122
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 8 September 1870.
meent, kan dit ook zeer goed, zonder nog een misstand te weeg te
brengen de daarstelling van een dergelijk gebou\y behoort naar
zijn oordeel volstrekt niet tot de onmogelijkheden.
Spr. vestigt de aandacht op de som, die door den architect
voor het bouwen van een huis, geschikt voor brugwachterswoning
en tevens door nog een ander gezin te gebruiken, wordt geraamd
hij heeft die raming met twee andere personen, mannen van het
vak, nagegaan en is het hem gebleken, dat die raming, zooals
trouwens met alle begrootingen van den architect't geval is, juist
is te noemen. Maar Spr. moet echter opmerken, dat onder die
raming niet zijn begrepen de kosten van verwen en behangen,
zoodat hij meent te mogen aannemen, dat het te stichten gebouw
in geen geval minder dan f 9000 zal moeten kosten. Volgens
den architect zou men voor het te verhuren gedeelte een huur
van ƒ375 ii 400.,, kunnen genieten. Spr. vindt dit eene schrale
rente van een kapitaal groot ƒ9000.,,.
Ook het andere plan, om het gebouw door een particulier te
doen stichten en zich dan daarin eene woning voor den brug
wachter te reserveren tegen een huur van /52.,„ komt Spr. niet
aannemelijk voor. Naar zijn oordeel zal er wel niemand gevon
den worden, die het beste gedeelte van het huis tegen een wc-
kelykschen huur van l.„ zou willen afstaan. Maar, al neemt
men aan, dat dit niet zoo is, dan nog zou Spr. er aan twijfelen,
of een particulier een kapitaal van J 9000 zou willen steken in
ccn huis, waarvoor hij, om het hoogst bedrag te nemen, 400.,,
huur kan genieten, plus de /"52.„ door de gemeente als huur
voor de brugwachterswoning te betalen. Op zijn mooist zou hij
dan van ccn kapitaal van 9000,, een huur van ƒ452 trekken.
Spr. is overtuigd, dat men geen particulier zal aantreffen, die zich
met dergelijke geldbelegging wil inlaten.
Maar nu rijst er voor Spr. de vraag, of, waar men van het
bouwen door particulieren moet afzien, de gemeente dan de
zaak moet tot stand brengen. Hij voor zich gelooft, dat de
finanticle toestand der gemeente niet toelaat, om zich aan dus
danige speculatie te wagen. Naar zijn inzien is er voor het
oogenblik te veel voor bet mes, voornamelijk wat het vernieuwen
van bruggen etc. aangaat, dan dat de gemeente zich met onnoodige
zaken mag inlaten, en is het op grond daarvan, dat hij zich
tegen het voorstel moet verklaren.
De heer Westenberg gelooft, dat het denkbeeld van den
heer Wiersma, om eene eenvoudige brugwachterswoning te stichten,
welk denkbeeld door dien Spr. ook niet genoeg is uitgewerkt,
in de gegeven omstandigheden moeijelijk kan opgaan. Wanneer
toch, zegt Spr., de gemeente voor particulieren conditiën stelt hoeda
nig zij bchooren te bouwen, speciaal dat de hoekperceelcn ronde
hoeken moeten hebben en verder, dat de gebouwen tot eene
bepaalde hoogte moeten worden opgetrokken, dan gaat 't niet
goed, dat de gemeente bij het eerste het beste gebouw, dut
door haar op de ter bebouwing uitgegeven terreinen wordt ge
sticht, van die conditiën afwijkt.
Het andere denkbeeld van den heer Wiersma kan Spr. beter
tot het zijne maken. Ook iu de commissie voor openbare wer
ken heeft Spr. er zich tegen verklaard, dat de gemeente hier
een gebouw stichtc. Hij bad liever een anderen weg gevolgd
en gaarne den grond tegen eene kleinigheid of wel geheel gratis
willen afslaan, mits een gedeelte van het te stichten gebouw
aan de gemeente voor brugwachterswoning werd afgestaan. Op
die wijze had men niets met huur of verhuur te maken.
De heer Wiersma kan toegeven, dat hij zoo straks niet heeft
uitgeweid over de te stichten brugwachterswoning, doch hij moet
er bij verklaren, dat hij de noodzakelijkheid daarvan niet inziet.
