point de depart voor te stellen voor den te bewandelen weg. De fabrikanten zelve wilden geen plan cn bestek inleveren. Welnu een deskundige moest het doen en om hierover geen tijd te laten verloopcn, stelden wij ons voorstel, dat althans een bepaalden weg aanwees tegenover de meeuing van het dagelijksch bestuur, dat alleen een renvooi naar dat collegie wilde. Dat ons voor stel toen in handen gesteld is van Burgemeester en Wethouders in plaats var. nasuwelijks in den Jlaad behandeld te worden, in eene buitengewone vergadering, en «lat nu reeds weder drie kost bare weken voor handelen zijn verloren gegaan, het is onze schuld niet. Wij wilden alleen spoed bevorderen, anders niet wilde men eene andere wijze, goed, uls «lie maar werd voorge steld wilde men een ander deskundige «lan den heer van der lak, opperbest. Wij wezen alleen op den heer van der Tak als lid van «1c commissie Wij meenden dat de beleefdheid vor derde, den heer van der Tak niet te passeren. Wij wisten anders wel anderen te noemen, die even bekwaam zijn en ook genegen en bovendien minder ver afwonen; na de weigering van den keer van der Tak hebben wij ons ook tegen nieuwe ongevallen van dien aard gewapend en wanneer, zoo als ik hoop, de Raad in zijne bedoeling, om «le Vrouwenpoortbrug te vernieuwen en niet op te lappen constant zal blijven, hebben wij althans geene wei gering van den door ons voor te stellen deskundige tc vreezen. De conclusiën van Burgemeester en Wethouders geven echter cen geheel ander aanzien aan de zaak. Ilier is het niet de vraag hoe op de meest practische wijze te geraken tot dc uitvoering van het raadsbesluit van 9 April 11., maar het voorstel is alleen dat raadsbesluit weêr in to trekken en terug te komun op eene beslissing, die na eene lange en zaakrijke «liscussie met eene overgroote meerderheid van stemmen is genomen. Ik wil het gul weg bekennen Mijne Heeren ik ben een vijand van het terugkomen op een eens genomen besluit. Er is m. i. veel tegen te zeggen. Alleen wanneer lator blijkt, dat men zich bedro- gen heeft, of wanneer later opgekomen omstandigheden eene andere beslissing wmschelijk ranken, of eindelijk, wanneer de omstandigheden, «lie een besluit wettigden hebben op gehouden te bestaan, dan, maar ook dan alléén, wordt het intrekken van een eens genomen besluit m. i. voldoende gewettigd, aangezien een besluit behoort te worden genomen na behoorlijke overwegingen en discussiën. Aangezien aldus de practische wijze van uitvoering van een raadsbesluit hier nu niet «le vraag is, maar de handhaving of intrekking van het besluit van 9 April, zoo is liet wenschelijk, dat deze kwestie op den voorgrond geplaatst en het eerst beslist worde. In de eerste plaats rijst dus voor mij dc vraag, of eene her stelling is aan te bevelen boven eene nieuwe draaibrug. Ik be hoef hierover niet te spreken. Wij hebben hierover den 9 April te lang en tc degelijk van gevoelen gewisseld, dan dat ik U nogmaals wil herinneren wat toen gezegd is. In ieder geval niet niet eene kleine meerderheid werd tot het leggen eener nieuwe draaibrug besloten, maar bijna eenstemmig waren de le den van gevoelen, dat eene nieuwe brug moest worden gemaakt. Slechts één lid was met de meerderheid van het dagelijksch bestuur van een ander gevoelen. De eenige vraag kan «lus zijn Of er omstandigheden aan het licht zijn gekomen na dien tijd, die eene verandereie zienswijze van den Raad voldoende zoudeu motiveren Het eenige wat als zoodanig be staat is een in zekeren zin ongevraagd advies van den heer van der Tak. De heer Westenberg zegt, dat deze deskundige op nieuw ge hoord is, maar ik geloof, dat hij zich vergist, althans ik hoop het,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 2