98
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting vim Donderdag 14 Julij 1870.
want over de herstelling mogt de heer van der Tak niet ge
hoord worden, want het was een besluit dat die herstelling niet
zoude plaats hebbenhet advies van van der Tak is dus wel
ongevraagd. Met alle eerbied echter voor de capaciteiten van
dien architect moet ik toch verklaren, dat zijne houding in deze
zaak vreemd is te noemen. Ik herinner mij nog zeer goed, dat
het zoo voorzichtige rapport van den heer van Grieken, waarbij
de herstelling werd aangeraden, door de heeren van der Tak
en van Gelder voor gezien was geteekend. Ook was er oneenig-
heid tusschen de deskundigen over het al of niet noodzakelijke
van een nieuwen ligger. Ik zou mij al zeer moeten bedriegen
indien niet de heer van der Tak toen degene was, die vernieu
wing der liggers noodzakelijk achtte. In ieder geval, de op
merking is toen gemaakt, dat dat advies door den heer van der
Tak flaauw werd geappuijeerd. En nu ter elfder ure, nu reeds
verschillende stappen zijn gedaan tot verkrijging van eene nieuwe
plaatijzeren draaibrug, nu de heer van der Tak wordt uitge-
noodigt een plan en bestek daarvoor te maken, nu zegt
Z.Ed., dat kan ik niet doen, maar ik raad nogmaals de herstel
ling aan. Met het oog op die handelwijze zoude ik twee vra
gen kunnen doen, n.l. waarom heeft de heer van der Tak, toen
hij als lid der commissie van deskundigen in onze bruggenhistorie
werkzaam was, niet zijn gevoelen en alle zijne motiven ten beste
gegeven voor de herstelling der brug toen die herstelling aan
de orde was en zijn advies en dat van anderen de leiddraad
der behandeling? Maar ten tweede zoude ik kunnen vragen,
met welk regt of de heer van der Tak nogmaals aan het be
stuur dezer gemeente als het ware zijne vroegere zienswijze over
de herstelling opdringt, nadat de Raad zeer duidelijk heeft te
kennen gegeven die zienswijze niet te deelen, maar de voorkeur
te geven aan eene nieuwe brug Had nu de heer van der Tak
eens kunnen wijzen op ondervindingen opgedaan sedert April
maar het advies bevat niets als eene door voorbeelden ge
motiveerde verklaring, dat de herstelling eene voldoende
sterkte aan de gebrokene brug zal geven. En indien dit zoo is,
waarom hebben deskundigen zich in het rapport dan bepaald tot
de uitdrukkingen „dat zij wilden aannemen, dat, zoo al de niet
op nieuw gebroken liggers bij den val inwendig verzwakt zijn
die verzwakking niet van dien aard zal zijn, dat de veiligheid
er door in gevaar kan gebragt worden." Deze conelnsie vau het
rapport past in ieder geval niet bij de verzekeringen van de
soliditeit der herstelling nu door den heer van der Tak gegeven.
Maar al was dit alles waar, dan nog zijn daardoor niet de mo
tiven vervallen welke den Raad hebben gebragt tot het besluit
van 9 April. Over 't algemeen wilde men, al kostte eene nieuwe
brug meer geld, liever een afdoenden maatregel nemen, dan half
werk doen; en had zulk lapwerk nog eene kleine som gekost,
maar ƒ4000 is ook geene kleinigheid; wanneer de gemeente
zooveel moet uitgeven kan zij minstens vragen dat daarvoor geen
half werk en lapwerk worde verkregen. Nog een punt en dan
stap ik van den heer van der Tak, van deskundigen af. Te
vergeefs n. 1. heb ik mij zelf afgevraagd, waarom de herstel
ling der brug, die vroeger niet anders goed konde zijn dan bij
ondcrhandsche gunning, nu in eens volgens van der Tak wel bij
publieke aanbesteding kan geschieden. Is het karakter van pu
blieke aanbesteding in dien tijd soms veranderd Ik voor mij
verklaar rondweg, dat naar mijne meening deze veranderde
zienswijze niets is als eene kleine concessie om de her
stelling aannemelijk te maken en om diegene der Raadsle
den voor de herstelling te winnen, die uit beginsel zijn te
gen alle ondcrhandsche gunningen voor rekening der ge
meente, tenzij die wijze van handelen gebiedeud noodzakelijk is.