Hij althans kan zich niet begrijpen, waarom eene brugwachters
woning niet even goed ah eenig ander perceel met een ronden
hoek zou kunnen worden gemaakt, en evenmin, dat die woning
niet tot op de bepaalde hoogte is op te trekken. Men zou
eenvoudig een huis met eene bovenkamer kunnen maken; terwijl
de binnenbetimmering, waarop het in den regel het meest aan
komt, zou kunnen worden ingerigt overeenkomstig de eischen
eener brugwachterswoning. Spr. ziet niet het minste bezwaar,
dat men, wat het uiterlijke betreft, liier niet de conditiën van
bouwing zou kunnen volgen.
De kwestie is echter hoofdzakelijk hierin gelegendat
men meer terrein wenscht te nemen dan tot het stichten
eener brugwachterswoning bcnoodigd is, en op dat terrein
een gebouw te plaatsendat voor een gedeelte tot brug
wachterswoning bestemd, voor een ander gedeelte verhuurd zal
worden. Deze wijze van handelen komt Spr. min practisch
voor. Men vcrlieze toch vooral niet uit het oog, dat juist de
hoek, het beste gedeelte van het perceel, tot brugwachterswoning
moet worden ingerigt en dat het andere gedeelte ten gevolge
daarvan aanmerkelijk in waarde daalt. Spr. acht het 't meest
practisch eene afzonderlijke brugwuchterswoning te stichten; op
welke wijze deze zal worden ingericht: dit dient men nader te
bepalen.
De heer Dirks brengt onder de aandacht, dat er hier ver
schillende punten voorhanden zijn, die men wel in aanmerking
moet nemen. Het zij hoe het zij, er moet eene brugwachters-
woning wezen, en dat deze op den hoek van het terrein moet
worden gesticht is eveneens een feit. Maar nu is in de condi
tiën opgenomen de bepaling, dat de te stichten gebouwen eene
hoogte moeten hebben van negen meters, zoomede, dat de op
hoekperceelcn te stichten gebouwen aan den hoek rond moeten
zijn. Er moet alzoo wezen een gebouw van minstens negen
meters hoogte met een rondeu hoek. Nu is de kwestie wie
zoodanig gebouw zal stichten. Doet een particulier het cn ver
huurt deze een gedeelte voor brugwachterswoning aan de ge
meente, dan geraakt men alligt in moeijelijkhcden, omdat de
huur toch in ieder geval wel voor een bepaalden tijd zal moeten
worden aangegaan. Rouwt daarentegen de gemeente en verkoopt
men het overige gedeelte van het gebouw, dan is het te voor
zien, dat cr in vervolg van tijd kwestie zal ontstaan over liet
onderhoud. Om deze redenen heeft men het 't best geoordeeld
voor rekening der gemeente een gebouw te stichten en het daar
van niet benoodigd gedeelte te verhuren; dan is ze het meest
zeker, dat ze de zaak geheel in de hand heeft.
Wat betreft de kosten door den heer Wiersma aangehaald,
Spr. gelooft, dat die Spr. wel wat een grooten sprong heeft
gemaakt, om zoo in eens de raming van den architect tot op
f 9000 te verhoogen. Het gaat bovendien niet wel op, hier
de waarde van den grond in berekening te brengen; naar Spr.'s
oordeel valt deze weg, omdat cr eene brugwachterswoning moet
wezen. Hij gelooft verder, dat een intrek op dien stand mins
tens een huur van 400 zal kunnen opbrengen, aangezien het
een zeer gezochte stand is en men er. een riant uitzigt heeft.
Overigens moet Spr. nog opmerken, dat, wanneer men er
toe overging, om eene brugwachterswoning te huren of te koo-
pen, de berekening van 52 huur geen steek zal kunnen hou
den en dat men dan in ieder geval wel 100 zal mogen rekenen,
alzoo komt men in dat geval, met den huur van het intrek, al
op ƒ500.
Spr. wijst er voorts op, dat de heer Wiersma in het laatst
door hem gesprokene heeft toegestemd, dat het voor de gemeente
geraden is do brugwachterswoning te stichten cn een gedeelte
ar van te verhuren; terwijl hij aanvankelijk alleen over het
bouwen eener brugwachterswoniug heeft gesproken.
Ten slotte geeft Spr. als zijn gevoelen te kennen, dat het
bouwen eener huizinge, op de wijze als bedoeld in bet voorstel
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 8 September 1870.