En nu is van twee dingen één ding waar: of de publieke
aanbesteding is hier onmogelijk en de ondcrhandsche gunning
weusehelijk, ja of neenEen tusschcnweg is niet mogelijk.. Zoo.
ja, dan is de publieke aanbesteding ook nu niet wenschelijk
zoo neen, dan kan er ook geen reden bestaan waarom die pu
blieke aanbesteding ook bij de andere bruggen niet was aan tc
bevelen en had de commissie ons op dat pad niet behoeven tc
brengen. Deze veranderde zienswijze kan ik niet oplossen en
wensch er niet verder over uit te weiden. Zelfs is de heer van
der Tak zoo vriendelijk nogmaals raad te geven omtrent de ver
pachting der bruggen.
Welke voldoende grond zoude er nu kunnen bestaan voor de
leden van den Raad, om op een eens na voldoende overwegin
gen genomen besluit terug te komen Het eenige wat nog zoude
kunnen wezen, dat wij »loor de weigering van den heer
van der Tak in verlegenheid waren gebragt en dat wij geen
deskundige kor.den vinden, die bekwaam en bereid is, om ons
spoedig en afdoende te-helpen. Maar daarom, Mijne Heeren I
wees gerust, behoeft gij niet op Uw besluit terug te komen.
Wanneer wij door eene mogelijke verwerping van de conclusie
van Burgemeester en Wethouders de wijzigingen in ons voorstel
zullen noemen, die de weigering van den heer van der Tak
noodzakelijk hebben gemaakt, dan weuschen wij U voortestellcn
het maken van een plan en bestek optcdragen op den voet als
wij dit bedoelden aan den heer J. Rouppe van der Voort, sectie
Ingenieur bij de maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwe
gen te Meppel, de ontwerper van de groote spoorbrug van Kui
lenburg, wiens bekwaamheid voor den hem op te dragen taak
boven allen twijfel verheven is en die zich aan ons officieus op
onze aanvrage bereid heeft verklaard, bij evèntuële opdragt door
den Raad, die opdragt aantcnemen en verder zich bereid ver
klaarde zonder buitengewone tegenspoeden in den tijd van drie
weken den hem optcdragen taak te vervullen.
Ziehier Mijne Ilccren! op welke gronden ik U gcrustelijk, maar
ernstig en dringend blijf aanbevelen de conclusie van Burge
meester en Wethouders niet aanteuemen, maar U te vercenigen
met on3 voorstel na verwerping dier conclusie. Met vertrouwen
raad ik U aan: Handhaaf Uw besluit van 9 April welks voor
gestelde intrekking m. i. niet voldoende is gemotiveerd en gij
zult mij zeker toestemmen, dat zoodanige intrekking zonder dege
lijke gronden niet is gewettigd.
Mogt ook al soms de tijd reeds gevorderd zijn, dit kan wel
aanleiding geven, om niet langer te dralen, maar doortastende
maatregelen tc nemen, nooit om ons weder te plaatsen in een
toestand voor den 9 April. Maar door lang te dralen wordt
wel de tijd korter en soms zoude iemand kunnen zeggen eene
nieuwe brug kan niet meer voor den winter, de herstelling wel.
Zoover zijn wij nu Godlof nog niet, maar wanneer wij niet oppas
sen komen wij zoo ver. Zoodanig motief echter zoude hij mij
evenmin iets gelden cn ik vraag U in gemoede Mijne Heeren f
wat zoude een verstandig en denkend onbevooroordeeld man
zeggen van een gemeentebestuur, dat een jaar noodig heeft, om
eene brug die gebroken is te herstellen en dan een vol jaar de
passage verbroken latende de oude stukken aan elkaar lapt en
geene nieuwe brug levert uit gebrek aan tijd?
De heer Bruinsma meent tegen het laatst door den heer
Wiersma aangevoerde te moeten opmerken, dat men in dat op-
zigt billijk moet wezen en dat men wel zal willen erkennen, dat
onderscheidene omstandigheden er toe hebben geleid, dat men
onniagtig was om de passage te herstellen. Het spreekt van
zelf, dat men dadelijk nadat de brug gebroken was niet tot het
nemen van maatregelen kon overgaan. Vooraf moesten daarover
deskundigen worden geraadpleegd. Neemt men nog in aanmer
king, dat ten tijde het ligten der gebrokene brug de winter is
ingevallen en deze daarop eene merkbare vertraging heeft uit
geoefend, dan gelooft Spr. te mogen zeggen, dat het gemeente
bestuur niet kan worden beschuldigd, dat het de zaak niet met
geuoegzamen spoed heeft aangepakt..
GEMEENTERAAD TE LEEUW ARDE]
Verder zegt Spr., dat de heer van Eijsinga bet terugkomen op
het besluit tot het leggen eener nieuwe brug ongemotiveerd
heeft genoemd. Ook Spr. is er een vijand van een eens geno
men besluit krachteloos te maken. Evenwel staat het ook bij
hem vast, dat het beter is half gekeerd, dan heel gedwaald. Vroe
ger heeft Spr. gestemd tegen het voorstel tot herstelling der ge
brokene brug. De redenen, die hem daartoe leidden bestaan
hierin, dat de commissie haar voorstel had gebaseerd zonder dat
zij wist, dat een der middcnliggers was gebrokendit kwam bij
het boven water halen der brug voor den dag en maakte nieuwe
voorzieningen wenschelijk. In de tweede plaats straalde toen
niet genoegzaam in het rapport door, dat de brug, na te zijn
hersteld, sterk genoeg zou wezen. Van daar, dat Spr. er toen
voor was, om eene nieuwe brug van plaatijzer to doen maken.
Nu evenwel, zegt Spr., zijn de zaken anders; nu hebben wij de
zekerheid, dat de brug op soliedc wijze zal kunnen worden her
steld daarvan hebben wij nu eene positive verklaring, in weer
wil ze niet gevraagd is. En nu de heer van der Tak durft
verklaren, dat de herstelde brug voldoende zekerheid aanbiedt,
nu stelt Spr. hem ook geheel voor de herstelling aansprakelijk
en komt hij liever van het genomen besluit terug, dan dat hij
den heer van der Tak andermaal op den achtergrond schuift.
De heer Rooseboom. Wat in het begin door den heer Bruin
sma is aangehaald, daarmede kan ik mij vereenigen. Ik geloof ook,
dat de schuld van de lange vertraging der herstelling niet aan
het gemeentebestuur, maar uitsluitend aan de gehoorde deskun
digen moet worden geweten. Met hetgeen de heer Bruinsma verder
heeft gezegd, daarmede stem ik niet in. Moeijelijk kan ik het mij ont
veinzen, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders mij min of
meer bevreemd heeft, maar nog meer verwondering heeft bij mij opge
wekt het ongevraagd advies van den heer van der Tak te dezer
zake, waarop het voorstel van Burgemeester en Wethouders groo-
tendecls steunt. Dit ongevraagd advies toch, op een' zoo onge
legen mogelijken tijd ingekomen, is van dien aard, dat men bij
het kennisnemen daarvan, naauwclijks kan gelooven, dat de stel
ler van hetzelve, dezelfde man is, die eenigen tijd van tc voren,
het officieel rapport van deskundigen, betreffende het breken dei-
draaibrug in deze gemeente, mede heeft geteekend. Het is wel
de moeite waard, dit ongevraagd advies eens nader te bekijken.
De heer van der Tak, nadat hij op de vragen van Burgemeester
en Wethouders een antwoord heeft gegeven, zegt daarin, dat het
hem voorkomt, dat het verkieslijk is de gebrokene brug te her
stellen, op de wijze door de commissie van deskundigen aanbe
volen, boven het maken eener nieuwe brug, op grond dat daar
door tijd en geld zoude worden gespaard. Vreesde men, dat
de gebroken liggers onziglbare breuken hadden, zoo zoude men
zc door nieuwe moeten vervangen en vervolgens handelen
zooals door de commissie was voorgeschreven. Ten bewijze,
dat men dan verzekerd kan zijn, eene solide brug te be
zitten, haalt de heer van der Tak aan eene brug in den Rijn
spoorweg bij Nieuwersluis, die gebroken was en op dezelfde wijze
hersteldeene brug in den Rijnspoorweg bij Rotterdam, die
evenwel niet gebroken is, maar waarvan de hoofdbestanddeelen
van gegoten ijzer zijn vervaardigd, vervolgens eene brug te Rot
terdam over de Leuvehaven volgens dezelfde constructie vervaar
digd. Wat het eerste geval betreft, hoewel men niet moet
vergeten, dat hier slechts twee liggers zijn gebroken, zoo zou
men, om het geval juist te kuuncn beoordeelcn, moeten weten,
welke neven eonsideratiën wclligt geleid hebben tot het besluit
om tc herstellen cn blijkt het uit de woorden van heer van der
Tak, dat vele deskundigen er tegen hebben geadviseerd. Wat
de twee andere bruggen aangaat, die niet zijn hersteld,
maar grootendeels in gegoten ijzer zijn vervaardigd, hieromtrent
bestaat werkelijk verschil van gevoelen tusschen de- deskundigen,
Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesciie Courant.