123
van Burgemeeetcr en Wethouders, eene geldbelegging is, die de
gemeente gerust mag volgen.
De heer Wiersma met verlof van de vergadering voor de
derde maal hot woord voerende wenscht op te merken, dat
de door hem genoemde som van 9000 wel niet veel te hoog
zal wezen, als men er op let, dat de architect, wiens bcgrooting
7500 bedraagt, het verwen en behangen heeft buiten aanmer
king gelaten. Allerminst kan Spr. zich vereenigen met dc be
wering van den heer Dirks, dat hier de waarde van den grond
buiten berekening kan worden gelaten naar Spr.'s opinie is bet
niet het zelfde, of de stad de grond koopt of op eigen grond
bouwt. Bouwt ze niet, dan kan de grond verkocht worden cn
dan zal hij toch wel behoorlijk geld opbrengen.
Spr. wil toegeven, dat men voor huur der brugwachterswonir.g
ƒ100 moet rekenen; ook wil bij aannemen, dat het intrek 400
huur zal kunnen doen doch dan nog krijgt men eene rente
van niet meer dan 5j/, pet., cn alzoo veel te weinig voor eene
behoorlijke speculatie. Iu de eerste jaren moge zij ah voldoende
te beschouwen zijn, maar dan, wanneer de termijn van vrijdom
van grondbelasting expireert, is zc veel te gering.
Wat bet laatstelijk door den heer Dirks aangehaalde betreft,
Spr. is van oordcel, dat die geachte Spr. zich vergist, althans
hij meent zich tc herinneren, dat hij heeft gezegd, om het aan
latere zorg over te laten hoedanig de brugwachterswoning met
de bepalingen der bouwconditicn is in overeenstemming tc
brengen. Misschien is er nog wel een ander middel, om deze
zaak lot klaarheid te brengen, daar het volstrekt geen vercischtc
is, om de brugwachterswoning zoo heel klein tc maken. In-
tusschen blijft Spr. volharden, dat eene brugwachterswoning niet
zoo verbazend veel behoeft te kosten, al worde ze ook overeen
komstig de bouwvoorwaarden ingerigt, daar deze alleen de bui-
teubetitnmering betreffen terwijl het in ieder geval eene kwestie
van latere zorg blijft. Spr. heeft alleen de wijze willen aange
ven hoedanig ze zou kunnen worden ingerigt. Hij is er voor
niet meer te bebouwen dan volstrekt noodig is cn het overige
aan particuliere exploitatie over te laten. Nimmer zal men
van het tc vertimmeren kapitaal eene matige rente kunnen hou
den, omdat door dc brugwachterswoning de waarde van het
overig gedeelte van het perceel wordt verminderd.
Dc heer Bruinsma deelt het gevoelen van de heeren Wes
tenberg cn Dirks. Ook Spr. wenscht cr den heer Wiersma op
te wijzen, dat er eene brugwachterswoning moet komen. En
wanneer men nu het plan van den Leer Wiersma volgt en die
woning met 2 of 3 verdiepingen inrigt, dan zou Spr. wenschen
te vragen hoeveel zoodanige woning zou moeten kosten Spr.
wijst cr verder op, dat dc ovcrigo door de gemeente gestichte
brugwachterswoningen 24 ii 25 honderd gulden hebben gekost
deze zijn allen slechts van eene verdieping. Men mag dus naar
die verhouding gerust aannemen, dat dergelijke woning bij de
Prins Hendriksbrug wel 4 ii 5 duizend gulden zal moeten kos
ten. Wanneer nu Spr. in aanmerking neemt, dat de gemeente
in ieder geval eene zoodanige woning zal moeten stichten, dan
komt het hem meer verkieslijk voor het plan van Burgemeester
en Wethouders tc volgen, al zij het ook, dat de uitvoering
daarvan op ƒ9000 te staan komt, ofschoon Spr. van oordeel
is, dat, met het oog op de begrooting van den architect, zelfs met
toevoeging der waarde van den grond, het te stichten huis niet
racer dan ƒ8000 zal behoeven te kosten.
Naar Spr.'s gevoelen verdient het voorstel van Burgemeester
-| cn Wethouders aanbevelingterwijl het eene zaak van latere
zorg is, op hoedanige wijze men de woning wenscht te bouwen.