H. Zitting van Donderdag 14 Julij 1870. 99
hoewel het eene onloochenbare waarheid is, dat de meeste des
kundigen bezwaren zien in het aanwenden van gegoten ijzer voor
den bruggenbouw, getuige de omstandigheid, dat de liggers van
verreweg de meeste draaibruggen van plaatijzer worden gemaakt.
In dit geval wil ik echter den lieer van der Tak, ongevraagd
adviseur, weerleggen met den heer van der Tak, lid der com
missie vau deskundigen. In 't rapport der commissie lees ik op
de laatste bladzijde: „doch toij twijfelen niet of men zal na de
ondervinding daarvoor thans opgedaan zich ook hier in 't vervolg
wel wachten en hij den houw van bruggen dit materiaal {n.l. gego
ten ijzerals hoofdbestanddeel wel achterwege laten."
Dit zal dunkt mij voldoende zijn. Ons rest dus nu slechts
net eerste geval; die brug bestaat nog steeds; ot zij in het ge
bruik goed voldoet is overigens nog de vraag. Dit is echter
zeker, dat de Rijnspoorweg-maatschappij, die deze herstelling
heeft doen uitvoeren tegen het advies van verschillende deskun
digen, wel zorg zal hebben gedragen daarmede hare eigen be
kwaamste werklieden le belasten, cn het voortdurend toezigt op
te dragen aan een ingenieur of opzigter van wien zij de over
tuiging bezat, dat hij geheel voor deze taak berekend was. Op
deze wijze de herstelling hier uit te voeren is eene onmogelijk
heid. Dit brengt mij als van zelf tot een ander punt. Indien
het voorstel van Burgemeester en Wethouders in dien geest
luide, om de herstelling op te dragen aan een bekwaam fabri
kant, zou ik voor mij van oordeel zijn, hoewel ik steeds eene
nieuwe brug verreweg zou prefereren, dat er geene vrees behoefde
te bestaan voor de soliditeit en duurzaamheid eener herstelde
brug. De heer van der Tak en de twee andere deskundigen
zijn in bun rapport mede van oordeel, dat eene publieke aanbe
steding in dit geval niet is aan tc bevelen. Zij zeggen daar
omtrent het volgende: „Eene openbare aanbesteding ten sterkste
te ontradendaar een aannemer meer zijne eigene jinantièle belan
gen op het oog heeftdan het belang der gemeentedat de meest
deugdelijke behandeling vereischt. Vooral dient dit in het onder
havig geval begrepen te worden, want de herstellingen en het aan
brengen van voorzieningenwil men althans van eene goede uitkomst
verzekerd zijn, dienen met de meest mogelijke naauwlettende zorg te
geschieden"
„De heer van der Tak zegt in zijn tweede advies „Thans,
nu de herstelling aan de Verlaats- of Noordet bruggen kan worden
gezien, zou ik er geen bezwaar tegen hebben eene zoodanige herstel
ling in het openbaar aan te besteden."
Kan men nu in ernst aannemen, dat door het zien van de
beide andere bruggen een aannemer er toe gebragt zal worden
het belang der gemeente meer in het oog te houden dan zijn
eigen, of dat hij door het zien van die herstelling, waaobij het
uiterlijk volstrekt r.iet in aanmerking komt, maar alleen de
naauwkeurige behandeling tijdens de bewerking, waarvan hij niets
meer kan zien, meerdere zorg aan zijn werk zal besteden Voor
waar, het heeft er allen schijn van, dat de heer van der Tak,
of vergeten heeft wat hij vroeger heeft gezegd, of dat hij bij zijn
tweede advies de zaak niet genoeg heeft doordacht. In allen
gevalle zal een ieder het met mij eens zijn, dat de waarde van
dit tweede advies, door deze omstandigheid niet wordt verhoogd
een advies, dat naar mijne bescheidene mccning alléén dient de
behandeling der zaak te compliceren. Zooals ik reeds zcide,
zoude ik bij onderhandsche gunning mij desnoods kunnen \er-
eenigen met eene herstelling van de brug, altijd in 't geval, dat
het bij mij uitgemaakt was, dat werkelijk het verschil in de
kosten belangrijk is. Dit pur.t is in de raadsvergadering waarin
tot het maken der nieuwe brug is besloteu breedvoerig behandeld.
Toen had men echter geen stellig advies of het noodig was de
brugliggeis te vernieuwen thans zegt de heer van der Tak, en
ik deel die opinie geheel, dat het weuschelijk zal zijn daartoe*
29