De Voorzitter acht het niet ongepast er op te wijzen, dat
bij het voorstel van niet9 anders sprake is, dan van de hoe
grootheid van den grond, dien men voorloopig onverkocht wenscht
te laten. De besprekingen hebben echter eene veel verdere
strekking. Men treedt in berekeningen van kosten van gebou
wen van 2 a 3 verdiepingen, doch daaromtrent kan hier nog
geen sprake zijn. De zaak over het te bouwen huis zal hier
later ter tafel komen, daar Burgemeester cn Wethouders niet
tot de aanbesteding daarvan kunnen overgaan, voor en aleer
de Raad daarover een definitief besluit hebbc genomen. Het geldt
echter voor 'toogenblik alleen dc vraag hoeveel grond of er zal worden
verkocht. Burgemeester cn Wethouders stellen slechts voor een
zeker gedeelte voor het stichten eener brugwachterswoning te
reserveren terwijl, wanneer het later blijkt, dat die grond niet
geheel benoodigd is, de Raad nog altijd dc bevoegdheid heeft,
om over dit meerdere naar eigen inzigten te beschikken. Spr.
geelt daarom in overweging zich bij de verdere discussiën bij
dc aan de orde zijnde zaak te bepolcn.
Dc heer (iorter zegt, dat dc Voorzitter hem in zeker opzigt
is voorgekomen. Hij was ook van plan als zijn denkbeeld uit
te spreken, dat het hier alleen den verkoop van den grond
geldt. De gemeente reserveert zicht hier een stuk grond maar
omtrent het daarop te stichten gebouw kan eerst bij de behan
deling der gemeentebegrooting sprake zijn.
Dc heer Westenberg verklaart bet met de zienswijze van den
Voorzitter eens te zijn doch zou gaarne worden ingelicht, of,
wanneer dc gemeente zich den in het voorstel bedoelden grond
reserveert, cn er, in strijd met het idee van Burgemeester en
Wethouders, alleen eene woning voor den brugwachter wordt ge
slicht, dc overschietende grond dan groot genoeg zal zijn, om
daarop een ander gebouw te stichten.
De Voorzitter kan moeijelijk de gedane vraag zoo aanstonds
beantwoorden. Wel durft Spr. het er voor te houden, dat, wan
neer cr ccnc woning komt zooals hij zich die voorstelt, er dan
ruimte genoeg zal overblijven; maar, om nu een juist antwoord te
geven, wijl men nog niet weel hoe groot de brugwachterswoning
zal worden, is Spr. niet mogelijk.
Hierna wordt dc conclusie van het voorstel in rondvras-g ge-
bragt cn roet 13 tegen 4 stemmen, die van de hecrcn Suriugar,
Wiersma, Brunger cn Westenberg, aangenomen, zoodat is besloten
Burgemeester cn Wethouders tc raagtigen, om ten behoeve
van het terrein, bedoeld bij raadsbesluit dd. 25 Mei jl., no. 2
bestemd voor eene brugwachterswoniug of een gebouw waarin
die brugwachterswoning zal worden aangebragt, onverkocht te
laten eene oppcrvlakto grond ter breedte van ongeveer 12 meter
cn ter diepte van 6.80 meter, gelegen aan den zuidoosthoek
der Prins Hendrikstraat alhier.
10. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge
meester en Wethouders, tot het bepalen eener som, die aau de
eigenaren van de bij koninklijk besluit van 11 Junij jl., No. 23,
ter onteigening aangewezen pcrceelen zal worden aangeboden.
De Voorzitter, 't noodig achtende de vergadering voor een
oogenblik tc schorsen, heft dc openbare zitting tijdelijk op.
Na heropening der vergadering tot onmiddellijke behandeling
dezer zaak besloten zijnde, wordt, buiten discussiën cn hoofde
lijke omvraag, de conclusie van het voorstel aangenomen, zoodat,
voor zoover noodig, voorbcboudens goedkeuring van beeren Gede
puteerde Staten van Friesland, is besloten:
Burgemeester en Wethouders dezer gemeente te magtigen, om
aan de eigenaren van de bij koninklijk besluit van 11 Junij jl.,
No. 23, ter onteigening aangewezen eigendommen, op grond van
art. 17 der wet van 28 Augustus 1S51 [Staatsblad No. 125]
aantebieden een bedrag van ƒ5500 voor den eigendom van de
perceelen ten kadaster bekend, gemeente Leeuwarden, sectie B
Nos. 1347 en 1346, vrij van alle lasten en regtcn op dien
eigendom klevende.